Bijdrage Eppo Bruins aan het AO van zijn intiatiefnota: Leraren, onderwijsarbeidsmarkt en lerarenopleidingen en Initiatiefnota van het lid Bruins: ‘Kerels voor de klas, onderwijsmaatregelen die goed zijn voor jongens én meisjes

woensdag 08 februari 2017 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Eppo Bruins aan het algemeen overleg naar aanleiding van het indienen van zijn initiatiefnota

Onderwerp:   Leraren, onderwijsarbeidsmarkt en lerarenopleidingen en Initiatiefnota van het lid Bruins: ‘Kerels voor de klas, onderwijsmaatregelen die goed zijn voor jongens én meisjes

Kamerstuk:    27 923          

Datum:           8 februari 2017

De heer Bruins (ChristenUnie): Voorzitter. Groepen van vier, wie het eerst het plafond aanraakt heeft gewonnen! Toen dat vorig jaar juni werd geroepen bij het eerste symposium Kerels voor de Klas, was er kabaal in de zaal. Alle mannen gingen op elkaars schouders staan en op de tafels staan. Binnen 8 seconden had de eerste groep het plafond aangeraakt. Ik zie dat hier niets gebeurt; misschien moet ik gewoon maar verdergaan met mijn bijdrage. Laten we het sowieso maar niet doen, want ik denk dat de beveiliging dat niet goed vindt.

Vorig jaar, in maart 2016, lanceerde ik mijn plannen voor meer kerels voor de klas. De reacties waren overweldigend. Ik kreeg veel steun uit het basisonderwijs, van de meesters maar opvallend genoeg juist ook van de juffen. Veel mensen uit het onderwijs herkenden het probleem. Weinig mannen op de werkvloer leidt tot een monocultuur. Monoculturen, zo weten we ook uit de top van het bedrijfsleven – ik noem de bankensector – zijn niet goed voor organisaties. Ook vanuit de pabo’s kwamen veel reacties. Mannelijke pabo-studenten mailden mij dat ze de oproep als een steun in de rug ervaren.

Een bijzondere reactie kwam van de Hogeschool Utrecht, van de MOP’ers. MOP staat voor Mannen Op de PABO en is een studievereniging voor mannen. Eens in de twee maanden organiseren zij een zogeheten mannenmoment. Ze zijn al een tijdje bezig met acties en initiatieven om meer mannen naar de pabo te krijgen. Ik kom steeds meer van dit soort initiatieven tegen, zoals Rotterdam Meestert!, dat inmiddels is uitgebreid naar Arnhem Meestert!, Mokum Meestert! en nog veel meer. Ook zijn verschillende hogescholen betrokken bij Veel meer Meester!. De Christelijke Hogeschool Ede heeft het programma 100% meesterproof. Er gebeurt dus nogal wat.

Samen met MOP’ers uit Amersfoort organiseerde ik vorig jaar juni het eerste symposium, waar we op elkaars schouders gingen staan. Verschillende pabo’s, studenten en experts waren die dag aanwezig, alsmede Leraar van het Jaar Wouter Siebers. We hebben ideeën verzameld en bestaande initiatieven op een rij gezet. Ook bijzonder was de bijdrage van Proefjes met Boefjes met een opvallend citaat: er is niets leukers dan dingen opblazen met kinderen in de buurt. Met de input van dat eerste symposium heb ik mijn initiatiefnota verder aangescherpt, waarna ik die afgelopen najaar formeel heb ingediend. Bij deze bijeenkomst heb ik geleerd dat er al heel veel initiatieven zijn. Kortom, het is niet de politiek die de leiding moet nemen. De politiek moet deze beweging van onderop, deze urban movement, mogelijk maken.

Tijdens de vervolgsymposia die zijn georganiseerd was dit ook het uitgangspunt. Zorg ervoor dat meesterinitiatieven gaan samenwerken en dat de beweging van onderaf uitbreidt. Dat geldt zowel voor de kleine meesterbewegingen die zijn begonnen op pabo’s in het hele land als voor de grote landelijke meesterbewegingen, zoals Veel meer Meester! en het Meestert!-initiatief. De afgelopen maanden zijn deze bewegingen veel meer met elkaar in contact gekomen door het opgerichte platform Kerels voor de Klas. Dit is een van de concrete resultaten van de symposia die zijn georganiseerd naar aanleiding van de initiatiefnota. Ik vind het heel mooi om te merken dat er een nieuwe energie is ontstaan. Dit landelijke platform verbindt de verschillende initiatieven met elkaar en biedt mogelijkheden voor ontmoetingen en inspiratie. Dit is nog maar de start van wat nodig is om een echte verandering teweeg te brengen.

