Bijdrage Carola Schouten aan het algemeen overleg Bedrijfslevenbeleid en Innovatie

woensdag 11 juni 2014 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een algemeen overleg met minister Kamp van Economische Zaken  

Onderwerp:   Bedrijfslevenbeleid en Innovatie

Kamerstuk:    32 637

Datum:            11 juni 2014

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil allereerst de minister hartelijk bedanken. Uit de Slotwet bij de Voorjaarsnota is gebleken dat hij de 5,3 miljoen euro voor de Subsidieregeling Innovatieve Scheepsbouw (SIS), die met een amendement van ons was geregeld, ook beschikbaar heeft gesteld. Vanochtend kwam daar ook nog een brief over. Dat was een van die brieven die last minute zijn binnengekomen. Op de agenda stond al langer dat deze brief zou komen. Gisteren hebben wij daarom nog maar eens even gecheckt of hij wel zou komen. Vanochtend ontvingen wij de brief daadwerkelijk. Daarin staat dat er nog goedkeuring moet komen van de Europese Commissie. Ik wil graag weten op welke termijn die goedkeuring wordt verwacht. Het bevreemdt mij een beetje dat dit nu nog loopt, want de SIS is niet een compleet nieuwe regeling. Sterker, in Duitsland loopt die gewoon. Dat zou voor de Europese Commissie toch totaal geen nieuws moeten zijn, lijkt mij. Kan de minister, als het allemaal wat te lang gaat duren, enige druk op de Commissie gaan uitoefenen om die toestemming te verlenen? Is hij daartoe bereid?

Begin mei kwam er ook een ander bericht van de Europese Commissie, waarin zij stelt dat, als lidstaten innovatie willen ondersteunen, er wat ruimer zal worden gekeken naar het toepassen van staatssteunregels. Ik heb deze regels niet allemaal gelegd naast alle mogelijk staatssteungevoelige dossiers die wij in Nederland hebben, maar zou dit niet juist een aanmoediging zijn om te bezien of wij wat ruimer in onze toepassing kunnen zitten met dit soort zaken dan wij nu doen? Ik zeg dat juist omdat de Europese Commissie zelf aangeeft "wij vinden dit belangrijk, ga ervoor", als ik het zo een beetje mag interpreteren.

Ik kom op het chemiecluster Eemsdelta. Bij het ALDEL-debat heb ik een motie ingediend waarin staat dat er een langetermijnvisie moet komen voor Noord-Nederland. Daarbij gaat het erom hoe men op een andere manier de economie daar kan versterken, met bijzondere aandacht voor de industriesector. Ik concludeer gelukkig dat men daar in Noord-Nederland actief aan de slag is gegaan. Er zijn ook verschillende banenplannen gepresenteerd; vanmorgen nog door Groningen, Friesland en Drenthe gezamenlijk. Er zijn gerichte plannen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, in relatie tot de sectorplannen.

Een aantal gemeenten -- ik noem Emmen, Coevorden, Hoogeveen en Hardenberg -- hebben zelf een aantal plannen gepresenteerd om hun industriesector te versterken. Het gaat bijvoorbeeld om de versterking van de infrastructuur; denk aan de aanleg van breedbandinternet. Ook wordt bezien of er beter kan worden samengewerkt met Duitsland. In verband met dat soort initiatieven hebben deze gemeenten gevraagd om een soort regelvrije zone, een project waarbinnen allerlei belemmeringen worden weggenomen, om het werken in Duitsland te vereenvoudigen. Daar is er heel veel werkgelegenheid, terwijl er in het genoemde gebied redelijk wat werkloosheid heerst. Is de minister bereid om te bekijken of hij daaraan zijn medewerking kan verlenen? Kan hij een duwtje in de goede richting geven om, als het nodig is, zo'n zone in te richten?

