Begroting Buitenlandse Zaken

woensdag 11 november 2020 00:00

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie. Tja, de verkiezingen beginnen ergens rond 17 maart of zo. Goed, de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik realiseer mij net dat ik mijn nieuwe verkiezingsprogramma niet heb meegenomen, dus als collega's dat nog even willen kopiëren, graag!

De voorzitter:
Mevrouw Ploumen heeft een ordevoorstel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Nu doe ik ook niet mee aan de nieuwe verkiezingen, maar ik zal er ongetwijfeld van harte achter staan.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
De heer Voordewind begint er nu zelf over, anders zou ik hem niet eens … Het is een beetje onbeleefd, want hij heeft het niet eens meegenomen, maar op pagina 90 van zijn verkiezingsprogramma staat dat er exitscenario's moeten komen voor de euro en dat het duidelijk is dat Europa bereid is om harde besluiten te nemen. Nou lijkt me dat iets waar de heer Sjoerdsma heel ongelukkig van wordt. Hoe zit dat eigenlijk?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ga er even van uit dat u citeert uit het oude verkiezingsprogramma, want het nieuwe verkiezingsprogramma moet nog worden vastgesteld. Dus het zou heel knap zijn als u dat nu bij de hand zou hebben. Wij hebben natuurlijk ook uitgebreid gesproken over de euro en over de vraag of wat wij nu doen, duurzaam is voor de toekomst. We hebben daar verschillende scenario's voor bedacht. We hebben ook gekeken of je niet naar twee richtingen, twee tempo's moet als het gaat om de ontwikkelingen in Europa. In die context moet u die opmerking zien.

De voorzitter:
Gaat u verder. De heer Sjoerdsma doet alsof hij het niet gehoord heeft. Misschien is dat ook wel goed. Ja, u mag wat zeggen. Meneer Sjoerdsma, hoe zit het precies?

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik wil mevrouw Ploumen bedanken, want dat gedeelte was mij nog niet opgevallen in het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Ik hoop van harte, van harte, dat de leden van de ChristenUnie dan verstandiger zijn dan de opstellers.

De voorzitter:
Dat is dan weer een oproep van de heer Sjoerdsma aan de achterban van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
We gaan het zien, want ze zijn geloof ik de laatste hand aan het nieuwe verkiezingsprogramma aan het leggen. We gaan opletten wat daar allemaal in komt te staan.

De voorzitter:
Dat wordt dan meegenomen. Nu mag u weer beginnen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja. Ik ben inmiddels tien seconden verder, maar we gaan het redden in mijn tijd.

Voorzitter. Dit is de laatste begroting van deze minister in missionaire staat, dus het is ook goed om een beetje terug te kijken. Ik ga de woorden van de heer Sjoerdsma over de winst van dit kabinet niet herhalen. Ook deze minister heeft geïnvesteerd in mensenrechten. Andere collega's hebben geïnvesteerd in internationaal beleid, ontwikkelingssamenwerking en Defensie. De collega's hebben eraan gerefereerd. We staan hopelijk aan de rand van een nieuwe tijd, onder een nieuwe Amerikaanse president. Maar we weten dat een einde aan de periode-Trump niet automatisch inhoudt dat ook Europa weer omhelsd gaat worden door Amerika. We moeten veel meer dan voorheen onze eigen broek op gaan houden, ook voor onze eigen veiligheid en binnen de NAVO.

De coronapandemie heeft laten zien dat we economisch ook wel afhankelijk zijn van het buitenland. Dat gaat niet alleen over de beschermingsmaatregelen die we nodig hadden, maar dat is breder dan dat. Vandaar dat de collega's Heerma en Segers bij de Algemene Politieke Beschouwingen ook een motie hebben ingediend over de strategische autonomie. Ik vraag de minister: zijn er al stappen genomen om die motie verder uit te voeren? Daar zijn namelijk concrete ideeën over.

