Bijdrage Gert-Jan Segers aan het plenair debat over de politieke afhandeling inzake de deal met Cees H.

donderdag 26 januari 2017 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Gert-Jan Segers aan een plenair debat met minister-president Rutte en minister van der Steur van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Debat over de politieke afhandeling inzake de deal met Cees H.

Kamerstuk:    34 362          

Datum:           26 januari 2017

De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Het is minder dan zeven weken voor de verkiezingen, het moment dat wij de kiezers om hun vertrouwen vragen. Het is pijnlijk dat wij vandaag niet over onze idealen en plannen praten, maar opnieuw over de Teevendeal. En toch moet het. De nieuwe feiten die Bas Haan en Nieuwsuur naar buiten hebben gebracht, maken dat onvermijdelijk en het optreden van deze minister maakt dat onvermijdelijk. Bovendien roept ook de rol van de minister-president nog veel vragen op.

Dit debat gaat allang niet meer over het exacte bedrag dat ooit door toenmalig officier van justitie Teeven aan een drugscrimineel is overgemaakt. Dit debat gaat over politieke moraal, over het hooghouden van zuivere politieke en parlementaire omgangsvormen. Of om het in de woorden van een recente politieke advertentie te zeggen: dit debat gaat over wat normaal is, wat fatsoenlijk is en wat voor soort politici wij willen zijn.

Als wij Kamerlid of minister worden, dan beloven we of zweren we dat wij getrouw de plichten zullen vervullen die dit ambt ons oplegt. Het is de plicht van een Kamerlid om het kabinet te controleren. Het is de plicht van een bewindspersoon om de Kamer juist, volledig en naar volle waarheid te informeren. Dat is de meetlat waarmee wij onszelf en elkaar moeten meten.

Wij wisten al dat het Kamerlid Van der Steur meeschreef aan en meedacht over brieven aan zichzelf. Nu weten wij ook wat hij schreef en dat heeft mijn fractie geschokt. De grote vraag is steeds geweest: wat was de herinnering van staatssecretaris Teeven? Wat Bas Haan en Nieuwsuur nu onthuld hebben, is dat in maart 2015 minister Opstelten op het punt stond om voor het eerst op te schrijven welke bedragen staatssecretaris Teeven zich herinnerde.

Deze minister zei eerder dat hij opstond toen hij op het punt stond om over deze herinnering informatie te krijgen die andere Kamerleden niet hadden. Dat was voor hem de grens. Maar nu blijkt dat hij als Kamerlid deze informatie al een paar uur eerder onder ogen kreeg en zelfs van commentaar had voorzien en er daarna over zweeg. Toen hij in de conceptbrief de exacte herinnering van staatssecretaris Teeven zag, schreef hij in de kantlijn "zeer kwetsbaar" en stelde hij de vraag waarvan hij nu zegt dat het een vraag vol verbazing was: als dit de herinnering van de staatssecretaris is, waarom is dit niet eerder gemeld? Het resultaat is dat er daarna een brief naar de Kamer is gestuurd zonder de exacte herinnering van staatssecretaris Teeven. Sterker, er werd opnieuw beweerd dat hij onvoldoende herinneringen zou hebben en dat die geen betrekking hadden op de financiële afhandeling. Dat is allebei volstrekt onjuist.

Minister Van der Steur heeft eerder over het doel van zijn schriftelijke adviezen gezegd: het waren adviezen aan de minister hoe ik vond dat de Kamer zorgvuldig en juist kon worden geïnformeerd. In het licht van de nieuwe onthullingen is de brief die uiteindelijk naar de Kamer is gestuurd op geen enkele wijze te rijmen met dat doel. Mijn drie belangrijkste vragen aan de minister zijn dan ook als volgt. Vindt de minister dat de Kamer op 9 maart 2015 zorgvuldig en juist is geïnformeerd? Vindt de minister dat hij als Kamerlid eraan heeft bijgedragen dat de Kamer zorgvuldig en juist is geïnformeerd op 9 maart 2015? En erkent de minister dat hij de norm die hij zelf stelde — niet meer te horen krijgen dan zijn collega-Kamerleden — eerder die dag heeft overtreden?