De noordelijke provincies hebben hun huiswerk erg goed gegaan en zijn direct aan de slag gegaan. In de motie wordt echter ook nadrukkelijk gevraag om een visie van het Rijk voor Noord-Nederland voor de lange termijn, bijvoorbeeld op het terrein van de chemiesector en de agribusiness. Kan de minister al aangeven hoe het staat met die visie? Kan hij die op de middellange termijn presenteren? Hoe denkt hij dat wij juist in Noord-Nederland onze economie kunnen versterken?

Ik kom op het punt van de social enterprise. Een aantal collega's is daar ook al over begonnen. Wij hebben inderdaad de antwoorden op de vragen gekregen. Het was wel kort dag; ik heb ze even snel doorgelezen. Zoals ik zojuist in het interruptiedebatje met mevrouw Mulder al zei: het is voor mij wel een dilemma. Aan de ene kant heb je te maken met ondernemingen die maatschappelijke doelen nastreven; heel waardevol. Tegelijkertijd speelt altijd weer de discussie of deze ondernemingen echt winst mogen gaan uitkeren. Ik ben daar zelf eerlijk gezegd nog niet helemaal uit. Ik vind het belangrijk dat de SER daarnaar gaat kijken. Ik vraag om dat punt nadrukkelijk mee te nemen in het onderzoek.

Ik zie dat er een aantal barrières bestaat, voor ondernemingen die echt aan het kijken zijn hoe zij ondernemerschap en het nastreven van maatschappelijke doelen kunnen verenigen. Dan lijkt het mij wat lang duren om op de SER te wachten. Is de minister bereid om nu al wat actiever te gaan bekijken wat hij kan doen om die barrières weg te nemen, bijvoorbeeld ten aanzien van financiering en aanbestedingen? Mogen deze ondernemers een beroep doen op seed capital en dat soort zaken? Wij hebben nu MVI-criteria vastgesteld, maar we zien dat die erg slecht doorkomen bij de aanbestedingen. Is de minister bereid om daar wat meer actie op te ondernemen?

Mijn volgende punt betreft het toegepast onderzoek, de TO2-instituten. Dat zijn instituten die van groot belang zijn voor het verbinden van wetenschap en de toepassing daarvan. Juist op dit snijvlak kan fundamenteel onderzoek waardevol zijn voor maatschappelijke en economische doelen. Wij moeten echt naar de lange termijn gaan kijken, want dat is van belang voor dit soort instituten. Het toegepast onderzoek heeft te maken met dalende budgetten. Dat zet de kennisbasis voor de lange termijn onder druk. Ik noem een voorbeeld: bij MARIN loopt het budget daarvoor terug tot onder de 10% van de omzet. Dat is eigenlijk te weinig voor een kennisinstituut dat internationaal leidend moet zijn, in onze visie. Doorbreekt de minister op dit punt niet ook de afspraken die in 2003 zijn gemaakt met het bedrijfsleven in de Marin Stakeholders Association, omdat het bedrag onder de afgesproken 3,72 miljoen daalt?

Een ander punt is de aanpak van oneerlijke concurrentie. Mevrouw Lucas heeft daar destijds een motie over ingediend, die aangenomen is. Ik ben het er op zich mee eens dat die oneerlijke concurrentie aangepakt wordt, maar ik constateer wel dat een aantal instituten dat het wel goed deed, zoals Deltares, MARIN en het NLR, als voorbeeld werden gesteld voor de rest. Ik krijg nu signalen dat juist de instituten die als voorbeeld werden gesteld, nu heel veel te maken krijgen met regeldruk vanwege de uitvoering van de motie. Daar was de administratie gewoon goed op orde, daar was die transparant en daar hadden wij gewoon goed inzicht in wat er gebeurde met de verschillende geldstromen. Is de minister bereid om dit nog eens te bekijken? De uitvoering van de motie moet niet leiden tot een stijging van de regeldruk als wij juist willen dat er bij andere instituten wat meer transparantie komt.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Carola Schouten

« Terug

Archief > 2014 > juni