Bijdrage spoeddebat positie Ayaan Hirsi Ali

woensdag 17 mei 2006 03:56

André Rouvoet: Voorzitter. Mijn fractie vindt dit een moeilijk debat. In de eerste plaats vanwege het persoonlijke drama rond mevrouw Hirsi Ali. De gebeurtenissen van de afgelopen dagen raken ons ook zeer. Wij vinden de conclusies, zowel de conclusie die de minister heeft getrokken ten aanzien van het Nederlanderschap van mevrouw Hirsi Ali als de conclusie die zij zelf heeft getrokken ten aanzien van haar situatie en haar toekomst, bijzonder pijnlijk.

Wij vinden het debat ook lastig omdat de Kamer, zoals bekend, niet bevoegd is om in individuele gevallen te treden. Wij moeten niet de indruk wekken dat de Kamer dit besluit kan terugdraaien, laat staan paspoorten kan laten bezorgen. Toch zijn er vragen aan de minister te stellen en daarom is het goed dat dit debat plaatsvindt. Ik wil niet treden in de beoordeling zelf, noch in de ernst van wat indertijd wel of niet naar waarheid is gezegd. Dat is niet aan ons.

Vanzelfsprekend is ook mijn fractie het eens met het uitgangspunt dat de wet voor iedereen gelijkelijk moet worden toegepast. Ik voeg daaraan wel toe dat de minister weet dat mijn fractie van mening is dat de uitvoering c.q. de toepassing van de regels in veel gevallen te strak is geweest en dat er meer ruimte had behoren te zijn voor barmhartigheid, menselijkheid. Waar die ruimte er in eerdere situaties niet is geweest voor anonieme vreemdelingen, is het echter moeilijk, zo niet bestuurlijk onmogelijk om die nu wel ineens te vinden voor een collega.

Tegen deze achtergrond kijken wij wel wat op van de geluiden die nu uit de VVD klinken om minder strikt te zijn in de handhaving van de regels van het vreemdelingenrecht. Ik zeg er direct bij dat dit niet geldt voor de bijdrage van de fractie vandaag. Ik heb het ook bewust over geluiden uit de VVD. Ik noem een europarlementariër die walgt van minister Verdonk en die zegt dat de kilte angstwekkend is bij de toepassing van de regels. Ik noem ook de heer Dales, de opsteller van het Liberaal Manifest, die vindt dat er grenzen zijn aan de manier waarop de regels consequent worden toegepast. Laat ik erbij zeggen dat dit niet helemaal de toonhoogte is van het Liberaal Manifest zelf. Dat kan men er ook op nalezen. Anderen vinden, zoals de heer Van Aartsen, dat het doortrekken van de lijn van de Hoge Raad in dit geval een bewijs is dat Nederland lichtgeraakt en provinciaals is.

Ik vind in die betogen van de VVD-fractie weinig beschouwingen over het verschijnsel van rechtsgelijkheid terug.

Onze taxatie is dat dit besluit misschien wel de onvermijdelijke prijs is die is betaald voor de harde lijn en de onbuigzaamheid die de VVD-fractie in vreemdelingenzaken steeds heeft gehanteerd. Daarbij heeft zij als stelregel genomen dat per definitie bijna iedereen die in asielverzoeken of bij naturalisaties verkeerde informatie verstrekt, een fraudeur, een bedrieger of een gelukszoeker is. Ik heb het asieldebat in deze Kamer te lang gevoerd om dat vergeten te zijn.

Zoals gezegd, heb ik een aantal vragen aan de minister. Veel van die vragen zijn al gesteld. Daar sluit ik mij bij aan. Mijn eerste vraag heeft betrekking op de bestuurlijke onzorgvuldigheid van de afgelopen dagen, zoals ik die noem. De eerste reactie was dat Ayaan Hirsi Ali niets te vrezen had, vervolgens werd er een onderzoek ingesteld en twee dagen later vielen de beslissing en het oordeel dat er nooit sprake is geweest van haar Nederlanderschap. Als je als stelregel hanteert dat je doet wat je zegt, is het verstandig om daar niet een geldigheidsduur van een etmaal aan te koppelen.