In oktober kwam een grote groep meesters naar de Kamer om een petitie aan te bieden. Dat was een petitie in de vorm van uitspraken van kinderen over hun meester. Ik houd een tekening omhoog van meester Wim uit Hoofddorp. U herkent hem vast wel; zo ziet een meester er uit! We hebben samen met een aantal collega’s uit de commissie een grote groep meesters ontvangen. Ze hebben het parlement overmeesterd. Een deel van deze meesters zit vandaag op de publieke tribune. Het is ontzettend mooi om jullie te zien. Verschillende collega’s hebben de plannen toen mogen horen en hebben de petitie, de grote stapel posters en de tekeningen van kinderen in ontvangst mogen nemen.

De afgelopen maanden is geregeld aandacht gevraagd voor de ontbrekende balans tussen juffen en meesters op de basisschool. Het probleem is al langer bekend, maar toch is het percentage mannen in het primair onderwijs de laatste jaren verder gedaald zodat het aantal meesters nu onder de 10% dreigt te duiken. Zonder nieuwe maatregelen zal deze trend zich de komende jaren doorzetten, want relatief veel mannen in het onderwijs zijn ouder dan 50. Er is dus relatief veel uitstroom, terwijl de instroom voor bijna 90% uit vrouwen bestaat.

Deze negatieve trend is deels te verklaren door het beperkte carrièreperspectief dat mannen hebben binnen het onderwijs. Hoewel het aanvangssalaris van leraren in Nederland behoorlijk goed is, is er weinig doorgroei mogelijk qua salaris en carrière. Mannen kiezen vaker voor een baan met maatschappelijk aanzien in een andere sector en voor een baan met meer doorgroeimogelijkheden. Dit is ook bekend in andere sectoren, zoals de zorg. Er dienen dus meer doorgroeimogelijkheden te komen voor leraren. De stappen die kunnen worden gezet in de salarisschaal dienen uitdagend te zijn en een significante verbetering van de huidige situatie. Het verschil tussen de LA- en de LB-schaal is gewoon heel erg klein, namelijk zo’n € 400 bruto per maand.

Ook het gebrek aan fulltimebanen doet het imago van het beroep geen goed. Op het symposium Kerels voor de Klas van vorig jaar november werd het gebrek aan fulltimebanen me heel duidelijk gemaakt. Veel mannelijke leerkrachten willen graag fulltime aan het werk maar worden beperkt in hun mogelijkheden door relatief veel kleine aanstellingen. Vrijkomende vacatureruimte moet door de werkgever worden aangeboden aan leerkrachten met een deeltijdbetrekking en reeds aanwezige leerkrachten met een vast dienstverband. Zo gaat het in de cao in het onderwijs. Ik denk dat serieus overleg nodig is om hierin flexibiliteit te krijgen. Er zijn extreem weinig vacatures die leiden tot een vaste fulltime-aanstelling in het onderwijs.

Ook op de pabo’s is verandering nodig, maar er gebeurt de laatste jaren al veel. De heer Beertema noemde het eindeloos reflecteren. Ik zou het niet zo zwart-wit en extreem willen stellen, maar ik hoor wel degelijk van de meesters dat ze hun buik vol hebben van al dat evalueren en reflecteren. Meer diversiteit in onderwijsmethoden zou ik dan ook willen noemen als maatregel om te komen tot beter onderwijs en het beroep aantrekkelijker te maken voor mannen. Meer mannen in het onderwijs zal ook bijdragen aan het oplossen van het lerarentekort. We hebben «hij-instromers» nodig, mannen die bijvoorbeeld vanuit fysiek zware beroepen het onderwijs instromen. Deze mannen moeten we op een zodanige manier omscholen dat er zo weinig mogelijk hindernis is op het gebied van vrijstellingen en kosten, dus zo weinig mogelijk hindernis om het onderwijs binnen te komen. De kosten voor omscholing moeten omlaag. Het zou daarbij helpen als het UWV het vak basisschoolleraar op de kansenberoepenlijst zou zetten, want dan kunnen mensen een scholingsvoucher van het UWV krijgen.