Ik heb ook een vraag aan de minister-president. In reactie op de door mij en veel collega's ingediende motie van afkeuring in het debat in december 2015 zei hij dat het nooit de bedoeling is geweest om informatie achter te houden. Bas Haan concludeert in zijn boek dat dat niet is vol te houden. Hoe reageert de minister-president daarop? Concreet: de minister-president ontkende in het debat in het voorjaar van 2015 het bestaan van een gespreksverslag. Het zou een persoonlijke aantekening zijn. Inmiddels spreekt hij echter over een gespreksverslag. Hij zou dat gespreksverslag een uur eerder te zien hebben gekregen. Hoe kijkt hij daarop terug? Was dat moment, toen de minister-president dat gespreksverslag zag, en de bedragen die daarin werden genoemd, de allereerste keer dat hij deze bedragen hoorde of zag?

Deze hele kwestie had nooit zo groot hoeven worden. Zij had nooit zo veel politieke slachtoffers hoeven te maken. Als toenmalig minister Opstelten direct zijn fout had toegegeven, hadden we hier vandaag niet gestaan. Als Kamerlid Van der Steur zijn plicht had gedaan, hadden we dit debat vandaag niet hoeven hebben. Maar we staan hier wel. Dat is niet de schuld van een vasthoudende onderzoeksjournalist. Het is niet de schuld van de Kamer, die steeds weer het gevoel had dat de onderste steen nog niet boven was gehaald. En als het gaat om je plicht als Kamerlid, kun je je niet verschuilen achter pagina 149 in het rapport van de commissie-Oosting.

Hoe we dit ook wenden of keren, dit raakt het vertrouwen tussen Kamer en kabinet. Het raakt daarmee het vertrouwen tussen politiek en burger. Dat vertrouwen is al schaars, terwijl dat vertrouwen de zuurstof is van onze democratie. Het is voor mijn fractie de vraag of het in deze kwestie geschonden vertrouwen nog te herstellen is. Die vraag moet vanmiddag in dit debat worden beantwoord.

De heer Zijlstra (VVD):
Ik probeer even meer helder te krijgen wat de minister van Veiligheid en Justitie verweten wordt in zijn toenmalige hoedanigheid als Kamerlid. Wij hebben daar in het verleden al diverse debatten aan gewijd. Hij heeft zelf al gezegd dat het onverstandig was om de brief van commentaren te voorzien. Daar ging het verwijt echter volgens mij niet feitelijk over. Als ik het goed begrepen heb, maakt de heer Segers hem het volgende verwijt. Vanwege de opmerking van toenmalig Kamerlid Van der Steur in de kantlijn, hoorde de Kamer op 9 maart niet het bedrag van 4,7 miljoen. Is dat nou het verwijt dat de heer Segers maakt? Zo niet, wat is het dan?

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb de minister zijn eigen norm voorgehouden. Zijn eigen doel bij het meeschrijven van de brief was dat de Kamer juist en volledig moest worden geïnformeerd. Dat was het doel en dat was waarom hij meeschreef. Mijn vraag is de volgende; het is bijna een retorische vraag. Is de Kamer inderdaad juist en volledig geïnformeerd? Er stond cruciale informatie in de conceptbrief. Die informatie stond niet meer in de brief die naar de Kamer is gegaan. Dat is de spits van mijn vraag.

De heer Zijlstra (VVD):
Ik geef het de heer Segers mee. Hij is er toch van op de hoogte dat er eerder op diezelfde dag al ander nieuws uit het kabinet naar de Kamer was gekomen? Dat nieuws ging overigens ook naar de media. Het nieuws was dat het bonnetje er was, met het bedrag erop. Toen de Kamervragen werden beantwoord, was bij de Kamer het bedrag al bekend. Wat is nou het verwijt dat de heer Segers minister Van der Steur maakt?

De heer Segers (ChristenUnie):
Dit gaat niet over het bonnetje; dat heb ik al eerder gezegd. Het ging hier over de herinnering van staatssecretaris Teeven. Daar ging het twee jaar lang om. Twee jaar lang heeft de Kamer daarnaar gevraagd. Er zijn onderzoeken gedaan. Van Brummen is erop uit geweest, die niet met Teeven zelf mocht spreken. Er zijn twee commissies-Oosting geweest. Daarbij ging het over de herinnering van staatssecretaris Teeven. Dit stond opgeschreven, dit stond in de conceptbrief. Het doel van het meelezen en meeschrijven van Kamerlid Van der Steur was: we moeten ervoor zorgen dat de Kamer juist en volledig is geïnformeerd. Daarbij ging het niet over het bedrag, maar over de herinnering van staatssecretaris Teeven, die behoorlijk accuraat was. De commissie-Oosting heeft nog een compliment uitgedeeld aan de heer Teeven voor dat geheugen. Hij dacht dat het om 4,8 miljoen ging, maar het was 4,7 miljoen. Daar gaat het om. Toen het moment aangebroken was dat de Kamer juist en volledig zou worden geïnformeerd, is die informatie uit de brief gehaald. Dat gebeurde na de interventie van het toenmalig Kamerlid Van der Steur.

