Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Vreemdelingen- en asielbeleid

donderdag 14 februari 2013 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie aan een algemeen overleg met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Vreemdelingen- en asielbeleid

Kamerstuk:    19 637

Datum:            14 februari 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik kan aansluiten bij de woorden van de heer Van Ojik wat betreft de gezinshereniging. Mijn fractie heeft hierin altijd samen opgetrokken met de Partij van de Arbeid. Als de motie-Van Tongeren c.s., waarin wordt verzocht om het beleid inzake verruimde gezinssamenstelling ook na 1 oktober te hanteren, in stemming komt, ga ik ervan uit dat de PvdA deze ondersteunt. Meerderjarige kinderen die feitelijk deel uitmaken van het kerngezin blijven in dat geval onder de regeling vallen, evenals hun ouders. Dit verbaast mij enigszins, omdat wij juist déze regeling bij de kindregeling betrokken hebben. Meerderjarige kinderen vallen ook onder de kindregeling. Een en ander zou helemaal in lijn zijn met de kindregeling die de staatssecretaris zelf naar de Kamer heeft gestuurd. Ik hoop dat de staatssecretaris hierin een lijn wil trekken in het voordeel van de meerderjarige kinderen. Ik kom op het asielbeleid inzake Pakistan. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn thematische ambtsbericht. Ik ben blij dat hij de positie van de minderheden daar erkent. Toen ik een aantal maanden geleden in Pakistan was, heb ik een en ander zelf mogen aanschouwen. Ik heb kunnen zien hoe vreselijk de minderheden het daar hebben, met name de ahmadi’s die een afsplitsing vormen van een sjiitische beweging. Zij worden niet erkend als moslims. Hun gebedshuizen worden gemolesteerd, hun Koranteksten worden van de moskeeën verwijderd en zij worden vervolgd. Ik ben blij dat de staatssecretaris deze groep mensen terecht aanwijst als risicogroep. De andere groep in Pakistan die evenveel te lijden heeft, zijn de christenen. De staatssecretaris erkent in zijn ambtsbericht dat duizenden christelijke families het geweld ontvluchten. Een aantal van deze mensen komt naar Nederland. Als de staatssecretaris verwijst naar de specifieke wetgeving die wel gericht is op de ahmadi’s maar niet op de christenen, moet ik de staatssecretaris wijzen op mijn rapport en de vele christenen die onder de blasfemiewet in de gevangenis komen. Het bekendste geval is natuurlijk Asia Bibi, die door een valse beschuldiging op grond van de blasfemiewet de doodstraf heeft gekregen. Graag verzoek ik de staatssecretaris om, in navolging van de ahmadi’s, ook de christenen als risicogroep aan te merken.

Ik kom op de verhuisbewegingen, waarover we regelmatig hebben gedebatteerd. We kopen niet zoveel voor de toezegging van de staatssecretaris dat deze inderdaad moeten afnemen. Ik wil van de staatssecretaris concreet vernemen dat hij het aantal verhuisbewegingen daadwerkelijk gaat verkleinen. Hiervoor is ook een meerderheid in de Kamer. Bij één verhuisbeweging per kind per jaar en een gemiddeld verblijf van drie tot vier jaar, spreken we al over vier verhuizingen. Ik heb kinderen gesproken die te maken hadden met veertien of vijftien verhuizingen. Zij konden zich niet meer herinneren op welke basisschool zij hadden gezeten, omdat ze er acht verschillende hadden gehad. Dit moeten we echt tot het verleden laten behoren. Ik vraag de staatssecretaris tot concrete maatregelen over te gaan. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de gezinslocaties niet langer als een aparte verhuizing aan te merken en de uitgeprocedeerde mensen en gezinnen in de azc’s te houden. Dit scheelt weer een verhuisbeweging.

