Bijdrage Arie Slob aan het plenair debat over het WRR-rapport "Naar een lerende economie"

dinsdag 24 juni 2014 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamer Fractievoorzitter Arie Slob inzake plenair debat over het WRR-rapport  ‘Naar een lerende economie’ met minister Rutte van Algemene Zaken, minister Kamp van Economische Zaken en minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Debat over het WRR-rapport ‘Naar een lerende economie’

Kamerstuk:    27 406

Datum:            24 juni 2014

De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook ik wil dit debat beginnen met het uitdelen van mijn complimenten aan de WRR voor het belangwekkende rapport Naar een lerende economie. Het is een rapport dat op een heel treffende wijze illustreert waar de WRR voor hoort te staan, namelijk onafhankelijk, sectoroverstijgend advies geven over de richting van het overheidsbeleid voor de langere termijn.

Dit rapport had een iets warmere ontvangst van het kabinet mogen krijgen. Ik hoop dat het kabinet de mogelijkheden die het vandaag krijgt om in de herkansing te gaan, ook zal benutten. Het is namelijk ontzettend belangrijk dat we dit soort rapporten gebruiken om visie te ontwikkelen en om ambities opnieuw aan te scherpen, ook voor de langere termijn. Dat is noodzakelijk, zeker als we bedenken dat we behoorlijk zware economische tijden hebben doorgemaakt. We zijn door een behoorlijke crisis heengegaan, en daar zijn we nog steeds niet volledig uit. Van zulke crises moet je leren. Als het mogelijk is, moet je vooruitkijkend je beleid wijzigen. We hebben namelijk op te grote voet geleefd. We hebben productiemethodes gebruikt die we kunnen verbeteren. De WRR besteedt er ook nadrukkelijk aandacht aan dat wij ons land te lang draaiende hebben gehouden op onze dienstensector en een steeds verder slinkende gasvoorraad. Dan is het ook van belang dat je je op tijd bezint en dit soort rapporten, die handvatten geven, nadrukkelijk gebruikt om voor de toekomst een aantal andere keuzes te maken. Die noodzaak klemt des te meer als we vaststellen dat er in ons land nog steeds zo veel mensen werkzoekend langs de kant staan. Dat vraagt de nodige creativiteit van de politiek om er alles aan te doen om die grote groep van werkzoekenden te verkleinen en ervoor te zorgen dat mensen daadwerkelijk een plek op de arbeidsmarkt krijgen.

Ik vraag in dit debat aandacht voor vier onderdelen uit het WRR-rapport. Onze tijd is immers beperkt, al hebben we twee minuten extra gekregen. Allereerst de rol van de regio in het innovatiebeleid. In een interruptiedebatje met de heer Samsom heb ik daar al aandacht voor gevraagd. De WRR legt ook heel nadrukkelijk de vinger op het feit dat het ontzettend belangrijk is dat in die verschillende regio's overheden, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen samenwerken om met elkaar kansen te creëren en innovaties aan te zwengelen die uiteindelijk moeten zorgen voor meer werkgelegenheid.

Als ik in Nederland rondreis en her en der de regio's bezoek, zie ik mooie initiatieven. Sommige bestaan al jarenlang. Ik denk aan de Brainport in Eindhoven, waar men op een ongelooflijk goede manier bezig is. Ik denk aan wat ik in mijn eigen regio zie, in Zwolle, waar inmiddels zo'n negentien gemeenten met elkaar aan het samenwerken zijn. Het is een groeiende groep, die zich niet echt stoort aan allerlei grenzen die wij in het verleden gecreëerd hebben, maar probeert samen te werken, innovaties probeert aan te jagen en werkgelegenheid te bevorderen. Ik zie dat ook in het noorden van het land, een regio waar de werkgelegenheid zwaar onder druk staat en waar het aantal werkzoekenden vele malen groter is dan het gemiddelde in Nederland. Ik zie overheden daar samenwerken met het bedrijfsleven en met de aanwezige onderwijsinstellingen — al zou dat laatste nog wel een tikkeltje scherper kunnen — om er alles aan te doen om die werkgelegenheid te bevorderen en toekomstgerichte keuzes te maken. Hoe kijkt het kabinet naar die regio's? Hoe waardeert het dit soort innovatieve ideeën en plannen die worden ontwikkeld en die volgens mij ook een steun in de rug verdienen van de rijksoverheid? En dat niet alleen op momenten dat er iets gecompenseerd moet worden. Dan denk ik met name aan wat er rond de gasbaten is gebeurd. Graag een reactie van het kabinet.

Dit rapport vraagt terecht heel veel aandacht voor onderwijs. Onderwijs is inderdaad belangrijk. Ik wil echter wel gezegd hebben dat ik het een te magere visie op onderwijs vind, als je onderwijs alleen maar ziet in het belang van de economie, om mensen voor te bereiden op die economie. Onderwijs is ook vormend voor mensen, ook in veel bredere verbanden waarin mensen leven dan alleen maar werk. Het moet echter ook gezegd worden dat onderwijs voor de economie van cruciaal belang is en we zullen de kwaliteit zo hoog mogelijk moeten zien te krijgen en te houden. Ik denk dat we niet moeten doen alsof het nu allemaal maar een rommeltje is en alsof er heel weinig gebeurt. Collega Pechtold had het over nascholing. Ik weet dat op heel veel scholen al vele jaren een nascholingsverplichting geldt. Waar men echter juist dat soort zaken verzaakt en er nog wel een tandje bij kan, is het van belang dat we daar aandacht voor hebben en ervoor zorgen dat men dit op gaat pakken, omdat kwaliteit altijd weer verder moet worden ontwikkeld. Daar hoort nascholing bij.