Voorzitter. Dan begin ik mijn bijdrage met de oorlog in Nagorno-Karabach. Gelukkig kwam er gisteren het goede nieuws dat er een akkoord is tussen de strijdende partijen, weliswaar onder leiding van Rusland. De dreiging van de massale etnische zuivering van de Armeense bevolking in Nagorno-Karabach lijkt daarmee afgewend, althans voorlopig, want in het akkoord dat er is gesloten, staat niks over de status van Nagorno-Karabach. Dat doet ons het ergste vrezen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
De heer Voordewind begrijpt, denk ik, dat ik hem dezelfde vraag wil stellen als de vraag die ik aan de heer Van Helvert stelde. Waarom pleit hij vanochtend voor een wapenembargo, terwijl hij op 6 oktober de motie van mevrouw Karabulut en mijzelf niet gesteund heeft? Die motie vroeg om een inzet van het kabinet om alle strijdende partijen te onderwerpen aan een wapenembargo. Is het nu niet een beetje laat, gezien de verschrikkelijke gebeurtenissen van de afgelopen weken?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb die motie toen goed gelezen. Die motie riep op om ook Armenië daarin te betrekken. Op dat moment zagen we daar bezwaren in, omdat Armenië de onderliggende partij was. Als Armenië, als onderliggende partij, geen toegang zou kunnen krijgen tot wapens, dan wisten we zeker dat het misschien nog wel sneller was afgelopen. Vandaar dat onze motie er heel erg op gericht is om tot een wapenembargo te komen tegen Turkije en Azerbeidzjan. Het is nog niet te laat, want we weten dat de ambities van Turkije en Azerbeidzjan niet stoppen. Dit is een Chamberlaindeal, mag ik wel zeggen, uit '38, waarbij zij, geloof ik, de uitspraak hebben gedaan dat ze niet zullen stoppen totdat heel Nagorno-Karabach is ingenomen. Wat dat aangaat, is het nog wel relevant.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dat zijn natuurlijk gewoon onzinnige praatjes, met alle respect. Die motie roept op dat de regering zich in VN-verband inspant voor een wapenembargo tegen de bij het conflict betrokken partijen en landen. Als je tot duurzame vrede wilt komen, dan moet zo'n wapenembargo voor alle landen gelden. Daar zou de minister zich dan ook voor ingezet hebben. Dus ik vraag de heer Voordewind nogmaals: waarom vanochtend wel een wapenembargo, nu het gewoon te laat is — het is te laat — en op 6 oktober, toen u echt iets had kunnen betekenen voor de mensen in Nagorno-Karabach, hiertegen stemmen? Ik zeg niet dat dit de ultieme oplossing was geweest, maar ik weet wel zeker dat de inzet van deze minister in Europa en in de VN had bijgedragen. Er was dan veel onnodig leed voorkomen. Het zijn krokodillentranen. Ik vind dit echt heel bitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik vind het heel bitter dat mevrouw Ploumen dit zegt. Ik vraag haar — volgens de procedure mag dat niet, dus dan is het een retorische vraag — wie de partijen waren die de agressie en de aanval hebben ingezet. Dat was Turkije. Dat was Azerbeidzjan. Turkije heeft zich militair betrokken geweten bij dit conflict. De minister heeft er vier weken over moeten doen, maar uiteindelijk heeft hij dat ook erkend. Jihadistische strijders werden vanuit Syrië door Turkije naar Nagorno-Karabach gebracht. Mijn punt was: we hadden toen misschien een gerichtere motie ... Ik heb natuurlijk eerder ook al — dat was vorig jaar, leest u het maar na — opgeroepen tot een wapenembargo tegen Turkije. Turkije is een agressor ten aanzien van heel veel omliggende landen: Libië, Syrië, noem maar op. Vandaar dat onze insteek, van de coalitiepartijen, heel specifiek gericht is tegen de agressie van Turkije.

De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Uw inzet had heel specifiek gericht moeten zijn op het beëindigen van het geweld in Nagorno-Karabach. En dat had gekund door Rusland, Turkije, Israël, door alle betrokken landen aan te spreken. Dat heeft u nagelaten. Dat is een feit. En dat is niet jammer voor mij of voor mevrouw Karabulut — wij vinden het pijnlijk — maar het is vooral bitter voor de mensen in Nagorno-Karabach, en vooral ook voor de Armeniërs die zich in de afgelopen week aan deze deal hebben moeten onderwerpen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Had mevrouw Ploumen in 1940 opgeroepen tot een wapenembargo tegen Engeland, terwijl Engeland en Europa werden aangevallen door een agressor, namelijk nazi-Duitsland? Ik wil geen vergelijkingen maken, want alle vergelijkingen gaan stuk, maar je moet wel goed nadenken welke onderliggende partij, aanvallende partij je uitsluit van de mogelijkheden om zich te verdedigen. Daarom is onze motie specifiek gericht tegen de agressie van Turkije. En ik hoop werkelijk, mevrouw Ploumen, dat u deze motie ondersteunt.

