Inbreng schriftelijk overleg Gert-Jan Segers tbv evaluatie Wet bewaarplicht telecommunicatie- en internetgegevens

donderdag 27 maart 2014 00:00

Inbreng schriftelijk overleg van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie ten behoeve van een evaluatie van de Wet bewaarplicht telecommunicatie- en internetgegevens

Onderwerp:   Evaluatie van de Wet bewaarplicht telecommunicatie- en internetgegevens

Kamerstuk:    33 870 - 1

Datum:            27 maart 2014

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het WODC-onderzoek naar de wettelijke bewaarplicht van telecommunicatie gegevens. Zij hebben hierover enkele vragen.

Kan de minister uitleggen waarom de evaluatie van de Wet bewaarplicht anderhalf jaar te laat aan de Tweede Kamer is gestuurd

Deelt de minister het inzicht dat de potentiële inbreuk die de aan de Wet bewaarplicht gerelateerde bijzondere opsporingsbevoegdheden kunnen maken de laatste jaren enorm zijn gegroeid? Is de minister bereid om de waarborgen voor deze opsporingsbevoegdheden om die reden te versterken?

Op grond van de Europese richtlijn die aan de Wet bewaarplicht ten grondslag ligt is Nederland verplicht elke jaar statistieken over de verwerkte gegevens aan de Europese Commissie te verstrekken. Kan de minister aangeven in hoeverre aan deze verplichting is voldaan? Kan de minister deze statistieken vanaf nu ook openbaar maken?

Deelt de regering de mening dat de bewaarplicht door de inperking van de privacy niet alleen nuttig moet zijn maar ook noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Kan de minister deze noodzakelijkheid onderbouwen?

Het valt genoemde leden op dat er wel wordt gesproken over de bijdrage van de bewaarplicht aan een efficiënte opsporing maar dat in het rapport niet de vraag wordt gesteld of zonder de wettelijke bewaarplicht (of met een minder vergaande bewaarplicht) een serieuze hoeveelheid strafrechtelijke onderzoeken niet eveneens opgelost zouden zijn. Genoemde leden vragen waarom dit niet is onderzocht.

De minister lijkt in zijn aanbiedingsbrief aan te sturen op verruiming van de bewaarplicht. Wordt ook overwogen de bewaarplicht op onderdelen juist in te perken gezien het feit dat driekwart van de door het WODC onderzochte gegevens die zijn opgevraagd zelfs niet ouder dan zes maanden is (p. 87). Hoe weegt de minister dat gegeven?

Zorgelijk vindt de ChristenUnie-fractie de constatering dat professionals uit de opsporingspraktijk weinig tot geen kennis hebben over de wijze waarop historische gegevens betreffende het internetverkeer gebruikt zouden kunnen worden in de opsporing en dat ze de technologische ontwikkelingen nauwelijks bij kunnen houden. Nu er zo weinig gebruik van wordt gemaakt lijkt het deze fractie nuttiger dat wordt gekeken hoe de toepassing kan worden verbeterd dan te spreken over nog ruimere bevoegdheden. Ook is het de vraag of, nu de gegevens weinig worden gebruikt, het aantal gegevens dat wordt bewaard niet beperkt moet worden.

Door verschillende organisaties wordt gepleit voor de 'gerichte bevriezing' als instrument om historische verkeersgegevens te bewaren. Bij een gerichte bevriezing worden gegevens pas opgeslagen door een provider op het moment dat de politie hiertoe verzoekt in het kader van een opsporingsonderzoek. In het rapport van het WODC wordt opgemerkt dat dit geen vergelijkbaar of gelijkwaardig alternatief zou zijn voor de bewaarplicht (p. 20). Genoemde leden erkennen dat maar zij missen een beoordeling op basis van proportionaliteit. Immers deze methode betekent wel een grotere bescherming van de privacy. De vraag is dan in hoeverre dit alternatieve instrument voldoende opbrengt voor de opsporingspraktijk in vergelijking tot de algehele bewaarplicht. Genoemde leden vragen waarom hier niet nader onderzoek naar is gedaan.

De onderzoekers van het WODC constateren de nodige gebreken, zoals een slecht werkend inzagerecht voor burgers (pp. 75) en een onvolledig toezicht door het Agentschap Telecom (AT). Welke stappen onderneemt de minister om er voor te zorgen dat deze gebreken worden opgelost en op welk moment verwacht hij alle gebreken te hebben verholpen? Op welke termijn kunnen burgers inzage krijgen in alle gegevens die over hen worden verwerkt, zonder daarbij een rechtszaak te moeten beginnen? Op welke wijze wordt het instrumentarium van het AT aangevuld?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Gert-Jan Segers
Justitie

« Terug

Archief > 2014 > maart