Ik dank de Minister en de Staatssecretaris voor de uitgebreide en ook positieve reactie op mijn initiatiefnota. Het is goed om te lezen dat ook zij het probleem herkennen en erkennen. Ik zie ook dat er verschillende initiatieven zijn geweest van het ministerie om actie te ondernemen. Wel gebeurde dat veelal ad hoc. Er vindt dan een leuke actie plaats, maar die is op een gegeven moment ook weer afgelopen. Ik denk dat structurele aandacht van het ministerie nodig is. In de brief staat dat er al veel wordt gedaan en dat het al beter gaat, maar dat mag er niet toe leiden dat er niets nieuws gebeurt. Er moeten nu echt concrete acties komen. Ik hoop daar vandaag samen met de collega’s toch een grote slag in te slaan. Ik heb een aantal vragen aan de bewindspersonen. Ik hoor telkens dat het aandeel mannen op de pabo toeneemt. Dat klopt in percentage, maar dat komt vooral doordat de instroom enorm is gedaald sinds het invoeren van de rekentoets. Dat het percentage instromende mannen stijgt, komt dus doordat het totaalaantal instromers daalt. Er zijn gewoon jonge mensen die zich laten afschrikken door de rekentoets. In absolute zin gaat het aantal mannen er volgens mij niet op vooruit. Hoe verhoudt zich dat tot wat er de komende drie à vier jaar nodig is op de arbeidsmarkt? Volgens mij hebben we aantoonbaar een groot probleem in de komende drie jaar. Dat moet dan toch ook meteen leiden tot het plaatsen van dit beroep op de kansenberoepenlijst van het UWV?

Een andere vraag is misschien wat meer filosofisch van aard. Wellicht moet er eens op gestudeerd worden. Ik zie in de Algemene wet gelijke behandeling (AWBG) dat alleen vrouwen en etnische groepen mogen worden bevoordeeld bij gelijke geschiktheid. We mogen niet discrimineren op etniciteit of op geslacht, maar we mogen wel een voorkeursbehandeling geven als het een minderheid betreft. In de Algemene wet gelijke behandeling wordt echter alleen over vrouwen gesproken. Ik kan me voorstellen dat de bewindspersonen hier vandaag niet op kunnen reageren, want dit is een wetsfilosofische vraag. Biedt de Algemene wet gelijke behandeling voldoende ruimte voor schooldirecteuren om bij gelijke geschiktheid de voorkeur te geven aan een man? Volgens mij is dat niet zo, maar ik zou daar graag eens iemand op willen laten studeren. Ik noem vier maatregelen die ik er vandaag concreet doorheen probeer te krijgen naar aanleiding van de notabehandeling. Ten eerste: de regering neemt het beroep basisschoolleraar op in de kansenberoepenlijst van het UWV, zodat er scholingsvouchers beschikbaar komen. Ten tweede zou ik graag zien dat de regering in overleg gaat met bonden en werkgevers om te komen tot afspraken over meer fulltimebanen. Hoe krijgen we die flexibiliteit in het onderwijs? Hoe maken we het loongebouw aantrekkelijker? Ten derde: structurele maatregelen voor het vergemakkelijken van zijinstroom. Men moet veel gemakkelijker vrijstellingen kunnen krijgen. Als je 40 bent en als zijinstromer naar het onderwijs wilt, moet jou dat eigenlijk niets kosten. We hebben namelijk onderwijzers nodig, zeker onderwijzers met levenservaring, als we willen gaan praten over bijvoorbeeld burgerschap. Als je 40 bent en politieagent bent geweest, kun je al evalueren. Je zou dan vrijstelling moeten krijgen van de evaluatiegroepjes of de reflectiegroepjes. Ten vierde: actieve ondersteuning bieden aan de landelijke beweging en een klein budget beschikbaar stellen voor deze meesterbewegingen, zodat die met massa kunnen uitbreiden naar landelijke groepen en elkaar kunnen ontmoeten en versterken.