De heer Kuzu (DENK):
Ik wil tegen mevrouw Karabulut en mevrouw Ploumen wel zeggen dat de fractie van DENK die motie wel heeft ondersteund. Want als je pleit voor een duurzame oplossing waarbij je wilt dat partijen om de tafel gaan, dan moet je er dus ook voor zorgen dat een wapenembargo gaat gelden voor iedereen die wapens gebruikt. Maar het kan toch niet zo zijn dat je tegen de ene partij zegt dat zij geen wapens meer mogen hebben, terwijl je tegen de andere partij zegt — want dat doet de heer Voordewind — ja, jullie mogen wel wapens krijgen. Terwijl er een oorlog gaande is. En een oorlog kent altijd winnaars en verliezers. Ik zou de heer Voordewind de volgende vraag willen stellen. Is hij eigenlijk blij met dat vredesakkoord? Wat zou dan de status van Nagorno-Karabach volgens hem moeten zijn?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Als er één partij blij was …

De heer Kuzu (DENK):
Geef antwoord op de vraag!

De voorzitter:
Hij is net begonnen. Rustig!

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ben net begonnen. Als er één partij blijkbaar blij was met de inzet van wapens door Azerbeidzjan en door Turkije, dan is het de meneer die hier achter de microfoon staat: de heer Kuzu. Want we hebben de tweets op Twitter kunnen lezen. We hebben kunnen lezen dat hij juichte bij de overwinning van Azerbeidzjan en Turkije, dat hij dus blijkbaar stimuleerde dat Turkije Nagorno-Karabach en alle omliggende provincies heeft aangevallen, dat er duizenden mensen zijn afgeslacht. En komt hij mij nou vertellen om even-handedness te gaan bepleiten! Voorzitter, dit is echt een farce!

De heer Kuzu (DENK):
Ja, voorzitter, daarom zei ik dus ook: geef nou antwoord op mijn vraag. Want DENK was voorstander van de motie van Karabulut en Ploumen. En de heer Voordewind was dat niet. En hij staat mij hier te verwijten dat ik dan sta te juichen!

Voorzitter. Dit conflict kent ook een historisch aspect. Dat historisch aspect wordt heel gauw weggelaten door de ChristenUnie, maar ook door de voorgangers van de ChristenUnie in de Kamer. Ik ben in de Handelingen van de jaren negentig gedoken, toen het eerste conflict oplaaide in Karabach. Weet u wat toen het resultaat was? Dat 2 miljoen Azerbeidzjanen moesten vluchten. En toen heb ik niemand in deze Kamer gehoord. Ik heb de Handelingen erop nageslagen. En zeker niet de christelijke partijen hier hebben dat stevig veroordeeld, zoals ze dat hier nu wel doen. Als dat geen hypocrisie is, voorzitter, dan weet ik het niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik roep de heer Kuzu op om zijn masker af te doen. De heer Kuzu kan zich voordoen als zijnde een voorganger van een embargo voor de strijdende partijen, maar waarom juichte hij dan toen hij die tweet zond, toen hij zei: wat goed dat de Azeri's en Turkije nu de Armenen hebben afgeslacht en dat ze de vlag van Turkije en Azerbeidzjan nu weer in Shusha kunnen neerzetten? Voorzitter. Dat was geen even-handedness. Dat was een pure partijdigheid van deze heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ik neem daar afstand van. De heer Voordewind moet mij laten zien waar het gejuich dan staat. Want dat is niet het geval. Ik stel de vraag nogmaals. Ik heb nog zes vragen te gaan en ik zal die elke keer blijven stellen. De fractie van DENK was voor de motie van mevrouw Karabulut en mevrouw Ploumen die vroeg om die even-handedness. De heer Voordewind was daartegen. Ik vraag hem nogmaals, en ik zal het nog drie keer vragen: hoe kunt u mij verwijten dat ik hier eenzijdig in het verhaal sta, terwijl u dat zelf doet?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Omdat het verhaal van de heer Kuzu heel schijnheilig is. En dat blijkt uit zijn tweet. Hij is helemaal niet uitgebalanceerd of proportioneel of noem het maar op. Hij heeft heel duidelijk al eerder partij gekozen, namelijk voor Azerbeidzjan, namelijk voor Turkije, zodat ze de provincies en Nagorno-Karabach terug kunnen krijgen. Voorzitter, als de heer Kuzu de resolutie goed leest, dan kan hij zien — dat is ook de uitkomst geweest — dat het ging om de disputed areas, de omliggende provincies van Nagorno-Karabach, maar niet om Nagorno-Karabach zelf. Laat de heer Kuzu zijn masker afdoen. Hij heeft duidelijk partij gekozen. Die motie was een dekmantel voor zijn zogenaamde neutraliteit. Wij kennen hem via zijn tweet. Hij stond achter Azerbeidzjan, de agressor, inclusief Turkije, die uiteindelijk hun zin hebben gekregen.

