Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Mestbeleid

woensdag 26 maart 2014 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een algemeen overleg met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken   

Onderwerp:   Mestbeleid

Kamerstuk:    33 037

Datum:            26 maart 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. 2014 is het Europese jaar voor de gezinslandbouw. De ChristenUnie draagt gezinsbedrijven een warm hart toe en wil dat deze bedrijven in Nederland een goed toekomstperspectief hebben. Vandaar ook onze inzet voor de jongeboerenregeling. Boeren en hun opvolgers hebben echter vooral baat bij een helder beleid van de overheid op basis waarvan ze beslissingen kunnen nemen over hun bedrijf en investeringen kunnen doen voor de langere termijn. Mijn fractie vindt het dan ook van groot belang dat de sector duidelijkheid krijgt op een aantal dossiers.

In de afgelopen tijd hebben we een aantal maatregelen genomen om te borgen dat het nationale fosfaatproductieplafond niet wordt overschreden, onder andere het stelsel voor verplichte mestverwerking. In de afgelopen jaren zijn we onder het plafond gebleven. Het lijkt er echter op dat de Europese Commissie onvoldoende vertrouwen heeft in onze aanpak. We krijgen weliswaar een nieuwe derogatie, waarmee we uiteraard erg blij zijn, maar deze derogatie wordt aangescherpt voor de kwetsbare zand- en lössgebieden. Daarnaast stelt de Commissie een aantal keiharde voorwaarden, waaronder het vasthouden aan de varkens- en pluimveerechten. Hiermee wordt de zaak behoorlijk op scherp gezet. Het lijkt "slikken of stikken". Mijn fractie is kritisch op het onderhandelingsresultaat en vooral op de gestelde voorwaarden, maar we hechten zeer aan de derogatie. Als we de derogatie niet krijgen, zullen de gevolgen desastreus zijn. Ik vraag de staatssecretaris dan ook hoeveel ruimte ze nog heeft om te onderhandelen over andere middelen om het doel te halen, dat wil zeggen onder het fosfaatplafond blijven. Is er nog ruimte?

Hoe verhoudt de Europese eis van het behoud van de dierrechten, wat uiteindelijk een middel is, zich tot het principe van subsidiariteit? Het was de bedoeling om de dierrechten in overleg met de Tweede Kamer af te schaffen, zodra er evenwicht op de mestmarkt zou zijn. Daarover is een amendement van ChristenUnie en D66 aangenomen. Is het niet aan Nederland zelf om maatregelen te nemen om het mestprobleem aan te pakken? Waarom wil de Europese Commissie dat de Kamer kiest voor het behoud van dierrechten, terwijl deze eis niet aan andere landen wordt opgelegd? Wat gebeurt er na 2017, als de derogatie afloopt?

Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om de invoering van de voorwaarde van 80% grasland te temporiseren? Boeren zijn bij het bepalen van hun bouwplan immers uitgegaan van 70% grasland en inmiddels zitten we bijna in april. Krijgen deze boeren nu geen derogatie? Wat zijn de consequenties van de eis van 7% fysieke controles? Is deze eis volgens de staatssecretaris haalbaar? Door de lagere derogatie in vijf belangrijke provincies zal het nog moeilijker worden om evenwicht op de mestmarkt te realiseren. Kan de staatssecretaris in kaart brengen hoeveel bedrijven hierdoor geraakt worden en hoeveel minder mestfosfaat afgezet kan worden? Dat hoeft uiteraard niet vandaag, maar hopelijk wel op korte termijn, nog voor het VAO. Wat betekent het voor de kringloopgedachte dat boeren gedwongen worden meer kunstmest te gebruiken?

Dierrechten zijn in het verleden een kostbare investering geweest voor varkens- en pluimveehouders, waardoor ze geen andere investeringen hebben kunnen doen. Mijn fractie stuurt het liefst op basis van heldere ruimtelijke ordening-, kwaliteits-, milieu- en dierenwelzijnseisen. Dit streven naar duurzaamheid staat op gespannen voet met het behoud van dierrechten. Ik ken bijvoorbeeld een pluimveehouder die een zeer duurzaam stalconcept wil realiseren, maar in zijn businessmodel geen rekening heeft gehouden met dierrechten. Enerzijds willen we ruimte bieden aan die nieuwe stalconcepten, maar anderzijds vinden we dat er eerst een evenwicht op de mestmarkt moet zijn voordat de dierrechten afgeschaft worden. Ziet de staatssecretaris dit spanningsveld ook en op welke manier gaat ze hiermee om?