De heer Azmani (VVD): Wat vindt de heer Voordewind ervan, als je de registratie van het COA over het afgelopen bekijkt, dat twee derde van de verhuisbewegingen op eigen verzoek is geweest? Zou de heer Voordewind, kijkend naar de belangen van het kind, genegen zijn om na te gaan in hoeverre we die mogelijke vrijwilligheid minder vrijwillig kunnen maken?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik kan deze vraag heel snel met een tegenvraag beantwoorden, maar dit mag niet. Ik kan wel een retorische vraag stellen, te weten: hoe komt het dat mensen vragen om overplaatsing? Defence for Children heeft hierop ook de vinger gelegd. Het kan namelijk zijn dat mensen worden overgeplaatst naar een locatie die zij absoluut niet zien zitten, hiertegen protest aantekenen en vervolgens onder druk alsnog worden overgeplaatst. Je hebt het dan weer over twee verhuisbewegingen. We moeten dus veel verder kijken dan alleen naar de cijfers. Ik verzoek de staatssecretaris om met een reactie te komen op de cijfers van Defence for Children, Vluchtelingenwerk et cetera. We kunnen deze dan meenemen in de procedurevergadering en bepalen op welke manier we hier nu verder mee omgaan. Beide analyses kunnen immers niet waar zijn. De ene komt uit op 55% vrijwillige verhuizing en de ander op 12%. Dit is een heel groot gat. Ik verzoek de staatssecretaris om deze cijfers te bekijken en de Kamer aan te geven waar de grote verschillen nu in zitten. Gemeenschappelijk punt is dat die verhuisbewegingen moeten worden teruggebracht. Ik vraag de staatssecretaris hier concreet op in te gaan en geen algemene termen te gebruiken. Ik heb hem een voorstel gedaan wat betreft de gezinslocaties.

De heer Azmani (VVD): In een van de laatste zinnen beluister ik dat de heer Voordewind niet afwijzend tegenover een en ander staat. Hij denkt ook mee in hoeverre je een vrijwillig verzoek kunt indienen, hoe vaak je dit kunt doen en of dit niet ten koste gaat van het kind, omdat de ouder wellicht de wens heeft om aan de andere kant van Nederland te gaan wonen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan heeft de heer Azmani mij niet begrepen. Ik heb hem gevraagd wat nu de achterliggende oorzaken kunnen zijn van het verzoek om te verhuizen. Je kunt beter eerst onderzoek hiernaar doen. Het kan heel goed zijn dat mensen tegen hun wil verplaatst zijn naar een locatie, dat zij hiertegen geprotesteerd hebben en uiteindelijk hun zin hebben gekregen om terug te verhuizen naar een locatie waar de kinderen wellicht al op school hebben gezeten. Dan heb je het inderdaad weer over twee verhuisbewegingen. Dit is echter speculatie. Ik vraag, mogelijk tezamen met de heer Azmani, aan de staatssecretaris om tot een verklaring te komen van die cijfers. We kunnen er dan specifieker op ingaan dan nu het geval is. Op 13 maart spreken we over de «onuitzetbaren», een vreselijke term. Mijn fractie verschilt met de staatssecretaris nog steeds van mening over de vraag hoe we met deze mensen moeten omgaan. We krijgen een advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Ik heb vernomen dat dit advies pas in mei komt. Ik verzoek de staatssecretaris om alvast een tussenrapportage of de voorlopige conclusies aan de Kamer te doen toekomen, opdat zij deze kan betrekken bij het debat op 15 maart over terugkeer. Het lijkt mij een heel belangrijk rapport, ook in het licht van een mogelijke uitzetting van de mensen in de Vluchtkerk op 31 maart. Het zou mooi zijn als we het in voornoemd debat kunnen bespreken. Ik verneem graag de reactie van de staatssecretaris. We hebben hier immers te maken met een impasse van het asielbeleid. We hebben hier te maken met een groep uitgeprocedeerde asielzoekers, die in vreemdelingendetentie hebben gezeten en blijkbaar niet uitzetbaar zijn. Dit gaat maand in maand uit door. Sommigen gaan erin en eruit. Dit kan soms achttien maanden duren.

We hebben een en ander concreet onderzocht en bij de kop gehad in de kwestie Irak. De toenmalig minister heeft toen gezegd dat hij ze niet gedwongen zou uitzetten. We weten dat asielzoekers uit Somalië heel moeilijk uitzetbaar zijn vanwege de veiligheidssituatie. De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen heeft in de Kamer gezegd dat uitzettingen naar Mogadishu onverantwoord zijn. Staatssecretaris Knapen moest met een beschermvest en een helm op in Mogadishu landen. Het wat immers veel te gevaarlijk om dit zonder deze aankleding te doen. Ik verzoek de staatssecretaris vriendelijk om deze punten en het voorlopig advies-rapport te betrekken bij het debat van 13 maart.