De heer Kuzu (DENK):
Poging nummer vier. Ik heb heel duidelijk aangegeven dat die evenhandedness blijkt uit mijn woorden, uit mijn daden en ook uit ons stemgedrag. Dat blijkt niet uit de daden en de handelingen van de ChristenUnie hier in de Kamer. Dat is hetgeen wij hebben gezien en dat is hetgeen wij feitelijk kunnen vaststellen.

Ik heb ook nog een vraag gesteld over het historische aspect, namelijk dat er begin jaren negentig sprake was van een soortgelijke oorlog, waarbij ook veel bloed is vergoten en waarbij miljoenen mensen op de vlucht zijn geslagen, om precies te zijn tegen de twee miljoen aan. Die zijn destijds gevlucht. Ook toen was er sprake van oorlog. Toen was de ChristenUnie — of waren de voorgangers van de ChristenUnie — muisstil. Met geen woord is daarover gerept hier in de Kamer. Ik vraag de heer Voordewind op de man af: waarom verwijt u mijn partij hypocrisie, terwijl wij voor die motie waren en u daar zelf tegen was?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik kan de heer Kuzu eigenlijk niet serieus nemen als hij zegt dat hij voor evenwichtigheid was. Misschien moeten we even de tweet laten zien. Hij staat echt te juichen bij de overwinning van Azerbeidzjan, van Turkije, bij de slachting van honderden, misschien wel duizenden Armeniërs. Hij is blij met de overwinning, eindelijk is de vlag van Azerbeidzjan weer gevestigd in Şuşa. Hij noemt dat evenwichtig. Ik kan dat absoluut niet serieus nemen.

De voorzitter:
Tot slot, want het wordt een herhaling.

De heer Kuzu (DENK):
Ik heb nog twee vragen, want ik heb ook nog een ander aspect dat ik wil noemen.

Wanneer wij kijken naar internationaal recht, zien wij dat 20% van het Azerbeidzjaanse grondgebied was ingenomen door Armenië. Dat is illegaal. Dat was een illegale bezetting. Maar de heer Voordewind heeft wel iets met illegale bezetters, want hij pleit vandaag voor een wapenembargo. Hij heeft daar nooit voor gepleit toen het ging over een andere onderliggende partij, namelijk de Palestijnen in Palestina, in het conflict tussen Israël en Palestina. Ik heb hier een lijstje van overheidsinstanties en bedrijven die samenwerken met Israël. Ik noem de Veiligheidsregio Haaglanden, werkzaam met een droneproducent aan een droneproject dat wordt toegepast bij het bombardement op Palestijnen. Ik noem het Nationaal Lucht- en Ruimtevaarlaboratorium, het Nederlands Forensisch Instituut, het ministerie van Justitie en Veiligheid, ProRail, Single Quantum B.V., Corvers Procurement Services BV, de Erasmus Universiteit en de Vrije Universiteit. Die werken samen met Israëlische partners aan programma's die militaire of repressieve toepassing stimuleren of waarmee Palestijnen worden gebombardeerd. Ik vraag de heer Voordewind: waar is zijn pleidooi voor een wapenembargo tegen Israël? Want hij is toch zo voor onderliggende partijen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb de heer Kuzu twee of drie weken geleden in dit debat gevraagd of hij vond dat Turkije militair betrokken was bij Azerbeidzjan. Hij weigerde daar antwoord op te geven. De minister heeft zelf daar een paar weken geleden antwoord op gegeven, maar waarschijnlijk zal de heer Kuzu nog steeds ontkennen dat Turkije betrokken was bij de strijd in Nagorno-Karabach. Hij heeft mij toen ook een vraag gesteld en toen heb ik hem gezegd: als u mijn vraag beantwoordt, zal ik ook uw vraag beantwoorden. Maar ik vrees dat ik vandaag de dag nog steeds geen antwoord krijg op mijn vraag met betrekking tot de Turkse betrokkenheid en het overbrengen van jihadistische strijders, met een beloning van 100 à 200 dollar voor elke vermoorde Armeniër. Ik vrees dat ik daar geen antwoord op krijg. Maar ik zal u wel zeggen dat ik ook de ambassadeur van Israël heb laten weten zeer ontstemd te zijn over het gebruik en de inzet van clustermunitie en de verkoop daarvan aan Azerbeidzjan. Ik zal u wel voorzien van een antwoord, maar ik vrees dat het andersom niet het geval is.