Ik ben benieuwd naar hoe het ambtenarenapparaat zo snel heeft kunnen beslissen. Was het zo evident dat het bestuurlijk verantwoord was om de conclusie per kerende post wereldkundig te maken? Als dat zo was, waarom staat dan in de antwoorden op de Kamervragen van de heer Nawijn dat het "vooralsnog" zo is? Ik moet u zeggen dat met name het woordje vooralsnog mij buitengewoon intrigeert. Hoe is het mogelijk dat je niet de termijn in acht neemt die voor een dergelijke beantwoording van Kamervragen of een beslissing geldt? Niemand zou het zelfs een daadkrachtig meester kwalijk hebben genomen als die ten minste een week had uitgetrokken om tot de bodem uit te zoeken hoe het zat. Wat heeft een betrokkene, een Kamerlid of de samenleving aan een antwoord en een beslissing die vooralsnog is genomen? Ik sluit mij aan bij de vragen die daarover zijn gesteld. Wat betekent dat voor het vervolg? Kan er nog een andere conclusie worden getrokken? Neemt de minister morgen wellicht een andere beslissing omdat er toch nog feiten zijn die niet bij de overweging zijn betrokken? Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de andere hoedanigheid van de minister, namelijk die van kandidaat-lijsttrekker, doorslaggevend is geweest. Het spijt mij dat ik dat moet zeggen, maar ik zeg het wel. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de campagneadvisering het in dezen gewonnen heeft van de ambtelijke advisering. Het is aan de minister om mij en de rest van de Kamer ervan te overtuigen dat dit niet zo is. Ook dat hangt natuurlijk samen met het gebruik van het woord vooralsnog. Wat bezielde de minister om die beslissing binnen twee dagen naar buiten te brengen? Mijn fractie heeft vooralsnog ernstige twijfels over de zorgvuldigheid van dit ingrijpende besluit.

Ik wil ook klip en klaar antwoord hebben op de volgende vraag. Ik weet hoe de formele regels luiden voor het nemen van beslissingen, maar mij intrigeert de vraag of de minister anderen in deze besluitvorming heeft gekend, bijvoorbeeld de minister-president. Ik vind dit een relevante vraag met het oog op deze casus, die een volksvertegenwoordiger, een lid van een medewetgevende instantie betreft. Uit de reactie van de minister-president leid ik af dat hij het op zijn minst ook erg snel vond. Hij wist wel waar de minister mee bezig was. Dat wisten wij allen sinds het in de krant stond en de minister het had aangekondigd. Heeft de minister de minister-president ook bij de uitkomsten betrokken? Ik krijg hier graag een duidelijk antwoord van deze minister op.

Meer in het algemeen heb ik het onaangename gevoel dat deze kwestie niet goed zuiver te houden valt en niet los gezien kan worden van partijpolitieke overwegingen en motieven. Daar heb ik al iets over gezegd. Het moet opvallen dat de reacties, ook vanuit partijpolitieke kring, wel heel duidelijk langs een bepaalde lijn lopen die samenvalt met de kampen rondom de kandidaat-lijsttrekkers. In alle openheid zeg ik u ook maar dat ik verbaasd ben over de opmerking van minister Zalm tijdens de persconferentie van Ayaan Hirsi Ali. Weliswaar na de uitdrukkelijke mededeling dat hij daar niet als vice-premier stond, nam hij in stevige bewoordingen afstand van het besluit en de manier waarop minister Verdonk dat besluit had genomen. Al zou ik aannemen dat dit niets te maken had met zijn positiekeuze in interne VVD-aangelegenheden, dan nog was ik van mening dat dit zo absoluut niet kan.

Voor ons is de kernvraag waarom de minister voor deze route heeft gekozen. De minister heeft een besluit genomen op grond van de uitspraak van de Hoge Raad inzake identiteitsfraude. Die is in november jongstleden gedaan. De ratio achter de bepalingen is dat een naturalisatiebesluit, gegeven aan iemand die niet is wie hij zegt te zijn, nietig is, want nooit rechtsgeldig gegeven. Overigens wordt ook in deze casus het Nederlanderschap die persoon niet ontnomen, niet afgepakt, nee, het is er volgens de minister nooit geweest. Het besluit is nietig, vooralsnog.