Ik zal nu reageren op de opmerkingen van mijn collega’s. De heer Van Meenen vroeg of we meer vrouwen in de leiding van het basisonderwijs moeten krijgen. Ja, dat denk ik wel. Ik denk dat dit een omgekeerd, maar wel eenzelfde probleem is. We hebben een bepaald cultuurbeeld van leiderschap en leidinggeven. Daarbij hoort onder andere dat je fulltime werkt. Je zou kunnen kijken naar mogelijkheden voor deeltijddirecteuren, deeltijdbestuurders of duobanen. Als je goed zoekt, moeten er toch ook vrouwen te vinden zijn die wel fulltime willen werken. Vaak is de directeur nu de enige man op school. Ik denk dat we mannen op de werkvloer nodig hebben en dat we vrouwen aan de top nodig hebben.

De heer Van Meenen betichtte mij van stereotypering. Ik heb nu juist geprobeerd om daarvan weg te blijven. Wetenschappelijk is er namelijk niet heel veel verschil tussen mannen en vrouwen. Wanneer we praten over mannelijke en vrouwelijke gedragingen, hebben we het eigenlijk over de stereotype gedragingen die we mannelijk of vrouwelijk noemen. Maar als je de profielen bekijkt, zijn mannen en vrouwen eigenlijk helemaal niet zo vreselijk verschillend. Met deze maatregelen proberen we ook te bereiken dat er een ander type vrouw voor de klas komt. Er zijn heel stoere juffen en heel zachte meesters. Ik zou dus echt willen wegblijven van het «je bent pas een echte man als je bier drinkt»-beeld van de meester. De meester is geen zeldzame diersoort die moet worden beschermd. Hij is ook niet altijd een gitaar spelende, motorrijdende held. Soms ook wel, maar dat geldt net zozeer voor juffen.

 De heer Van Dijk noemde de hoge werkdruk als oorzaak van het feit dat zo veel leraren in deeltijd werken. Toch wil ik erop wijzen dat van de mannen die in het onderwijs werken, 70% in voltijd werkt en 30% in deeltijd, terwijl van de vrouwen die in het onderwijs werken, 20% in voltijd werkt en 80% in deeltijd. Dus het is ook echt een keuze van mannen en vrouwen. Vaak is «onderwijzeres zijn» de tweede baan in het gezin. Dat is hoe het in Nederland gaat. Ik denk dat daar een cultuurissue ligt waar de Minister, als Minister van emancipatie ook, alles van weet. Het kan dus wel wat met arbeidsvoorwaarden te maken hebben, maar het is ook een keuze. Als ik met de meesters in de meesterbeweging praat, hoor ik hen eigenlijk nooit klagen over werkdruk. Ze hebben gewoon een ontzettend leuke baan! Een groot deel van hen werkt fulltime en dat kunnen ze prima aan.

De heer Beertema waarschuwde mij om me niet in slaap te laten wiegen door de brief van het ministerie. Ik zie inderdaad dat het ministerie weinig concreets extra wil gaan doen. Ik hoop dat ik vandaag samen met de collega’s een aantal dingen kan prioriteren en concreter kan maken om zo echt te laten zien dat we deze kwestie van meer mannen voor de klas serieus nemen.

Ik sta niet eens zo heel ver af van de heer Beertema als het gaat om zijn visie op de didactiek die ons de laatste twintig jaar is overkomen. Meer nadruk op kennisoverdracht; de meesters vragen meer kennis te krijgen waar ze in de praktijk wat aan hebben in het vak als leraar. Als we naar een andere pedagogiek gaan, een andere didactiek, krijgen we ook een ander type mensen voor de klas. Niet alleen maar meer mannen, maar ook een ander type mensen, die zich daardoor aangetrokken voelen. Ik noem het «meer diversiteit in onderwijspedagogiek». Dat klinkt wat neutraler dan hoe de heer Beertema het placht te formuleren.

