Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Jeugdhulp

donderdag 13 juni 2019 00:00

Bijdrage Joël Voordewind aan een algemeen overleg met minister de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en minister Dekker voor Rechtsbescherming

Kamerstuknr. 32793

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met een woord van respect voor alle hulpverleners die dagelijks met hart en ziel bezig zijn om kinderen in nood, die soms een steuntje in de rug nodig hebben, en jongeren die het niet meer zien zitten, bij te staan. Ik weet uit eigen ervaring hoe dat met zeer veel motivatie gebeurt. De hoeveelheid aanwezigen in de zaal laat ook wel weer zien hoe groot die betrokkenheid is.

Voorzitter. Maar het gaat niet altijd goed. Dat heeft de commissie-De Winter heel duidelijk gemaakt. Een op de tien kinderen heeft met fysiek en psychisch geweld te maken. Dat rapport hebben we gisteren ontvangen en wij zullen daar uitgebreid over komen te spreken. Net als de heer Hijink heb ik wel al een eerste vraag daarover aan het kabinet. De overheid maakt excuses. Het kabinet onderkent het belang van individuele erkenning. Wat bedoelen de ministers daar precies mee? Is het bekend waar mensen zelf behoefte aan hebben? Of is er behoefte aan aanvullende zorg? Dat vraag ik gewoon uit interesse, om te kijken hoe we nou een antwoord kunnen formuleren op het leed dat mensen hebben moeten doormaken. Dat is misschien nog niet eens een antwoord met geld, maar meer met zorg en aandacht. Maar ik weet het niet. Het zou goed zijn als we daar meer duidelijkheid over kunnen krijgen.

De commissie concludeert ook dat met name het klimaat in de gesloten en zwaardere instellingen voor jeugdzorg als onveilig wordt ervaren, door zowel jeugdigen als de groepsleiding. Deze conclusie sterkt mij en de fractie van de ChristenUnie nog meer in de overtuiging dat we, voor zover mogelijk, af moeten van de gesloten instellingen. De laatste cijfers over de jeugdzorg met verblijf zijn hoopvol. Er is een duidelijk verschil tussen 2017 en 2018. Kinderen en jongeren worden minder residentieel en meer in een gezinssituatie opgevangen. Om te weten of dat echt een goed beeld is, moeten we de cijfers van 2019 afwachten. Dat zal nog enige maanden duren.

Ik ben blij met de analyse van het onderzoeksbureau AEF over de verhoging van de leeftijdsgrens voor de gezinshuizen. Ik dank de Minister ook voor het snelle verwerken van de extra gelden die hier nu voor vrijkomen. Tegelijkertijd laat het rapport ook zien dat die leeftijdsgrens tot 21 – daar ga ik even van uit; de Minister zegt het niet heel concreet – ook weer nieuwe uitdagingen geeft qua afbakening. Er zijn namelijk ook andere gezinsgerichte jeugdhulpvormen met verblijf. Ik vraag de Minister hoe hij daartegen aankijkt, want dat is natuurlijk eventueel een volgende stap waar we naar moeten kijken. Het gaat om de opvang van jongeren die mogelijk met 18 jaar nog niet klaar zijn om zelfstandig de wereld in te gaan.

De uitstroom uit gezinshuizen is ook een aandachtspunt. Een op de vijf jongeren valt nu in een zwart gat. In het rapport van AEF wordt gepleit voor een gefaseerd traject bij de overgang van de Jeugdwet naar de Wmo of de Wlz. Wil de Minister dit ook verder onderzoeken? Hoe kunnen we dat goed gefaseerd laten lopen? Natuurlijk in samenwerking met de gemeenten.

Voorzitter. We hebben een petitie ontvangen van FNV en CNV over de arbeidsvoorwaarden. Om ervoor te zorgen dat we zeker weten dat we voldoende personeel vast weten te houden in de jeugdzorg, met het oog op de transformatie, pleiten de vakbonden voor een werkdrukakkoord, een andere afspraak om de medewerkers in de jeugdzorg te behouden. Kan de Minister de garantie geven dat de extra financiële middelen die nu worden vrijgezet, ook worden ingezet voor de verbetering van de arbeidsmarkt in de jeugdhulp? Hoe wil hij uitvoering geven aan de motie van de ChristenUnie over het opleidings- en omscholingsprogramma voor de gezinsgerichte opvang?

Voorzitter. Ik heb eerder een vraag gesteld over de identiteitsgebonden jeugdzorg. Er is een gesprek geweest hierover, met, zo begrijp ik, Eleos en De Hoop. Zeker bij de gesloten aanbestedingen is er een risico dat de identiteitsgebonden jeugdzorg...

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Afronden, voorzitter? Oké. Hoe kunnen we dit niet alleen onder de aandacht brengen van de gemeenten, maar kunnen we hun ook wijzen op de plicht om identiteitsgebonden jeugdzorg in te kopen? Dan, ten slotte, de jeugdhulp-pgb’s.

De voorzitter:

Echt de laatste regel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, laatste regel. Ik zie daar zorgelijke signalen, ook van Per Saldo. Hoe kunnen we voorkomen dat de pgb’s ondergesneeuwd raken bij de gemeenten? Het is een lastige vorm van zorg, maar wel een heel duidelijke vorm, waarbij de keuzevrijheid en de regie van ouders centraal staan. Ik vraag hoe we dat kunnen voorkomen. Dank u wel, voorzitter.

Meer informatie

Labels
Bijdragen
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2019 > juni