Bijdrage Stieneke van der Graaf aan het algemeen overleg Rapporten inzake het WODC

woensdag 06 maart 2019 00:00

Bijdrage Stieneke van der Graaf aan een algemeen overleg met minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid

Kamerstuknr. 28844

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Kunnen mensen erop vertrouwen dat besluiten van de overheid die hen direct raken, mede tot stand komen op basis van onafhankelijk, betrouwbaar en integer onderzoek? Die vraag stond centraal in mijn bijdrage in het plenaire debat van vorig jaar over de onafhankelijkheid van het WODC. Het is heel belangrijk dat mensen, en ook wij als Tweede Kamer, erop kunnen vertrouwen dat de uitkomsten van WODC-onderzoeken onafhankelijk tot stand komen en zuiver zijn en niet onderworpen zijn aan ambtelijke of bestuurlijke censuur, of ze nu gaan over terrorismebestrijding, ons gevangeniswezen of jeugdcriminaliteit.

Voorzitter. Tegelijkertijd ontkomen we er niet aan om de situatie rondom het WODC te zien in een breder licht van integriteitskwesties binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, die de aanleiding vormen voor het programma VenJ Verandert. Ik heb een aantal vragen daarover. Bereikt dat programma momenteel de juiste en de gewenste effecten? Wat is de reactie van de Minister op het gegeven dat verschillende ambtenaren aangeven weinig tot niets van het programma te merken? Dat lees ik niet echt terug in de brief die we afgelopen maandag hebben ontvangen van de Minister. Ik begrijp ook dat deze specifieke antwoorden moeten worden gezien in de brede context van het onderzoek, maar het is voor mijn fractie wel essentieel dat het programma niet alleen op papier voor verandering zorgt, maar dat het ook echt op het hele ministerie een voor iedereen zichtbare verandering betekent. Graag een reactie van de Minister.

In reactie op de onderzoeken en het eerder genoemde debat van vorig jaar wordt een aantal goede maatregelen genomen. Het is goed dat het WODC nu fysiek op afstand wordt geplaatst van het departement. We lezen dat er een onafhankelijke adviseur komt, die het transitieproces gaat monitoren. Kunnen wij als Kamer op de hoogte worden gehouden van de voortgang daarvan?

Een andere maatregel waarvoor we in het debat veel aandacht hebben gehad, betreft de wetenschappelijke integriteit. Het is goed dat ook de gedragscode wetenschappelijke integriteit beter in het WODC wordt verankerd, dat dit punt ter harte is genomen, dat de gedragscode wordt onderschreven door het WODC en dat nu is aangesloten bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit. Daar waren moties over ingediend, die zijn aangehouden, en daar is werk van gemaakt.

Die maatregelen waren stuk voor stuk nodig, zo blijkt met name uit de uitkomsten van het WODC II-onderzoek. Dat spreekt namelijk van een verstoorde balans tussen nabijheid en onafhankelijkheid en van structurele tekortkomingen in de relatie tussen het WODC en de beleidsafdelingen van het ministerie. Hoe zou wat de Minister betreft een gezonde balans tussen deze twee eruit kunnen zien? Op welke manieren kan betrokkenheid van ambtenaren, bijvoorbeeld bij het formuleren van een onderzoeksopzet, wel een meerwaarde hebben, en wanneer komt die onafhankelijkheid echt in het geding? En mocht het toch misgaan, is er dan afdoende ruimte voor medewerkers om dit te melden, om de klok te luiden? Want niet voor niets stelt ook de Minister in zijn brief van 15 januari jongstleden vast dat het leiderschap binnen het WODC tekortschoot bij het steunen van de eigen medewerkers. Kan de Minister aangeven wat er nu precies wordt verstaan onder de opdracht aan de nieuwe directeur om zorg te dragen voor een veiliger werkomgeving en professionalisering van het management? Heeft de Minister het vertrouwen dat hiermee ook binnen het WODC de gewenste cultuuromslag gaat plaatsvinden? En waarom is er in dit licht niet gekozen voor iemand van buiten de organisatie?

Voorzitter. Deze zaak is onder de aandacht gebracht door iemand die moedig naar voren is getreden en de klok heeft geluid. Het is belangrijk dat ook binnen het departement de mensen de ruimte voelen en zich veilig voelen om schendingen of integriteitskwesties aan de orde te stellen. Daar ligt een grote verantwoordelijkheid. Die heeft de Minister zichzelf ook aangetrokken; dat heeft hij vorig jaar ook aan de Kamer meegedeeld.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ja, dat zal ik doen. De ChristenUnie vindt het daarom ook echt op z’n plaats om erkenning en eerherstel voor de klokkenluider in deze zaak te genereren.

De voorzitter:

Dank u wel.

Meer informatie

Labels
Bijdragen
Justitie
Stieneke van der Graaf
Veiligheid

« Terug

Archief > 2019 > maart