De heer Van Hijum (CDA): De heer Voordewind herhaalt hier niet het voorstel dat hij in een aantal kranten heeft gedaan, te weten dat er een tijdelijke verblijfsvergunning moet komen voor mensen die buiten hun schuld niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst. Het gaat dan om de groep mensen in de vluchtkerken. Waarom vindt de heer Voordewind het gerechtvaardigd om voor deze specifieke groep mensen in de vluchtkerken een apart buitenschuldbeleid te voeren? Kan hij ingaan op de vraag of het een gezond uitgangspunt is dat mensen die uitgeprocedeerd zijn het maximale doen om zelf terug te keren? Als dit niet lukt, is er binnen het buitenschuldbeleid een procedure mogelijk waarbij je kunt vaststellen dat het niet lukt en dat er daadwerkelijk een grond is voor een buitenschuldverklaring.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik ben heel blij met deze vraag. Ik was namelijk van plan om dit toe te lichten. Het gaat om twee groepen. Enerzijds gaat het om vrijwillige terugkeer. Dit betreft 20% van de mensen in de Vluchtkerk. Ik kan de heer Van Hijum melden dat van de 290 ingediende aanvragen in 2011 30 buitenschuldverklaringen zijn toegekend. Op grond hiervan concludeer ik dat er enkele honderden mensen vrijwillig wilden terugkeren, maar niet in staat zijn geweest om dit bij de ambassades te realiseren. Er zit dus een lacune, oftewel een gat in het asielbeleid. Men is uitgeprocedeerd. Men wil zelfs terug en is het zat om in Nederland te blijven. Men kan echter niet worden uitgezet, omdat men geen laissez passer krijgt. Op dit moment zegt de staatssecretaris: dat is dan jammer, hieraan hebben we geen boodschap; dan had u maar beter uw best moeten doen om bij de ambassade een laissez passer te krijgen. De staatssecretaris schudt zijn hoofd en zegt: nee, als ze daadwerkelijk niet kunnen terugkeren{

De heer Azmani (VVD): Dit debat gaan we op 13 maart voeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het ging dus om twee groepen. Het gaat mij niet specifiek om de Vluchtkerk. Deze staat wel symbool voor de groepen die niet kunnen terugkeren. De ene groep betreft dus de vrijwillige terugkeer. Hierbij is sprake van een gat. Deze valt niet onder de buitenschuld, hetgeen we beter gaan bekijken. De tweede groep betreft de groep die in vreemdelingendetentie heeft gezeten en hier weer uitgezet is, omdat deze niet kan worden teruggestuurd. Hiervoor zou ik graag een regeling willen.

De heer Van Hijum (CDA): Ik begrijp de procedurele ongemakkelijkheid bij mijn collega’s. De heer Voordewind zegt in een artikel dat er een tijdelijke verblijfsvergunning moet komen voor mensen die buiten hun schuld om niet terug kunnen naar hun land van herkomst. Hij verwijst hierin naar de gekraakte kerken in Amsterdam en Den Haag. Ik heb hier moeite mee, juist vanwege het feit dat we dit debat zorgvuldig met elkaar willen voeren. Er wordt nu een verwachting gewekt waarvan wij ons moeten afvragen of we deze kunnen en willen waarmaken en of deze zich verhoudt tot de zorgvuldigheid van het proces dat we in gang hebben gezet.

Mevrouw Arib (PvdA): Ik ben ook benaderd door de media met de vraag wat ik vind van het plan van de heer Voordewind. Ik heb geen plan gezien. Er wordt wel in de media van alles geroepen. Ik vind het ook heel lastig debatteren. De heer Voordewind heeft kennelijk iedereen gesproken en heeft een eigen oordeel gevormd over de vraag wie wel en wie niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Ik zou hem willen oproepen om dit debat zorgvuldig te voeren op het moment dat we alle informatie hebben. Al die dossiers waarover de heer Voordewind het heeft, zou ik ook graag willen hebben.

De voorzitter: Uw oproep is gehoord. Op 13 maart hebben we hierover een debat en komt het uitgebreid aan de orde.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De aanleiding was het feit dat het adviesrapport kennelijk pas in mei komt. Ik verzoek de staatssecretaris om de Kamer tussentijdse rapporten toe te zenden, juist ook in het licht van de Vluchtkerk en de mogelijke sluiting hiervan eind maart. Hieraan heb ik het voorstel gekoppeld voor het debat van 13 maart. Ik leg dit alvast in de week. We hoeven hier nu echter niet verder op in te gaan. Ik heb alvast wat schoten voor de boeg gedaan.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Buitenlands beleid
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2013 > februari