We horen ook aandacht te hebben voor de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Dit is een voortdurend terugkerend iets, waar je nooit bij achterover kunt leunen. Het zijn zaken die wat mij betreft hoge prioriteit moeten hebben en dat vraag ik ook aan de minister van Onderwijs.

In dat opzicht vraag ik ook aandacht voor de positie van het mbo. Er ligt sinds een maand of twee een brief van het kabinet over het mbo en we weten dat er wetgeving aan gaat komen. Het mbo hoort in Nederland echter veel meer in positie gebracht te worden. Bij "toponderwijs" zitten we heel snel te praten over het hbo en het wo. Dat is deels terecht, maar het mbo hoort daar ook bij. Laten we dit in de komende tijd oppakken en ervoor zorgen dat de kwaliteit ook daar op orde is, zodat ook vanuit mbo-kwalificaties een bijdrage kan worden geleverd aan onze arbeidsmarkt en onze economie.

Met betrekking tot het topsectorenbeleid is er een voortdurend terugkerende klacht, waar ook de WRR nu op ingaat: in de loop van de tijd gaat het steeds meer om geld verdelen in plaats van om kennis delen. Vooral de grote, gevestigde ondernemingen hebben daar profijt van. Wij vinden dat we het mkb, dat daar oorspronkelijk van profiteerde maar langzaam maar zeker uit die periferie is verdwenen en weggezakt, daar veel meer een plek in moeten geven. Ik vraag het kabinet om daar serieus mee aan de slag te gaan.

De heer Roemer (SP):
De heer Slob plaatst terecht kanttekeningen bij het sectorenbeleid en wijst erop dat de subsidiëring die daar naartoe is gegaan, niet altijd op de juiste plek terechtkomt. Dat heeft ook de WRR geconstateerd. De heer Slob zou graag een verschuiving zien naar het mkb. Heeft hij concrete voorstellen hoe we dat kunnen organiseren? Ik deel die gedachte immers met liefde en plezier.

De heer Slob (ChristenUnie):
Ik zeg niet dat het altijd op de verkeerde plek terechtkomt, maar ik constateer dat veel van het topsectorenbeleid en het geld dat daarbij komt, vooral bij grote, gevestigde ondernemingen terechtkomen. We weten dat innovatie eigenlijk een onderdeel is van hun werk. Het past helemaal bij die ondernemingen om daarmee bezig te zijn. Het is natuurlijk heel plezierig als je daar overheidssubsidie voor kunt krijgen, maar als zij die subsidie niet kregen, zouden zij echt niet ineens stoppen met innoveren, want dan is het binnen de kortste keren afgelopen met het bedrijf. Dat laat onverlet dat ook zij wat mij betreft steun mogen hebben, maar voor het mkb is de afstand tot dit soort gelden gewoon te groot. Dat heeft met regels en ervaringen te maken. Kortom: laten we samen met het mkb bezien hoe het nadrukkelijker hierbij betrokken kan worden, zodat die gelden ook voor het mkb beschikbaar komen. Daar mag de minister wat mij betreft een leidende rol in hebben.

De heer Roemer (SP):
Ik zoek naar gezamenlijke mogelijkheden om het doel te bereiken dat we blijkbaar allebei willen bereiken, namelijk dat er meer mogelijkheden naar het midden- en kleinbedrijf gaan. Daar zijn wij het namelijk mee eens. We hebben daar een heel rapport over geschreven. We zouden ook heel erg voor een nationale investeringsbank zijn, want de huidige instelling voldoet niet. Is de heer Slob ervoor om bij die innovatiesubsidies voor grotere bedrijven vanaf nu te gaan spreken van achtergestelde kredieten? Als er winsten gemaakt worden, betalen die bedrijven die subsidies dan dus netjes terug, waardoor we dat geld kunnen besteden aan het midden- en kleinbedrijf. Dan zijn er meer armslag en geld voor innovatieve programma's, met name bij kleinere bedrijven.

De heer Slob (ChristenUnie):
Ik ben een voorstander van iedere suggestie om met elkaar te bezien hoe we het mkb meer in een positie kunnen brengen waarin het van dit soort middelen kan profiteren. Het is niet nodig dat we, naast het geld dat in de boeken is neergelegd voor het topsectorenbeleid, ook nog apart geld voor het mkb moeten uittrekken. Laten we proberen om het mkb in een positie te brengen waarin het van het topsectorenbeleid kan gaan profiteren en waarin het mkb die middelen kan gebruiken om te innoveren en daarmee ook werkgelegenheid te creëren. Ik ben ervoor om alle initiatieven die daar een bijdrage aan kunnen leveren eens bij elkaar te leggen en om daar eens keuzes in te maken.

De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder.

De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik was tot slot bij innovatie aangekomen. Ik zei dat innovatie een kwestie van lange adem is. We weten echter ook dat investeren in innovatie en ontwikkeling bijdraagt aan economische groei en uiteindelijk dus ook een positieve uitwerking heeft op werkgelegenheid. Voor ons is dat ook reden geweest om actief mee te denken over zo'n toekomstfonds. Ik ben inderdaad zeer benieuwd naar de reactie van het kabinet daarop. Naar mijn mening moeten we dat fonds echt een kans geven.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Arie Slob
Bijdragen
Onderwijs

« Terug

Archief > 2014 > juni