De voorzitter:
De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):
U heeft het antwoord van DENK al gekregen. Ik zal nog maar een keer verwijzen naar de hypocrisie van de ChristenUnie en van de heer Voordewind bij de motie die de fractie van DENK wél heeft gesteund.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Die vraag had ik niet gesteld.

De heer Kuzu (DENK):
Dat is geen dekmantel; dat is een feitelijk aspect in dit hele verhaal. Dit is een feitelijk aspect. Ik heb hier de vraag gesteld aan de heer Voordewind of hij er net zo hard op tegen is dat er wapens worden gebruikt tegen de Palestijnen. Daar levert Nederland een bijdrage aan. Een wapenembargo tegen Israël zou ook een oplossing kunnen zijn vanwege het lijstje dat ik hier noem. Hij was toch zo voor die onderliggende partijen? In dit geval niet! Kunt u mij uitleggen welke consistentie hierachter zit?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik vrees dat mijn ...

De heer Kuzu (DENK):
Om af te ronden: dit was mijn laatste vraag. Ik denk niet dat we dichter bij elkaar gaan komen.

De voorzitter:
Nee, dat denk ik ook niet.

De heer Kuzu (DENK):
Maar de hypocrisie van de heer Voordewind is wel heel duidelijk. Laat de kijker dat maar beoordelen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik vrees dat mijn verwachtingen met betrekking tot het antwoord dat ik van hem vroeg, bewaarheid zijn. Ik vroeg hem een heel simpele vraag: keurt u de militaire betrokkenheid van Turkije in Nagorno-Karabach af? U heeft mij een vraag gesteld met betrekking tot de clustermunitie van Israël. U weet: wij zijn een vriend van Israël, maar ik heb het zeer betreurd en ook afgewezen dat Israël clustermunitie verkocht aan Azerbeidzjan. Politiek en strategisch begrijp ik het, maar ik keur het af. Maar de moed om Turkije te veroordelen omdat het wapens levert en, sterker nog, een bonus geeft aan jihadstrijders die een Armeniër vermoorden, heeft u tot nu toe niet getoond. U heeft daar nooit afstand van genomen.

De heer Kuzu (DENK):
Dat is weer de traditionele manier om te proberen je tegenstander te framen. De vorige keer dat wij hier een debat met elkaar hadden, zijn er moties ingediend. Wij hebben de motie gesteund waarin werd gevraagd om een wapenembargo tegen alle betrokken partijen. Wij hebben die motie gesteund. De ChristenUnie heeft dat niet gedaan en daarom schudt u nee. De ChristenUnie, als vriend van Israël — zo zegt u het nu: "vriend van Israël" — heeft die motie niet gesteund. Daarmee heeft u antwoord gekregen op uw vraag. U kunt tienduizend keer blijven zeggen dat wij geen antwoord geven op uw vraag, maar dat hebben we wel gedaan. We hebben het laten zien aan de hand van ons stemgedrag en dat heeft de heer Voordewind van de ChristenUnie niet gedaan.

