Column Friesch Dagblad

dinsdag 01 juni 2004 21:36

In één van zijn verhalen vertelt Godfried Bomans over een tante van hem. Deze vrouw spaarde zilverpapier voor de zending en wanneer de kleine Godfried zijn eten niet lustte, wees zij hem op ‘de arme kindertjes in Afrika, die maar wat graag zo’n maaltje zouden krijgen.’ Dat bracht Bomans tot de opmerking dat ze zijn eten dan maar naar die kinderen in Afrika op moest sturen, hij hoefde het niet. Tussen neus en lippen door vertelt hij dan nog dat deze tante aan de gevolgen van ernstig overgewicht is overleden, teveel gegeten.
 
De herinnering aan deze passage heeft mij er altijd van weerhouden tegenover mijn kinderen al te grote woorden te spreken wanneer ik hen erop wilde wijzen dat de mensen in het rijke westen in een ongelooflijke overvloed leven in vergelijking met het grootste deel van de wereldbevolking. Zij kunnen niet zoveel met die wetenschap, het is nu éénmaal zo. Ik kan niet van hen vragen dat zij geen diskman kopen omdat de kinderen in Afrika die ook niet hebben.Toch wil ik ze wel doordringen van de gedachte dat overvloed en welvaart verantwoordelijkheid met zich meebrengen. Verantwoordelijkheid voor diegenen die het minder goed hebben. Er zijn organisaties genoeg die veel goede dingen kunnen doen voor mensen in hulpbehoevende omstandigheden op andere plaatsen in de wereld. Zij hebben daarvoor wel geld van ons nodig. Onze rijkdom is een opdracht.
 
Rond de eeuwwisseling zijn er in de Verenigde Naties afspraken gemaakt om de omstandigheden in de armste gebieden van de wereld te verbeteren. Er zijn 8 doelen (Millennium Development Goals) geformuleerd die in 2015 bereikt moeten zijn. Het eerste doel, bijvoorbeeld, betreft het terug brengen van de armoede en honger. In 2015 zal het aantal mensen dat van minder dan een dollar per dag moet rondkomen ten opzichte van het jaar 2000 met de helft verminderd moeten zijn en het aantal mensen dat honger lijdt , zal ook met de helft verminderd moeten zijn. Alle leden van de VN hebben zich bereid verklaard om mee te werken aan deze doelstellingen. Voor het bereiken van de MDG’s , zoals ze in vakjargon heten, zijn de 50 miljard die nu wereldwijd worden besteed voor ontwikkelingssamenwerking, lang niet genoeg. Dat bedrag moet verdubbeld worden. Maar met het daadwerkelijk optrekken van hun bijdrage aan ontwikkelingsdoelen zijn de meeste landen jammer genoeg niet zo snel als met hun belofte om te werken aan het terugdringen van honger en armoede. Nederland slaat bepaald een goed figuur met de 0,7 % van het nationaal product dat wij besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Daarmee voldoen wij aan internationale afspraken. Veel rijke landen komen niet verder dan een schamele 0,3 of 0,4 %.
 
Het is jammer dat in Nederland de laatste tijd geluiden opgaan om onze bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking te verminderen. ‘Het geld komt niet goed terecht en andere landen geven ook veel minder’. Dat zijn de argumenten die vooral uit de hoek van de VVD en LPF klinken. ‘In eigen land kunnen we het geld ook goed besteden aan veiligheid en zo’, wordt daar dan nog aan toe gevoegd. Voor mij is dat een variatie op het thema ‘Eigen volk eerst’. Wanneer geld niet goed terecht komt en ontwikkelingssamenwerking niet altijd effectief is, zullen we daar met zijn allen aan moeten werken. Om ervoor te zorgen dat de hulp wél effectief wordt. Maar het is wel een heel slechte zaak om mensen aan de andere kant van de wereld maar te laten verkommeren ‘omdat andere landen ook niet zoveel geven’.
 
Ook uit andere hoek staat het budget voor ontwikkelingssamenwerking onder druk. Minister Van Ardenne wil het aantal taken uitbreiden dat betaald wordt uit het fonds voor ontwikkelingssamenwerking. Zij maakt zich er internationaal sterk voor om dingen die tot nu toe beschouwd werden als defensietaken voortaan onder ontwikkelingshulp te rekenen. Haar redenering is wel begrijpelijk: stabiliteit en vrede zijn de eerste voorwaarden voor een voorspoedige groei van economie en welzijn. Maar wanneer het takenpakket van ontwikkelingssamenwerking groeit en het budget stabiel blijft, is er toch sprake van achteruitgang. Bij een toename van dingen die gedaan moeten worden, moet ook het budget worden uitgebreid.
 
Een eerlijker verdeling van de welvaart op de wereld lijkt een onbereikbaar ideaal. Het dichterbij brengen van dat ideaal lukt niet gemakkelijk aan de eettafel thuis en het lukt niet gemakkelijk in de Tweede Kamer en toch zullen we ons er voor moeten blijven inzetten. In ons persoonlijk gedrag, in de opvoeding van onze kinderen en in de politiek. Anders stikken we in onze eigen overvloed. Zoals de tante aan het begin van deze column.
Labels
Opinie
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Column Friesch Dagblad'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > juni