De heer Zijlstra (VVD):
Natuurlijk moet de minister zijn eigen verdediging doen. Ik bedoel, ik was er niet bij. Daar ben ik eerlijk gezegd inmiddels erg blij om. Toch is het gek. De minister maakt een opmerking. Ik vind eerlijk gezegd dat hij heel terecht die vraag stelde. Hij vroeg: als dit de herinnering is van de staatssecretaris, waarom is dat dan niet eerder aan de Kamer gemeld? Dat vind ik een terechte vraag. Volgens mij zouden we die allemaal hebben gesteld als we dat op dat moment hadden gezien. Want dit was inderdaad de kern van de discussie. Ik blijf er de heer Segers op wijzen dat de antwoorden op die vragen kwamen nadat er twee bewindspersonen waren afgetreden, nadat het bonnetje die dag boven was komen drijven en nadat de Kamer, en ook de rest van de wereld, te horen hadden gekregen: het bonnetje is terecht, en dit is het bedrag. Dus hoezo is die informatie onthouden aan de Kamer? De Kamer had die informatie.

De heer Segers (ChristenUnie):
Als het Kamerlid Van der Steur verbijsterd was omdat hij voor het eerst het bedrag las dat daar zwart-op-wit stond opgeschreven, dan had zijn verbijstering nog vele malen groter moeten zijn toen hij zag dat het bedrag uit de uiteindelijke brief aan de Kamer was gehaald en dat men daarin weer oude frases en semantische oplossingen gebruikte, namelijk dat staatssecretaris Teeven onvoldoende herinnering had — dat was niet waar, want hij had een exacte herinnering en hij zat daarmee bijna op het goede bedrag — en dat het niet zag op de financiële afhandeling. Die oude frases hebben we twee jaar lang te horen gekregen. Die waren niet waar en Kamerlid Van der Steur wist dat die niet waar waren, want hij had gelezen wat de herinnering was. Die was heel concreet en zag op de financiële afhandeling van de Teevendeal. Hij wist dus dat het niet waar was. Als er verbijstering in zijn vraag moet worden gelezen, de vraag waarom dit niet eerder was gedeeld, dan had die verbijstering veel groter moeten zijn toen hij de uiteindelijke brief kreeg waarin het bedrag helemaal was verdwenen en waarin men weer terugviel op de oude reflex, namelijk semantisch toedekken, afhouden en dingen opschrijven die niet waar zijn.

De heer Zijlstra (VVD):
Tot slot, voorzitter, want ik zie een cirkeltje aankomen. Waarom had hij verbijsterd moeten zijn volgens de heer Segers? Het lag al op straat. Het was niet zo dat er een brief naar de Kamer was gestuurd waarin informatie ontbrak waarover hij vragen had gesteld. Maar de minister moet daar zijn eigen oordeel over geven. Er waren antwoorden naar de Kamer gestuurd, er waren net twee bewindspersonen afgetreden en er was net naar buiten gekomen dat het bonnetje toch gevonden was. Waar moet je dan verbijsterd over zijn? Het is er al! U wist het op dat moment!

De heer Segers (ChristenUnie):
Wat lag er op straat? Op straat lag dat we nu zwart-op-wit wisten dat datgene wat Nieuwsuur al eerder onthuld had, waar was. Hoe wisten we dat? Omdat in de krochten van V en J een bestand was waar men iets uitgehaald had wat er al eerder uitgehaald had kunnen worden. Daardoor wisten we dat Nieuwsuur gelijk had. Wat we niet wisten en waar alle onderzoeken op gericht waren, was het antwoord op de vraag wat staatssecretaris Teeven zich herinnerde. Dat wisten we niet. Dat schreef minister Opstelten op. Dat is eruit gehaald en daar is over gezwegen tot en met het debat van december 2015, totdat de heer Oosting uiteindelijk de e-mail kreeg en daar niets mee had gedaan.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

Labels
Bijdragen
Gert-Jan Segers
Justitie

« Terug

Archief > 2017 > januari