De voorzitter:
Meneer Kuzu, u kreeg het woord omdat een vraag aan u werd gesteld. Gaat u verder, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ga geen vraag meer stellen. Ik ga wel constateren dat de heer Kuzu zich echt ongeloofwaardig maakt. Ik heb hem 26 keer dezelfde vraag gesteld. Hij heeft mij een vraag gesteld over Israël. Nee, meneer Kuzu, u hoeft niet te antwoorden, want ik heb u drie keer of vier keer de mogelijkheid gegeven om te antwoorden. U hebt mij horen zeggen en ik zal het nog een keer zeggen dat wij de levering van clustermunitie van Israël aan Azerbeidzjan hebben veroordeeld. Ik heb u vier keer de vraag gesteld of u de agressie, de militaire betrokkenheid en het zetten van bonussen op de hoofden van Armeniërs veroordeelt. U verwijst elke keer naar een motie van mevrouw Karabulut, maar door uw tweet is het masker afgegaan en heeft u uw werkelijke aard laten zien: u juicht, samen met de Azerbeidzjani's, de Azeri's en de Turken bij elke dode Armeniër. Dat is uw ware gezicht en dat vind ik diep en diep triest.

De voorzitter:
Ik gaf u net het woord, meneer Kuzu, zodat u kon reageren op de vraag. Wacht heel even. Rustig aan, meneer Kuzu, niemand hoort u. U kreeg net het woord om hier antwoord op te geven, maar toen ging u weer naar een ander punt. Als u wilt reageren, krijgt u de gelegenheid. Anders stel ik voor dat de heer Voordewind verdergaat.

De heer Kuzu (DENK):
Ik wil een persoonlijk feit stellen over de abjecte opmerkingen van de heer Voordewind dat ik zou staan juichen wanneer een Armeen is omgekomen. Daar neem ik echt stellig afstand van. Ik denk niet dat oorlog een oplossing is voor een conflict. Oplossingen komen er aan de onderhandelingstafel. Maar ik wil er wel aan toevoegen dat 30 jaar onderhandelen in dit geval geen rechtvaardigheid heeft opgeleverd. De heer Voordewind heeft nog een aantal vragen over. Ik hoop dat hij ze spaart voor mij; dan kunnen we verder.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik had even gehoopt dat het alsnog zou komen, maar ook hier geen veroordeling van Turkije met betrekking tot de agressie in Nagorno-Karabach. Zeer teleurstellend.

Voorzitter. Ik was toegekomen aan een vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken. Wat zijn zijn gevoelens en indrukken van de verklaring, het vredesakkoord, dat er nu ligt en van het feit dat het zo kwetsbaar kan zijn om daar niet de positie van Nagorno-Karabach in vast te leggen? Er gaan uitsluitend Russische peacekeepers naartoe om ook die ene kleine corridor naar Armenië nog in stand te houden. Wat zijn de inschattingen van deze minister als het gaat om het grote risico dat 38 zich herhaalt, oftewel dat dit een vredesakkoord is voor een voorlopige vrede? De uitspraken van de president van Azerbeidzjan waren duidelijk. Hij zou doorgaan tot Nagorno-Karabach zou zijn gevallen.

Voorzitter. In de Franse senaat ligt nu een voorstel om de republiek Artsach te erkennen, ook wel bekend als Nagorno-Karabach, zodat aanspraak kan worden gemaakt op de responsibility to protect. Net zoals twintig jaar geleden is gebeurd rondom Kosovo, toen daar een etnische zuivering dreigde. Vindt de minister van Buitenlandse Zaken het een te overwegen optie om te kijken of Nederland Artsach zou kunnen erkennen, zodat zij in staat zijn om internationale hulp in te roepen op het moment dat Nagorno-Karabach weer zou worden aangevallen?

Voorzitter. Ik heb ook de volgende vraag aan de minister. Turkije is de aanjagende agressor geweest. Dat hebben we eerder gezien bij de Koerden, Afrin, Syrië en Libië. Nu zien we dit bij de Grieken. Daar willen ze naar olie en gas boren. De Europese Raad Buitenlandse Zaken heeft de laatste keer gezegd: als de Turken nog een boot sturen, gaan we echt over tot sancties. Wat wordt de inzet van deze minister als het gaat om de vervolgmaatregelen richting Turkije? Komen er daadwerkelijk sancties binnen de Raad en gaat deze minister zich daar hard voor maken?

