Overleg Accreditatie Hoger Onderwijs
woensdag 14 mei 2003 14:24
AO Accreditatiekader Hoger Onderwijs
Woensdag 14 mei 2003
Goed dat nog kunnen spreken over het accreditatiekader en de toets nieuwe opleidingen. Dat is conform eerder gemaakte afspraken met de Kamer. Ik wil beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de inspanningen die verricht zijn om tot dit accreditatiekader te komen. Er is in korte tijd veel werk verzet en mijn fractie kan niet anders dan concluderen dat er zorgvuldig gewerkt is. Er is ook goed naar het veld geluisterd. Dat levert –naar ik hoop- veel draagvlak op voor de accreditatie. En dat is een niet onbelangrijke voorwaarde om van dit alles een succes te maken. Want – alhoewel met de accreditatie wordt voortgebouwd op het huidige stelsel van kwaliteitszorg- halen we heel wat uit de kast.
In hoofdlijnen kan mijn fractie akkoord gaan met dit kader. Ik wil er wel een paar opmerkingen bij maken. De staatssecretaris geeft in haar brief aan dat ze waardeert dat het NAO ruimte wil laten voor diversiteit en detailbemoeienis wil vermijden. Ook wij waarderen dat als positief. Ruimte laten voor diversiteit betekent naar onze mening ook dat er oog is voor de pluriformiteit van ons Nederlands onderwijsbestel. Ik zeg dat met nadruk omdat er in het hoger onderwijs naast veel grote instellingen ook een aantal kleinere instellingen zijn, vaak met een duidelijke identiteit, die dit hele proces van accreditatie ook moeten kunnen meemaken. Het mag niet zo zijn dat straks de grotere opleidingsinstituten als ijkpunt gaan dienen. Voormalig minister Hermans heeft destijds aangeven dat in de gaten te zullen houden. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris en haar opvolger (misschien si ze dat zelf wel) dat ook zullen doen. Ik hoop ook dat we kunnen voorkomen dat er een al te grote bureaucratisering zal gaan optreden. Dat risico is niet helemaal ondenkbeeldig. Met name het toetsingskader nieuwe opleidingen maakt in dat opzicht een wat zware indruk. Ook hiervoor vraag ik aandacht. Al schijnt er – afgezet tegenover eerdere concepten- al heel wat afgetopt te zijn. Waar ik ook aandacht voor vraag zijn de kosten van dit alles (rekeningen van de VBI’s en de uiteindelijke accreditatie). Dit zal de instellingen nog wel eens behoorlijk kunnen tegenvallen. Het zijn maar uitgaven die één maal in de zes jaar gemaakt moeten worden, maar toch.
Wat in ieder geval getoetst moet worden is de basiskwaliteit van de opleidingen. Daar kan nog bovenop komen – op verzoek van de instellingen – een beoordeling van de bijzondere kwaliteitskenmerken. Dat laatste zou wel eens heel interessant kunnen worden. Ik ben wel benieuwd hoe dat handen en voeten zal gaan krijgen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als een christelijke opleiding graag het christelijk karakter van de opleiding beoordeeld wil hebben? Voorwaar een bijzonder kwaliteitsmerk, maar hoe kun je dat objectief beoordelen?
Als we het hebben over de VBI’s is het ons nog wat onduidelijk hoe die zich nu verder zullen ontwikkelen. Hoe zorgen we ervoor dat dit zorgvuldig gebeurt? Het NAO wil een lijst gaan bijhouden, maar een instelling mag ook VBI’s van buiten die lijst in de arm nemen (eventueel zelfs uit het buitenland). Een toetsingskader voor de erkenning van de VBI’s en hun werkwijze lijkt ons voor de hand te liggen. Hoe staat het daarmee? De professionaliteit van de VBI’s is straks van zeer groot belang.
Hoe voorkomen we ook dat toch de schijn gaat ontstaan dat er – hetzij verkapt - sprake is van enige ranking van de instellingen en hun opleidingen?
Moeite heeft mijn fractie met het gegeven dat een hele opleiding accreditatie wordt onthouden als de kwaliteit van één van de varianten onvoldoende is. Een problematiek die zich ook kan voordoen bij opleidingen die op verschillende lokaties worden gegeven. Het lijkt ons voor de hand liggen dat als de voltijdsopleiding voldoende scoort de accreditatie daarvoor gegeven moet kunnen worden. Als wettelijke bepalingen dit in de weg staat, dan zou daar iets aan gedaan moeten worden. Graag een reactie.
Tot slot: verhouding NAO – Inspectie. Duidelijkheid gewenst.
Woensdag 14 mei 2003
Goed dat nog kunnen spreken over het accreditatiekader en de toets nieuwe opleidingen. Dat is conform eerder gemaakte afspraken met de Kamer. Ik wil beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de inspanningen die verricht zijn om tot dit accreditatiekader te komen. Er is in korte tijd veel werk verzet en mijn fractie kan niet anders dan concluderen dat er zorgvuldig gewerkt is. Er is ook goed naar het veld geluisterd. Dat levert –naar ik hoop- veel draagvlak op voor de accreditatie. En dat is een niet onbelangrijke voorwaarde om van dit alles een succes te maken. Want – alhoewel met de accreditatie wordt voortgebouwd op het huidige stelsel van kwaliteitszorg- halen we heel wat uit de kast.