Het is de vraag of terecht voor deze uitweg is gekozen. Als ik het goed begrijp, is de ratio van deze bepaling dat onduidelijkheid bestaat over wie iemand is omdat daarover is gefraudeerd en gelogen. Door alles wat overigens door Ayaan Hirsi Ali in het kader van de naturalisatieprocedure en vooral in eerste instantie in de asielprocedure in 1992 is gezegd, was niet onduidelijk wie zij eigenlijk was. Daarom is de artikel 14-procedure, waarin een kan-bepaling is geformuleerd ten aanzien van het verlies van het Nederlanderschap in geval van het verstrekken van verkeerde gegevens of onvolledige informatie naar mijn mening veel wezenlijker. Ik vraag de minister indringend of zij kan aangeven waarom niet expliciet voor deze route is gekozen. Anders geformuleerd: waarom is geen gebruik gemaakt van de route van de kan-bepaling, waarmee een bevoegdheid van de minister is geformuleerd om een bredere afweging te maken en zaken mee te wegen waarvoor geen ruimte is wanneer je alleen maar zegt dat er is gefraudeerd en dat het besluit daarom nietig is? In dat geval is er geen ruimte voor het maken van afwegingen.

De route van artikel 14 is niet die van nietigheid, maar van vernietigbaarheid. De minister maakt daarbij een afweging of de feiten zo ernstig zijn dat, met inachtname van het goede bestuursrechtelijke principe van alle eisen van redelijkheid en billijkheid, tot geen ander oordeel kan worden gekomen dan de conclusie dat het Nederlanderschap moet worden afgenomen. Tijdsverloop kan hierbij worden meegewogen. Naar de mening van mijn fractie is dit de cruciale vraag in dit debat. Waarom heeft de minister niet gekozen voor de afweging? Het is toch niet zo, zo houd ik haar voor, dat zij zich niet aan deze afweging durfde te wagen en daarom voor de route van nietigheid heeft gekozen? Ik krijg van de minister graag een uitgebreide verantwoording hierover. Ik kan en wil de afweging niet van haar overnemen, maar er had een bredere afweging kunnen worden gemaakt. Op basis van de reactie van de minister zullen wij in tweede termijn ons standpunt nader innemen.



De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Namens de fractie van de ChristenUnie heb ik in eerste termijn een aantal indringende vragen gesteld aan de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie over de gang van zaken, de zorgvuldigheid van de procedure en het voor ons principiële punt in hoeverre ruimte bestond voor een eigen afweging door de minister.

De minister was in ieder geval op één punt glashelder. Letterlijk zei zij dat de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad geen enkele ruimte lieten en laten om tot een andere conclusie te komen. Er was sprake van nietigheid. Met het citaat van de Hoge Raad als bewijs, luidt haar conclusie dat de naturalisatie dan geen rechtsgevolgen kan hebben.
In dit verband hebben wij lang met elkaar gesproken over de conclusie van de procureur-generaal en over de betekenis van de formulering in een van zijn conclusies dat sprake is van "nietigheid, tenzij". Het "tenzij" heeft betrekking op de vraag of er toch geen ruimte zou kunnen zijn voor een eigen afweging van de minister om tot een andere conclusie te komen. Ik meen dat wij redelijk hebben afgebakend in hoeverre deze ruimte bestaat. Wij hebben vastgesteld dat door de Hoge Raad en de procureur-generaal expliciet een mogelijkheid is opgehouden in het geval van bijzondere omstandigheden. Deze doen zich voor wanneer de opgegeven naam een naam betreft, waaronder de betrokkene ook bekend staat en wanneer deze bevoegdelijk is gevoerd. Het was en is de vraag of Ayaan Hirsi Magan in 1997 bekend stond als Ayaan Hirsi Ali. Het antwoord op deze vraag luidt "ja". De volgende vraag luidt, of zij bevoegd was tot het voeren van deze naam. De minister zegt daarop "neen". Zij stelt dat Ayaan Hirsi Ali naar Somalisch familierecht niet bevoegd was tot het voeren van de naam van haar overovergrootvader.