Voorzitter. Ten slotte de vraag — we hebben het er al even over gehad — of de minister bereid is om zich binnen de EU in te zetten voor een wapenembargo richting Turkije, vanwege de agressie. Ik zeg het nogmaals, niet alleen agressie in Nagorno-Karabach, maar ook in Syrië en Libië. Ik hoor graag een reactie van de minister op dat punt.

Voorzitter. We hebben het over de EU en de NAVO. Er zal ongetwijfeld ook een discussie plaatsvinden over de positie van Turkije. Vindt de minister dat Turkije moet worden aangesproken op zijn agressie, op de handelingen die het heeft uitgevoerd richting Libië, Griekenland en op dit moment richting Nagorno-Karabach? Moet de positie van Turkije binnen de NAVO niet een keer op tafel worden gelegd en ter discussie worden gesteld? Is de minister daartoe bereid?

Mevrouw Karabulut (SP):
Wie het interruptiedebatje net beluisterde, zou misschien de indruk kunnen krijgen dat het de mannen, Erdogan of weet ik veel welke andere dictator, zijn die het lot van volkeren bepalen. Ik hoorde net iemand zeggen: met oorlog wint altijd iemand. Ik constateer dat iedereen hier heeft verloren. Ik vind het pijnlijk om te zien dat er partijen en Kamerleden zijn, die niet openlijk afstand kunnen nemen van nationalistische, opruiende taal. Ik ben het met iedereen eens dat dit niet een etnisch-religieus conflict moet zijn, maar je moet wel benoemen wat er is. Om het helemaal scherp te krijgen, heb ik in dit verband een vraag aan de heer Voordewind. Hij zegt dat hij de vorige keer tegen een embargo voor alle bij dit conflict betrokken partijen was, omdat Armenië de onderliggende partij is. Maar Armenië wil heel graag dat er een wapenembargo voor Israël komt, omdat die clustermunitie levert aan Azerbeidzjan. Steunt de heer Voordewind dat wel?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De levering van clustermunitie is internationaal verboden. We hebben een verbod op clustermunitie. Ik zal overal en altijd pleiten voor het tegengaan van de inzet van clustermunitie.

Mevrouw Karabulut (SP):
Om het heel concreet te maken: de heer Voordewind stelt niet voor niets naar aanleiding van het conflict van de oorlog om Nagorno-Karabach nu een wapenembargo tegen Turkije voor, wat we de facto al hebben. Hij vraagt om de inzet om in de EU ook een wapenembargo te bepleiten, wat de facto ook al gebeurt. Dat kan allemaal steviger. Dat steun ik van harte. Een andere partij die veel wapens aan Azerbeidzjan levert, en dan niet alleen clustermunitie, is Israël. Dan moeten we datzelfde toch ook voor Israël bepleiten, vraag ik de heer Voordewind via de voorzitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik vind dat er een stop moet komen op wapens die aan Azerbeidzjan of aan Turkije worden geleverd — Turkije heeft zijn eigen wapenarsenaal — en die worden ingezet in de strijd tegen Nagorno-Karabach.

De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik ga over naar Noord-Syrië en Irak. Ik vraag de minister hoe het staat met de berechting van ISIS-strijders in Noord-Syrië door de Koerden. De minister heeft de Veiligheidsraad hiertoe opgeroepen. Wat is er inmiddels wel bereikbaar als we hierop inzetten? Is de minister bereid meer steun te geven aan de slachtoffers van ISIS en de slachtoffers van mensenhandel? Ik denk aan Syrië en Irak, en dan met name aan de jazidivrouwen die niet terug kunnen naar de dorpen waar ze vandaan komen, omdat ze zwanger zijn geraakt door verkrachtingen van ISIS-strijders. Zijn de regering en deze minister bereid om te kijken of we tot een aparte opvang kunnen komen voor deze jazidivrouwen, en mogelijk ook voor Koerdische vrouwen en christenvrouwen die verkracht zijn en die specifieke opvang nodig hebben in deze kwetsbare situatie?

Voorzitter. Dan Israël. Is de minister bereid om een voorstel te onderzoeken om te kijken of we de bewegingsvrijheid en de wachttijden van Palestijnen richting Samaria en Judea kunnen versnellen? We hebben het hier altijd gehad over verzoeningsprojecten. Het duurt nu soms twee uur. We zouden dat samen met Israël kunnen versnellen naar twee minuten. Het is prima om dat op de lijn van 1967 te kunnen doen. We hebben dat eerder gedaan met scanners richting Gaza en scanners vanuit Jordanië richting Samaria en Judea. Is de minister bereid om daar serieus naar te kijken?

