1e termijn overleg lgf

donderdag 19 februari 2004 22:10

 AO LGF

Vandaag bespreken we de 5e voortgangsrapportage lgf. Een belangrijk onderwerp. Bij lgf spreken we over kwetsbare kinderen, die mede om die reden onze bestuurlijke aandacht meer dan verdienen. De lgf functioneert nog niet zo heel erg lang. Er is nog geen evaluatie voorhanden. De vele reacties die we in de afgelopen maanden hebben ontvangen maken ons wel duidelijk dat het nog niet allemaal even vlekkeloos loopt. Dat blijkt ook uit de 5e voortgangsrapportage. Op een aantal onderdelen laat de minister merken daar oor en oog voor te hebben. Dat waarderen wij. Toch hopen we dat we op een aantal andere onderdelen vandaag een stuk duidelijkheid kunnen krijgen en vooral ook geven aan al die mensen die in de praktijk met de effecten van lgf te maken hebben.

Om te beginnen het gedoe rond lgf en de pgb. Laat ik maar direct helder zijn: wat de ChristenUnie betreft moet het afgelopen zijn met de onduidelijkheid rond het gebruik van het pgb in het onderwijs. Laten VWS en OCW nu eens gezamenlijk de handen in één slaan ipv hun stammenstrijd te voeren én nu aan al die ouders en kinderen met pgb duidelijkheid geven over de situatie na 1 augustus. Ook nodig i.v.m. de aanmeldingen van volgende curusjaar. Al is ons standpunt dat wil een kind met een rugzak optimaal op een school kunnen functioneren, een pgb gewoon noodzakelijk is. Sterker nog, als het wegvalt, dan zal dat tot gevolg hebben dat kinderen die met een pgb in het regulier onderwijs zijn terechtgekomen naar het speciaal onderwijs terugvallen (als daar ruimte en mogelijkheden zijn) en een kinderen die zich met een pgb in het speciaal onderwijs bevinden zullen weer terug moeten naar het kinderdagcentrum of komen thuis te zitten. Is dat wat we willen? Nee, toch. Iemand schreef me dat dit een blamage voor Nederland zou zijn. Ik deel die mening.

Waar ook een einde aan moet komen is het gedoe rond de herindicaties. Bureaucratie ten top. Naar aanleiding van indringende vragen van de Kamer heeft de minister al wat bewegingen gemaakt. De commissies van begeleiding van de betrokken so-scholen en de reguliere scholen die een rugzakleerling begeleiden, moeten aangeven wat het kind nog steeds voldoet aan de indicatiestelling. Dat is winst. Toch hebben we nog de nodige vragen. Wat verstaat de minister in dit verband onder stabiele kindkenmerken? IQ? Leerachterstand? Waarschijnlijk niet. Wat dan wel? Een lichamelijk of zintuiglijk handicap? Is het niet beter, zoals ons door iemand is voorgelegd, om in de wet vast te leggen dat scholen jaarlijks bezien of het kind nog voldoet aan de indicatiecriteria en dit met de ouders hebben besproken. De terechte controle die u daarop wilt hebben zou dan via steekproeven door de inspectie kunnen plaatsvinden tijdens het jaarlijks scholenbezoek. U wilt scholen zo vaak loslaten en vertrouwen geven. Pak uw kans. Dan kunnen de scholen hun energie steken in de leerlingen ipv in de papieren.

Bij cluster 3 verband wordt unaniem gevraagd op een generaal pardon voor de herindicatie van zittende leerlingen. Onhaalbaar om op de voorgeschreven termijnen leerlingen (die toch al door een cvo getoetst en geplaatst zijn) te herindiceren. Graag reactie van de minister.

Probleem waar in de praktijk scholen en ouders mee te maken hebben is dat de criteria om te indiceren niet altijd in alles toepasbaar is. Het overgrote deel van de leerlingen kan na indicatie een duidelijke plaats krijgen, maar vooral in cluster 3 en 4 zijn er leerlingen waarvan de plaatsing iets minder duidelijk is. Als probleem wordt ook ervaren dat kinderen die naar verwachting zouden kunnen worden geïndiceerd, eerst een forse achterstand moeten opbouwen alvorens ze kunnen worden aangemeld. Het zou toch mogelijk moeten zijn om leerlingen met dreigende problemen te indiceren. In principe zou dat kunnen dmv de beredeneerde afwijking, maar dat durven (zo horen wij) CVI’s niet altijd aan. Kan er nog niet eens goed naar de indicatiestelling gekeken worden (ook verder versimplificeren) en kan er geen ruimere context komen voor het hanteren van de beredeneerde afwijking?

Epilepsie is op zichzelf geen onderscheidend criterium bij de indicatiestelling. Epilepsie valt (bij indicatie)  onder de criteria die gelden voor langdurig zieke kinderen. Hierbij wordt door de Commissie voor Indicatiestelling een conclusie getrokken die uitgaat van de directe effecten van het chronische ziektebeeld op de schoolontwikkeling. Dit lineaire beeld is, zo hebben wij begrepen, m.b.t. epilepsie veelal niet te leggen. Graag wil ik een reactie van de minister horen m.b.t. verzoeken vanuit de Epilepsie Vereniging Nederland om voor leerlingen met epilepsie de indicatiecriteria aan te passen. Als we het hebben over epilepsie wil mijn fractie graag weten hoe het staat met de gevolgen voor de epilepsiescholen van de vereffening van de vereffening van de middelen voor preventieve ambulante begeleiding? 

Motie 65 levert voor het ambulante begeleiden van cluster 4 6 ton op. Dat is fraai. Uit de cijfers blijkt dat ook binnen cluster 3 een extreme groei te zien is (van 750 in 2002 naar 950 in 2003). Voor deze leerlingen en de noodzaak tot ambulant begeleiden zou dezelfde verdeelsleutel als het voorstel naar cluster 4 toch ook op zijn plaats zijn.

ZML-onderwijs vraagt al geruime tijd aandacht voor leerlingen met forse gedragsproblemen. De populatie leerlingen van het ZMLK-onderwijs is in de afgelopen jaren sterk veranderd. Voor cluster 3 geldt nog steeds de N-factor 12. Leerlingen met een dergelijke complexe problematiek dienen onderwijs te krijgen in een veel kleinere groepsgrootte, zij dienen minimaal de MG-indicatie te krijgen, waarbij een groepsgrootte van 7 past. Vraag daarvoor de aandacht van de minister.

WEC-raad i.o: graag steun voor verdere uitbouw van dit orgaan.

Labels
Arie Slob
Fractie

« Terug

Reacties op '1e termijn overleg lgf'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2004 > februari