Ik heb eigenlijk geen argumenten om dit standpunt van de minister te betwisten, of het zou moeten zijn dat je je de vraag kunt stellen of het feit dat de naam op de A-status stond vermeld, haar niet in zekere zin bevoegd maakte tot het voeren van deze naam in Nederland. Ik kan dat niet helemaal overzien. Hoe dan ook vindt mijn fractie het bestuurlijk niet zodanig evident hoe het antwoord op deze vraag moet luiden, dat je er per kerende post een uitspraak over zou kunnen doen. Dan neem je de tijd om het zorgvuldig te onderzoeken. Ook anderen hebben daarop gewezen.

De discussie die wij vandaag hebben gevoerd over de interpretatie van de conclusies van de procureur-generaal, onderstreept onze verbazing over de overhaaste beslissing. Wij hebben begrepen dat wij deze verbazing delen met minister Zalm en de minister-president. Dat zegt veel over de zorgvuldigheid.

De fractie van de ChristenUnie kan de gang van zaken met geen mogelijkheid bestuurlijk zorgvuldig noemen, te meer nu wij begrijpen dat dit zacht gezegd niet echt een kabinetsbreed gedragen proces is geweest. Als het zo simpel is dat er geen enkele ruimte was voor iets anders dan de constatering dat er nooit sprake van Nederlanderschap is geweest, wat is dan de betekenis van die zes weken? Hoe kun je bezwaar maken als er geen besluit is genomen? Welke andere reactie is denkbaar dan die om de kwestie voor kennis aan te nemen? De minister zegt namelijk dat wet en Hoge Raad haar geen enkele ruimte laten om tot een andere conclusie te komen.

De minister kiest de nietigheid als verdedigingslinie. Om die reden ziet zij geen ruimte voor welke afweging dan ook. Er is never nooit sprake geweest van Nederlanderschap voor Hirsi Ali. In dat licht kon ook mijn fractie de stelling van de minister later in het debat dat Hirsi Ali de komende zes weken gewoon Nederlander is niet plaatsen. Een besluit kan voorlopig zijn en kan na zes weken definitief worden, of in bezwaar worden gewijzigd. Een nooit verleend Nederlanderschap kan niet alsnog geacht worden verleend te zijn voor de komende zes weken. Als de minister zegt dat het anders is, en dat stelde ze in de tweede helft van het debat, is er geen sprake geweest van nietigheid, maar van vernietigbaarheid en dus van een afwegingsruimte van de minister zelf. Dat nu heeft de minister in alle toonaarden ontkend.

Ik kom tot de conclusie van mijn fractie. De minister is niet overtuigend geweest in haar stellingname dat zij geen enkele ruimte had voor een eigen afweging. Juist daarom wegen voor mijn fractie de snelheid en de onzorgvuldigheid waarmee is gehandeld buitengewoon zwaar. Het argument dat het om een parlementariër ging en dat snelheid dus gewenst was, overtuigt ons in ieder geval van geen kant. Zorgvuldigheid is gewenst. Dat geldt in alle gevallen, maar zeker als het gaat om een stellingname met zulke ook staatsrechtelijk ingrijpende gevolgen. Overigens geldt altijd dat zorgvuldigheid voorop moet staan. Aan die zorgvuldigheid heeft het hier ontbroken. Het had anders gemoeten. Ik onderstreep met een aantal andere woordvoerders dat dit iets anders is dan een pleidooi voor het maken van een uitzondering. Dit had anders, zorgvuldiger gemoeten.
Dat brengt mij bij de motie van de heer Van Beek en een aantal andere woordvoerders. In de motie wordt de minister om een heroverweging gevraagd, ook los van de reactie van mevrouw Hirsi Ali, terwijl het betoog van de minister juist is gebaseerd op het uitgangspunt dat zij nooit enige ruimte voor welke overweging dan ook heeft gehad. Dat roept de vraag op of de minister de motie in deze zin zal kunnen en willen uitvoeren, zoals mevrouw Van der Laan expliciet heeft gevraagd, of dat daarmee de geloofwaardigheid van de minister wat betreft haar gehele eerste termijn so wie so in het geding komt. Ik heb de indieners daarover een aantal vragen gesteld. Het antwoord van de minister horen wij dadelijk.