In hoofdlijnen kan mijn fractie akkoord gaan met dit kader. Ik wil er wel een paar opmerkingen bij maken. De staatssecretaris geeft in haar brief aan dat ze waardeert dat het NAO ruimte wil laten voor diversiteit en detailbemoeienis wil vermijden. Ook wij waarderen dat als positief. Ruimte laten voor diversiteit betekent naar onze mening ook dat er oog is voor de pluriformiteit van ons Nederlands onderwijsbestel. Ik zeg dat met nadruk omdat er in het hoger onderwijs naast veel grote instellingen ook een aantal kleinere instellingen zijn, vaak met een duidelijke identiteit, die dit hele proces van accreditatie ook moeten kunnen meemaken. Het mag niet zo zijn dat straks de grotere opleidingsinstituten als ijkpunt gaan dienen. Voormalig minister Hermans heeft destijds aangeven dat in de gaten te zullen houden. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris en haar opvolger (misschien si ze dat zelf wel) dat ook zullen doen. Ik hoop ook dat we kunnen voorkomen dat er een al te grote bureaucratisering zal gaan optreden. Dat risico is niet helemaal ondenkbeeldig. Met name het toetsingskader nieuwe opleidingen maakt in dat opzicht een wat zware indruk. Ook hiervoor vraag ik aandacht. Al schijnt er – afgezet tegenover eerdere concepten- al heel wat afgetopt te zijn. Waar ik ook aandacht voor vraag zijn de kosten van dit alles (rekeningen van de VBI’s en de uiteindelijke accreditatie). Dit zal de instellingen nog wel eens behoorlijk kunnen tegenvallen. Het zijn maar uitgaven die één maal in de zes jaar gemaakt moeten worden, maar toch.
Wat in ieder geval getoetst moet worden is de basiskwaliteit van de opleidingen. Daar kan nog bovenop komen – op verzoek van de instellingen – een beoordeling van de bijzondere kwaliteitskenmerken. Dat laatste zou wel eens heel interessant kunnen worden. Ik ben wel benieuwd hoe dat handen en voeten zal gaan krijgen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als een christelijke opleiding graag het christelijk karakter van de opleiding beoordeeld wil hebben? Voorwaar een bijzonder kwaliteitsmerk, maar hoe kun je dat objectief beoordelen?
Als we het hebben over de VBI’s is het ons nog wat onduidelijk hoe die zich nu verder zullen ontwikkelen. Hoe zorgen we ervoor dat dit zorgvuldig gebeurt? Het NAO wil een lijst gaan bijhouden, maar een instelling mag ook VBI’s van buiten die lijst in de arm nemen (eventueel zelfs uit het buitenland). Een toetsingskader voor de erkenning van de VBI’s en hun werkwijze lijkt ons voor de hand te liggen. Hoe staat het daarmee? De professionaliteit van de VBI’s is straks van zeer groot belang.
Hoe voorkomen we ook dat toch de schijn gaat ontstaan dat er – hetzij verkapt - sprake is van enige ranking van de instellingen en hun opleidingen?
Moeite heeft mijn fractie met het gegeven dat een hele opleiding accreditatie wordt onthouden als de kwaliteit van één van de varianten onvoldoende is. Een problematiek die zich ook kan voordoen bij opleidingen die op verschillende lokaties worden gegeven. Het lijkt ons voor de hand liggen dat als de voltijdsopleiding voldoende scoort de accreditatie daarvoor gegeven moet kunnen worden. Als wettelijke bepalingen dit in de weg staat, dan zou daar iets aan gedaan moeten worden. Graag een reactie.
Tot slot: verhouding NAO – Inspectie. Duidelijkheid gewenst.
Archief > 2003 > mei
- 24-05-2003 24-05-2003 23:39 - Column Friesch Dagblad: Lekker rustig het debat voorbereiden
- 22-05-2003 22-05-2003 23:25 - Motie Slob: Gebrek daadkracht inzake bouwfraude
- 22-05-2003 22-05-2003 12:59 - Spoeddebat ChristenUnie en SP compensatie ziekenfonds
- 22-05-2003 22-05-2003 11:45 - Kamerbrede steun voor motie ChristenUnie
- 21-05-2003 21-05-2003 23:19 - Motie ChristenUnie: kabinet eveneens schuld aan bouwfraude
- 21-05-2003 21-05-2003 21:51 - Motie Slob over de rol van de overheid bij de instandhouding van het systeem van illegaal vooroverleg en prijsafspraken
- 20-05-2003 20-05-2003 15:24 - Uitdaging tot christelijk-sociale oppositie
- 20-05-2003 20-05-2003 15:11 - Bijdrage debat met informateurs
- 19-05-2003 19-05-2003 10:41 - VOS-project voorbeeld voor't land
- 16-05-2003 16-05-2003 20:23 - Boek immateriƫle zaken te vroeg dicht
- 15-05-2003 15-05-2003 14:44 - Voortgezet Algemeen Overleg Vogelpest (VAO)
- 14-05-2003 14-05-2003 14:35 - Algemeen Overleg Melkleasen
- 14-05-2003 14-05-2003 14:26 - Overleg Politie
- 14-05-2003 14-05-2003 14:24 - Overleg Accreditatie Hoger Onderwijs
- 12-05-2003 12-05-2003 09:38 - Column Centraal Weekblad
- 07-05-2003 07-05-2003 23:31 - Vragen over de mogelijke steniging van Amina Lawal
Reacties op 'Overleg Accreditatie Hoger Onderwijs'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.