Voorzitter. In 2017 heeft de Kamer een motie aangenomen om het disproportioneel bekritiseren van Israël te stoppen in stemmingen bij VN-organen. We zien nu weer dat zes van de zeven moties door Nederland zijn gesteund. We weten dat deze minister iets heeft met even-handedness, maar ik zou willen vragen wanneer deze motie van collega Van der Staaij daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Is hij het met de ChristenUnie eens dat moties met een eenzijdige benaming van de Tempelberg, namelijk met alleen de islamitische benaming Haram al-Sharif, eigenlijk niet meer gesteund zouden moeten worden door Nederland, juist in het kader van evenhandedness? Mogelijk vraag ik in tweede termijn ook de Kamer om daar een uitspraak over te doen.

Kan de minister aangeven wat nou precies de criteria zijn voor de verzoeningsprojecten tussen Joden en Palestijnen? Er zijn verschillende organisaties die ons projecten voorstellen, maar die eigenlijk niet weten wat de criteria zijn. Graag hoor ik die criteria.

Voorzitter. Een laatste vraag op dit punt. De vertegenwoordiger van de Palestijnse gebieden woont in Oost-Jeruzalem. De vertegenwoordiger van Israël mag niet in West-Jeruzalem wonen, want hij moet in Tel Aviv wonen. Als we het dan hebben over even-handedness, vanwaar dan de ongelijkheid op dat punt? Ik hoor daar graag een uitleg over, want ik snap het niet. Het zou mooi zijn als hij ook in West-Jeruzalem zou kunnen wonen. Dat scheelt hem heel veel reistijd. Daar wordt hij vanzelf heel blij van.

Voorzitter. Tot slot de godsdienstvrijheid. Collega Van Helvert heeft daar uitgebreid over gesproken. Er is meer reden dan ooit om hier nog een keer bij stil te staan. Gelukkig heeft deze regering daar een grote prioriteit van gemaakt. We hoorden net dat christenen in Noord-Korea zelfs in stalen kooien worden verbrand. In China en in Pakistan worden ze vervolgd. Ik wil toch even stilstaan bij Pakistan. We hebben vorige week nog gehoord dat een 13-jarig meisje, Arzoo genaamd, is ontvoerd en gedwongen is bekeerd tot de islam. Ze moest trouwen met de buurman van 44 die haar ontvoerd had. Als dit het enige voorbeeld was, was dat nog zo. Dan is het ook vreselijk, maar er zijn tientallen of honderden meisjes die op jonge leeftijd worden ontvoerd en die gedwongen worden zich tot de islam te bekeren. Dat zijn trouwens niet alleen christenmeisjes, maar ook hindoemeisjes. Wat kan Nederland op dat punt doen om dit onrecht tegen te gaan? Er zijn nog steeds mensen in de dodencel, simpelweg vanwege valse beschuldigingen van godslastering. We hebben hier vaak gesproken over de zaak-Asia Bibi. Gelukkig is zij vrijgekomen, maar andere christenen — en niet alleen christenen, maar ook moslims of mensen van andere religieuze afkomst — zitten daar op grond van valse beschuldigingen in de gevangenis. Wat kan de minister doen? We hebben hier eerder een motie aangenomen om tot een internationale campagne te komen tegen de doodstraf op godslastering. Hoe is die motie inmiddels uitgevoerd? Wordt er al gewerkt aan een bewijzenbank voor de misdaden tegen de Oeigoeren? Ook daarover is onlangs een motie aangenomen.

Voorzitter. Tot slot vraag ik nog aandacht van de minister voor de speciale VN-rapporteur voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Hij heeft nauwelijks budget om zijn werk uit te voeren en moet het er bijna naast doen. Hij krijgt een aantal vliegtickets vergoed van de VN. Ik zou willen voorstellen om 2 miljoen voor zijn inzet voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging toe te voegen, om zijn werk veel meer uit te breiden.

Voorzitter. Tot zover, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind.

Labels
Bijdragen
Buitenlands beleid
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2020 > november