De heer Duisenberg had het over carrièrepaden. Ik ben het helemaal met hem eens dat een carrièrepad niet mag betekenen dat je maar meteen stopt met lesgeven, zo van: je kunt eigenlijk alleen directeur worden en dan sta je niet meer voor de klas. Er is wel een functiemix, maar wat ik zou willen is dat er veel meer carrièrepaden komen, die ook salarisschalen hoger dan LA, LB openen. Dat gaat geld kosten. Dat begrijp ik. Ik hoop dat we in een volgende kabinetsperiode daar iets mee kunnen doen. Op dit moment is het carrièreperspectief vooral matig ten opzichte van andere maatschappelijke sectoren. Een man kan in een andere maatschappelijke sector heel gemakkelijk meer salaris krijgen, terwijl voor vrouwen het verschil in salaris met andere maatschappelijke sectoren niet zo groot is. De heer Rog zei al dat slechts zes van de tien mannen na de pabo daadwerkelijk naar het onderwijs gaan. Ik denk dat het te maken heeft met het feit dat er weinig fulltimebanen zijn. Je kunt eigenlijk je gezin niet onderhouden van een parttimebaan. Ik denk wel dat we onze handjes mogen dichtknijpen als een man bereid is om vijf à zeven jaar in het onderwijs door te brengen en dan in een andere sector voort te gaan. Ook dat mogen we als een succes zien, maar dan moeten we ook op latere leeftijd mannen weten te trekken en vragen: ben jij bereid om vijf jaar lang even uit je maatschappelijke carrière te stappen en onze volgende generatie op te leiden? Zoals je Kamerlid wordt: je stopt even met je maatschappelijke carrière en je dient het volk. Vijf jaar lang, zeven jaar lang, en daarna kun je weer terug de maatschappij in, hoop je. Iemand met talent komt vast wel aan de bak in deze maatschappij! Maar zo zou je ook het onderwijs kunnen zien. Iedere man of vrouw moet toch ergens in zijn leven bereid zijn om de volgende generatie op te leiden? Het is zo eervol dat je dat mag doen. Dan stop je even met andere dingen en dan ga je dat even doen. Ik denk dat er heel veel, met name mannen, zijn, die rond hun veertigste zeggen: eigenlijk is er niets mooiers dan met kinderen omgaan en ze vertellen over wat ik in mijn leven geleerd heb. Dan heb je het ook over burgerschap, en ik kijk naar de heer Beertema. Burgerschap stop je niet in een lespakket. Burgerschap is dat wat we met z’n allen uitleven en voordoen op school, ouders en leraren en leerlingen samen. Mevrouw Ypma had het over een stagevergoeding, een baangarantie, meer fulltimebanen. Ik denk dat heel goed zou zijn om de kloof tussen p.o. en vo te verkleinen. Ik besef ook dat dit miljarden kost. Ik zou wel eens een berekening willen zien van hoeveel dat kost. Dat zou wel eens 4 of 5 miljard op jaarbasis kunnen zijn. Maar misschien kunnen we een kleine stap zetten in de komende jaren, want ik ben er met mijn hele hart van overtuigd dat leraar op een basisschool zijn zwaarder is dan leraar zijn in het voortgezet onderwijs. Je hebt zo veel verschillende kinderen in de klas en je hebt zo veel talenten nodig om die bak kikkers bij elkaar te houden! Buitengewoon diep respect als je dat kunt. Daar hoort ook een bijbehorend salaris bij. Ik vond het een heel mooi idee van mevrouw Ypma, van de lerarenopleiding als tweede studie, betaald door de overheid. Ja, natuurlijk. Dat is eigenlijk iets waar we iedere volwassene toe moeten kunnen verleiden. Als je leraar wilt worden, moet dat kunnen zonder extra kosten. Ik ben heel benieuwd wat de bewindslieden daarvan vinden. Kortom, ik dank de collega’s voor de positieve houding tegenover mijn initiatiefnota. Ik hoop dat ik samen met de collega’s concrete signalen kan meegeven aan de bewindslieden, dat we prioriteiten kunnen stellen en een aantal concrete acties kunnen formuleren wanneer we hiervandaan gaan.

De voorzitter: Hartelijk dank, mijnheer Bruins. Ik zie twee interrupties. Eerst de heer Rog van het CDA. Gaat uw gang.

De heer Rog (CDA): Dank aan de heer Bruins, die mooi met de breinaald door de bijlagen van de collega’s is gegaan en ook zijn eigen idee nog eens voor het voetlicht heeft gebracht. Ik had in mijn bijdrage een vraag gesteld aan de bewinds-

personen. Ik had gehoopt dat de heer Bruins daar ook op wilde reflecteren. Ik ben er zelf ook nog niet uit, maar als we met elkaar vinden dat we ook academisch geschoolde leraren in het basisonderwijs willen, hoe passen we dat dan in het loongebouw in? Heeft de heer Bruins daar een gedachte over? Zouden we daar een schaal aan moeten koppelen? Zouden we dat op een andere manier kunnen stimuleren? Heeft hij daar ideeën over?