Alles afwegend, zal de fractie van de ChristenUnie de motie steunen, om langs die weg te bereiken dat de vereiste zorgvuldigheid alsnog wordt betracht. Het is aan de minister en alleen aan haar of zij politiek kan leven met een zeer breed gesteunde motie die in essentie uitspreekt dat zij niet zorgvuldig heeft gehandeld en ten onrechte heeft aangenomen dat zij geen andere keuze had dan te besluiten wat zij heeft besloten.



De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Als niet-medeondertekenaar van de twee moties waarover het vanavond vooral is gegaan, hecht ik eraan om namens de fractie van de ChristenUnie zelf een conclusie te trekken, ook om te voorkomen dat wij dat straks in de vorm van een stemverklaring moeten doen; dat laatste lijkt mij niet praktisch.

Ik heb mijn aantekeningen van vanmiddag erbij gehaald. Als vierde opmerking van de minister heb ik -- niet met het tijdstip erbij, maar zij zei dit wel letterlijk -- genoteerd: "De wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad geven mij geen ruimte om tot een andere conclusie te komen. Mijn enige bevoegdheid is om de nietigheid te constateren". Ongeveer de laatste woorden van de minister in haar tweede termijn waren, vrij vertaald: "Ik kan goed leven met de motie die mij wijst op de ruimte die ik volgens de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad heb". Zij heeft zelfs letterlijk gezegd: "De ruimte die er is, zal ik ook benutten". Mijn fractie kan deze ontwikkeling in het debat wel begrijpen vanuit het aspect van politieke overweging, maar vanuit het oogpunt van consistentie en bestuurlijke zorgvuldigheid vinden wij haar onbegrijpelijk. Inhoudelijk kunnen wij er content mee zijn, omdat ook wij willen dat dit keer wel zorgvuldigheid wordt betracht.

De tweede termijn van het debat kenmerkte zich door veel interpretaties over met name de door de heer Van Beek ingediende motie. Aanscherping daarvan is dus van belang, zodat duidelijk wordt wat de Kamer precies met die motie wil bereiken. Dan weten wij ook voor de toekomst of een minister in dit soort situaties wel of geen eigen afwegingsruimte en dus beleidsvrijheid heeft. De zojuist door de heer Verhagen ingediende motie moet de minister definitief dwingen om kleur te bekennen en, wat mij betreft, op haar schreden terug te keren. De fractie van de ChristenUnie zal ook die motie steunen, inmiddels wel in de veronderstelling dat de minister ook deze motie zal omarmen alsof die haar eigen opvattingen verwoordt.

Al met al vinden wij dit debat wel een vertoning. Onze constatering -- let wel: geen besluit, maar constatering, want tegen een besluit zou bezwaar mogelijk zijn; de minister kan hier geen bezwaar tegen aantekenen, want dit is onze constatering -- is dat de eerste termijn van de minister nietig blijkt te zijn.

Er is dus nooit sprake geweest van het standpunt dat de minister in dit soort situaties helemaal geen ruimte heeft. Deze constatering doen wij uiteraard vooralsnog. De minister heeft zes weken de tijd om de handelingen te lezen en daarop te reageren. Daarna zal de constatering definitief zijn. De fractie van de ChristenUnie geeft de minister alvast mee dat zij geen ruimte ziet om tot andere conclusies ten aanzien van de zorgvuldigheid van de procedure, de overtuigingskracht en de geloofwaardigheid van de minister te komen. Dat heeft zij eerder in het debat al aangegeven.

Zie ook:
Labels
André Rouvoet
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage spoeddebat positie Ayaan Hirsi Ali'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2006 > mei