De ChristenUnie heeft steeds gezegd dat we de dierrechten willen afschaffen, zodra er evenwicht op de mestmarkt is. Dan moet het niet zo zijn dat we dan nog op een besluit uit Brussel moeten wachten. Kunnen we de ontwikkelingen op de mestmarkt jaarlijks monitoren en deze in Brussel onder de aandacht brengen? Is die ruimte er? Is het volgens de staatssecretaris reëel om vier jaar lang vast te houden aan afspraken die nu gemaakt worden op basis van de huidige situatie, terwijl de situatie over twee jaar wellicht heel anders is?

Ik kan me grotendeels vinden in de maatregelen uit het vijfde actieprogramma, zoals het bovengronds aanwenden van mest en de stuifbestrijding. Ik mis echter de terugkoppeling van mijn aangenomen motie over een passende stikstofnorm voor luzerne. Zeker op kleigronden is er ruimte voor meer stikstofgebruik. Heeft de staatssecretaris dit punt ingebracht in de onderhandelingen over het vijfde actieprogramma? Wat heeft dit opgeleverd?

De ChristenUnie is kritisch over het opgangkomen van de mestverwerking, een cruciale voorwaarde om aan de mestverwerkingsplicht te kunnen voldoen. Het nieuwe stelsel voor verplichte mestverwerking kan een goed alternatief zijn voor het stelsel van dierrechten en de melkquota. Het zou bedrijven de ruimte geven om beperkt te groeien. Tot nu toe blijken bestaande mestverwerkingsinitiatieven echter weinig rendabel en lijkt het duurder te worden om mest te exporteren. De inzet van mijn fractie is helder. Het bestaande mestoverschot moet worden weggewerkt voordat we kunnen spreken over uitbreiding. Ook de overheid moet zich hiervoor inzetten door de vergunningverlening aan te pakken. Het PBL en de WUR concluderen dat er ook zonder productie-uitbreiding een mestoverschot is na 2015. We moeten dus echt aan de bak. Als de mestverwerkingscapaciteit niet wordt uitgebreid, zit de sector op slot. Kan de staatssecretaris aangeven hoe ze dit ziet? Hoe staat het met de mestverwerking? Is de staatssecretaris van mening dat de sector die voldoende oppakt? Welke concrete resultaten heeft de versnelling van de vergunningverlening opgeleverd? We praten hierover immers al heel lang. Kan de staatssecretaris aangeven op welke manier de driepartijenovereenkomst van mestverwerking in de praktijk werkt, als er vier of meer partijen bij betrokken zijn? Dit levert in de praktijk namelijk nog veel onduidelijkheid op.

Ik wil nog wat zeggen over de melkveehouderij. Ook het koeiendebat van collega Smaling is immers aan de agenda van dit AO toegevoegd. Ik kan hierover duidelijk zijn. Mijn fractie wil de trend naar minder grondgebondenheid ook in de melkveesector keren. Ik ben niet zozeer bang voor een koeienexplosie, maar ik zie wel dat er maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat de melkveesector dezelfde kant opgaat als de intensieve sectoren. Ik ben dan ook blij met de voorstellen van LTO en de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) om bedrijfsuitbreidingen grondgebonden te laten plaatsvinden. Dat wil zeggen dat de extra mest op eigen grond moet worden afgezet en dat het ruwvoer van het eigen bedrijf of uit de nabije omgeving moet komen. LTO en NZO gaan hiermee een stapje verder dan de staatssecretaris. Is ze bereid om dit uitgangspunt te omarmen? Van belang is dat het principe van grondgebondenheid goed wordt uitgewerkt op een wijze die rechtdoet aan de regionale situatie. Mijn fractie kiest dan ook voor een regionale invulling en niet voor nationale normen die niet overal passen. Graag hoor ik ook wat de gevolgen voor de grondprijs zijn van het plan van LTO en NZO. Heeft het ministerie hiernaar berekeningen laten uitvoeren?

Tot slot wil ik het hebben over de fraudebestrijding. De staatssecretaris is van plan om stevige maatregelen te nemen om fraudebestrijding bij mesttransport en -verwerking mogelijk te maken. Eerlijk gezegd ben ik enorm geschrokken van de grootschaligheid van de fraude. Ik zie in dat een goede fraudeaanpak cruciaal is voor het doen slagen van de mestverwerking, maar ik zie ook dat sommige maatregelen een forse lastenverzwaring met zich meebrengen. Het mooiste zou zijn als de sector zelf met een goed verbeterplan komt dat op voldoende draagvlak kan rekenen. Hoeveel tijd heeft de staatssecretaris de sector hiervoor gegeven? Vindt er ook nog overleg plaats over alternatieve maatregelen?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Carla Dik

« Terug

Archief > 2014 > maart