De heer Bruins (ChristenUnie): Ik dank de heer Rog voor deze vraag. Ik heb daar inderdaad iets over opgeschreven. Als je academici wilt trekken, jazeker, dan moet je ook iets aan het salaris doen. Dan moet je ook verder gaan dan LA, LB. Maar academici, en ook niet-academici, worden niet alleen getrokken door salaris. Als iemand een leuke baan heeft, klaagt hij niet over zijn salaris, heb ik van mijn vader geleerd. Als je een leuke baan hebt, vind je je salaris wat minder belangrijk. Toch moeten we het openen van LC en verder serieus overwegen. Maar belangrijker is dat academici de uitdaging voelen om te blijven ontwikkelen, om te blijven werken aan zichzelf en om carrièrepaden te vinden waar je telkens nieuwe dingen kunt leren. Wat ik merk en hoor van de meesters, is dat er in het onderwijs al veel meer autonomie is dan we denken. Je kunt veel meer ruimte pakken dan veel leraren doen. Als zo’n meestergroep met lef eens op een school rondkijkt, kan die de boel aardig op stelten zetten. Die ruimte pakken, is wat academici willen. Je zou aan een heel ander type banen kunnen denken. Als academicus zou je bijvoorbeeld regionaal expert kunnen zijn op het gebied van ICT- en techniekonderwijs, op het gebied van gedragsproblematiek of op het gebied van passend onderwijs met een functiebeperking. Als jij daarin gespecialiseerd bent, kun je je dienstverlenend opstellen naar allerlei scholen in de omgeving. Ik zie dat dat op dit moment vooral gebeurt door bureautjes, die een hoop subsidiegeld opmaken. Als wij willen dat het geld in de klas terechtkomt, zouden we kunnen kijken of de leraren zelf, die een groot deel van de tijd gewoon voor de klas staan, regionaal expert zouden kunnen zijn en een deel van hun werkweek zouden kunnen besteden aan het ondersteunen van andere leraren die met specifieke problematiek worstelen. Zo iemand is voor mij een LC’er.

De heer Rog (CDA): Ik deel de gedachte. Daarom breng ik het punt ook op. Tegelijkertijd is het lastig, zo blijkt als ik met academische leraren spreek. Ze worden niet aangenomen op scholen, omdat ze eigenlijk wel verwachten dat ze op z’n minst in LB of LC terechtkomen en de school dan toch liever kiest voor een LA-inschaling en dus vaak iemand met een pabo-opleiding. We hebben met elkaar een functiemix afgesproken met 36% LB en 2% LC, of 40% LB. Dus die LC-schaal is er. De vraag die zich nu opdringt is of je daarin moet sturen vanuit de overheid. Ik heb zelf het antwoord ook nog niet. Ik denk wel dat we daar als politiek een antwoord op moeten gaan vinden, want op dit moment hebben deze leraren een groot probleem, want ze zijn wel academisch opgeleid, maar krijgen geen baan.

De heer Bruins (ChristenUnie): Volgens mij valt of staat dit met leiderschap in het onderwijs. Als leider van een school moet je een goed team om je heen bouwen. Een goed team kost ook geld. Uiteindelijk zijn hier dus de financiën de beperkende factor. Maar als ik zie dat het tarief voor een kind op het primair onderwijs, uit mijn hoofd, € 6.100 per kind is en er zitten 30 leerlingen in een klas, dan heb je dus per klas € 180.000. Dat kost een klas. Ik maak me sterk dat de gemiddelde leraar geen € 180.000 per jaar verdient. Sterker nog, laat het modaal zijn, € 30.000. Werkgeverslasten erbij; dan kom je op € 45.000 max. Waar gaat die andere € 135.000 naartoe? Daar ben ik eigenlijk heel erg benieuwd naar. De Rekenkamer kan het me niet melden. De inspectie kan het me niet melden. Waar gaat die andere € 135.000 nou precies in zitten? Ik denk dat daar financiële ruimte zit om meer geld in de klas te krijgen, salarissen te verhogen, en dingen op de een of andere manier efficiënter te krijgen. Dan moet er maar minder naar bureautjes, adviseurs, consultants, ad-interims en WW-pools, maar op een of andere manier moet dat geld in de klas terechtkomen. Dan kunnen die salarissen omhoog en dan kunnen we ook academici een prachtige carrière in het onderwijs bieden.

De heer Duisenberg (VVD): Ik vind het een heel interessante discussie tussen de heren Bruins en Rog. De heer Bruins brengt heel relevante punten op en de heer Rog stelt relevante vragen. Dus er ligt hier wel degelijk een groot onderwerp en dan niet alleen voor de politiek, maar met name voor de politiek en het onderwijsveld samen. Ik denk persoonlijk dat we daar wel een rol in hebben te spelen, net zoals dat ooit in 2007, 2008 is gestart toen de functiemix werd gelanceerd.

Ik heb aan de heer Bruins een vraag om toch nog even duidelijker te krijgen waar hij aan denkt. Uit zijn beantwoording van mijn eerdere vragen leek het met name te gaan over het openstellen van schalen. Ik ga er graag specifieker op in. Zijn voorbeeld van de regionaal expert sprak mij aan. Ik pak even drie feiten uit de enquête van het CAOP. Ten eerste vindt 85% van de leraren werken met een team met een diversiteit aan specialisten beter dan werken met een lerarenteam met alleen allrounders. Ze geven tegelijkertijd aan dat hier in de praktijk heel weinig ruimte voor is en dat het heel weinig wordt aangemoedigd. Ten tweede beoordeelt een derde van de mensen in het p.o. en vo het carrièreperspectief als slecht en een derde als matig. Ten derde vragen leraren en schoolleiders aandacht voor carrièrepaden in goed leraarschap. Is de heer Bruins het met de VVD eens dat er een vervolg moet komen op de functiemix, waarbij je dus net zo goed een loopbaanpad moet kunnen vinden als de expertleraar of misschien wel de innovator van onderwijsmethoden en dat dat evenveel perspectief zou moeten kunnen geven als het vrij monomane loopbaanpad van leraar, die daarna schoolleider of directeur zou kunnen worden? Dan zou je dus echt moeten kijken naar het loongebouw en echt die oude functiemix herzien.

De heer Bruins (ChristenUnie): Ik denk dat er echt een wereld te winnen valt als we leraren de kans geven om zich te specialiseren en tegelijkertijd voor de klas te blijven staan. Bij dat soort regionale experts gaat het heel vaak om mensen die zijn gestopt met lesgeven. Het lijkt mij een prachtige combinatie om les te geven én gespecialiseerd te zijn in een bepaalde tak van sport. Je krijgt dan plezier in je werk, je ziet ook weer eens iets anders en je komt ook eens op andere scholen. Ik ben inderdaad van mening dat de functiemix daarvoor moet worden herzien en dat we het gehele loongebouw moeten doorlichten. Ik zou het heel goed vinden als bonden, werkgevers en PO-Raad hiermee aan de slag gaan: hoe zou een nieuw loongebouw eruit kunnen zien en hoe bouw je daar dit soort regionale experts in, die tegelijkertijd een groot deel van de week – laten we zeggen: zeker halftijds – voor de klas blijven staan? Ik ben zeker bereid om samen met de VVD het voortouw te nemen om maatregelen te nemen waarmee de eerste stappen op die weg worden gezet.

De heer Duisenberg (VVD): Ik ben blij met dit antwoord.

De heer Beertema (PVV): De heer Bruins maakt een mooie rekensom en maakt heel inzichtelijk hoe de lumpsum werkt: € 30.000 modaal, met werkgeverslasten erbij

€ 45.000, en in totaal praten we toch over € 180.000. Ik kan hem meteen meegeven waar het verschil in zit, namelijk in wat wij altijd «de schil rond het onderwijs» noemen. Juist de SP en wij hebben er altijd voor gepleit om de lumpsum in twee delen te verdelen: 20% voor «het gedoe» – voor die schil, huisvesting en noem maar op – en 80% voor het primaire proces. Met «het primaire proces» bedoelen wij alles wat direct gerelateerd is aan lesgeven. Ik kan mij niet helemaal herinneren hoe de ChristenUnie daar altijd over heeft gestemd, maar zowel de SP als de PVV heeft hierover tal van moties ingediend. We kregen daarvoor nooit de handen op elkaar. Ik begrijp nu dat we de heer Bruins aan onze kant kunnen vinden.

De heer Bruins (ChristenUnie): Als ik de politieke geschiedenis bekijk, zie ik een beetje een golfbeweging. In het ene decennium komen er veel losse geoormerkte potjes en verandering. Dan moeten veel mensen op het ministerie al die potjes in de gaten houden. Daarna is er weer een beweging om meer via de lumpsum te doen, in feite om administratieve lasten te voorkomen. De laatste keer dat de lumpsum werd verhoogd, was de ChristenUnie daar voorstander van. Wij zijn sowieso voorstander van meer geld voor het onderwijs. Tegelijkertijd is verantwoording wel nodig. De natuurlijke houding van de ChristenUnie is dus: leg de autonomie bij de scholen en plaats zo weinig mogelijk schotten tussen de potjes, omdat de ene school de andere niet is. Alle scholen zijn verschillend. Je weet dus niet precies hoeveel de ene school echt nodig heeft voor huisvesting en hoeveel de andere school daarvoor nodig heeft. Daar moet je in zekere zin vrij in zijn. Dat ontslaat je echter niet van een gedegen verantwoording. Ik zou mij best kunnen voorstellen dat je richtlijnen opstelt met als strekking dat het logisch is om x% te hebben voor een bepaalde schil, huisvesting of wat dan ook en om daarbij «comply or explain» te hanteren, in de zin van: waarom geeft u zo veel aan huisvesting uit? Het antwoord kan bijvoorbeeld zijn dat het schoolgebouw heel oud is. Wanneer wordt het dan efficiënter om te verhuizen naar een nieuw schoolgebouw in plaats van telkens de lekkende regenpijp te repareren? Dat moet professioneel bestuurd worden en daar moet je je over kunnen verantwoorden. Het «comply or explain»-principe zou ik daarbij dus wel willen hanteren, maar in principe ga ik voor vrijheid voor scholen.

De heer Beertema (PVV): Die vrijheid van scholen staat natuurlijk voorop. Die 80:20 is ook geen heilig gegeven. «Comply or explain» is een prachtig principe, maar het gaat om een principe. Ik merk aan de bewoordingen van de ChristenUnie dat zij toch wel degelijk in onze richting beweegt. Daar ben ik blij mee.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik wil hierop aansluitend ook een vraag stellen. Er is vaak gedacht en gezegd dat de invoering van de lumpsumfinanciering, het vrij besteedbare budget, tot minder bureaucratie en rompslomp zou leiden. Is de heer Bruins het daarmee eens? Ik hoor maar al te vaak van bestuurders dat zij juist in dit systeem gek worden van alle verantwoordingslast achteraf. Zij moeten elke euro verantwoorden.

De voorzitter: Heeft dit alleen met kerels te maken?

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat heeft uiteindelijk natuurlijk te maken met hoe je dat geld bij de juiste mensen krijgt. In plaats van dat je het vooraf doet, waar de heer Beertema ook een beetje op zinspeelde, kan het geld ook voor iets worden bestemd,

waarna het verder niet meer verantwoord hoeft te worden. Ziet de heer Bruins dat ook?

De heer Bruins (ChristenUnie): Ik hoor klachten over administratieve lasten, maar ik ben echt de hele keten langsgegaan. Ik begon bij leraren. Die klagen over administratieve lasten en zij zeggen: dat moet zo van mijn directeur. De directeur zegt: dat moet zo van de inspectie. De inspectie zegt dat zij niet méér doet dan wat haar wettelijk wordt opgedragen. De Staatssecretaris zegt: doe alsjeblieft niet méér dan wat nodig is om kwalitatief goed onderwijs te geven; als iets daar niet aan bijdraagt, moet je dat niet doen. Dan is de cirkel voor mij rond. We zitten in een systeem. We willen dit allemaal niet, maar laten we eens met z’n allen bekijken of we dit systeem zichtbaar kunnen maken en kunnen aanpakken, want ook de Staatssecretaris wil niet dat de schooldirecteuren knettergek worden van de verantwoording. Iedereen is eigenlijk heel redelijk in de verwachtingen over de verantwoording, maar ergens zit er een «zeur» in het systeem waar we vanaf moeten. Daar helpen kerels in de klas zeker bij, want zo’n kerel zegt: ik vertik het gewoon! Dat is eigenlijk best weleens lekker om te horen in zo’n organisatie.

De voorzitter: Ik onthoud mij even van kritiek.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik concludeer dat ik hier goede perspectieven zie.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

Labels
Bijdragen
Eppo Bruins
Onderwijs

« Terug

Archief > 2017 > februari