Bijdrage Gert-Jan Segers een de Initiatiefnota Gemenebest

maandag 01 december 2014 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties aan een notaoverleg met betrekking tot een initiatiefnota van de Leden Bosman en Van Raak  

Onderwerp:   Initiatiefnota Gemenebest

Kamerstuk:    33 689

Datum:           1 december 2014

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Het soortelijk gewicht van mijn bijdrage is wat zwaarder dan normaal, omdat ik mede namens de fractie van D66 en de fractie van het CDA spreek. Dat zijn bij elkaar 30 zetels; dat overkomt mij niet iedere dag. De last drukt zwaar op mijn schouders, maar ik probeer het vol te houden.

Ik begin met een woord van dank aan het adres van de opstellers van de nota. Het zal duidelijk zijn dat de denk- en oplossingsrichting niet die is van de fracties namens welke ik spreek, maar ik zie het wel als een uiting van betrokkenheid, betrokkenheid bij het Koninkrijk en bij de eilanden, en als een uiting van het nadenken over een gezamenlijke toekomst. Daar gaat altijd werk in zitten en dat werk is verricht. Ik dank de indieners voor de gelegenheid om weer eens te spreken over ons Koninkrijk en over de gezamenlijke verantwoordelijkheid die wij daarvoor hebben.

Het is bijzonder dat de nota afkomstig is van SP- en VVD-fractie. Wij beleven bijzondere tijden: twee uitersten die elkaar hierin vinden. Ook dat maak ik niet iedere dag mee. Dank daarvoor.

Ik stel een specifieke vraag aan collega Van Raak als vertegenwoordiger van het SP-smaldeel in deze gelegenheidscoalitie. Wij weten dat de SP-fractie zich altijd richt op mensen in de knel, kwetsbare mensen, de strijd tegen armoede en de strijd tegen corruptie. Waarom dan een keuze voor een gemenebest, waarbij de mogelijkheden om daar wat aan of tegen te doen je uit handen worden geslagen? In feite geef je die mogelijkheden zelf uit handen. Hoe verhoudt zich dat tot de hoge doelen die worden gesteld? Er worden hoge doelen gesteld en je geeft middelen uit handen. Hoe kunnen wij in een gemenebest blijven strijden tegen armoede, tegen corruptie en voor goed bestuur?

Wij zijn vandaag heel vrijblijvend aan het filosoferen over een gemenebest -- hoe kan dat eruitzien en wat zijn de voor- en nadelen? -- terwijl het eigenlijk niet aan ons is. Wij zijn niet aan zet. Nederland zal nooit in de positie zijn om eenzijdig een gemenebest voor te stellen of voor te schrijven. De suggestie wordt gewekt dat zo'n constructie heel dichtbij is of dat het een reële mogelijkheid is, terwijl dat statutair niet zo is. Wordt hiermee niet een verkeerde suggestie gewekt? Zijn de praktische consequenties van een gemenebest niet veel groter dan in de nota wordt voorgesteld? Het is een zeer ingrijpend besluit dat wordt voorgesteld als een win-winsituatie. De gezamenlijkheid wordt onderstreept, terwijl het een zeer ingrijpende verandering is ten opzichte van het huidige Koninkrijk.

Wij zitten een jaar voor de grote evaluatie van 10-10-10. Wij zijn er nog niet uit of de bestaande constructie goed werkt. Wij zijn nog volop met de eilanden, met de andere landen binnen het Koninkrijk in gesprek. Volgend jaar zullen wij er heel intensief over spreken. Waarom dan nu zo filosoferen over een heel andere constructie, een heel andere opzet van het Koninkrijk? De verhoudingen worden flink op de schop genomen. Dat is ingrijpend. Natuurlijk begrijp ik de achtergrond. Op Curaçao wordt op een partij gestemd die een veel lossere band met Nederland wil. Er zijn problemen binnen het Koninkrijk; collega Van Nispen wees er al op. Natuurlijk schuurt het. Die achtergrond zie ik. Maar nogmaals, het is niet aan ons om het Statuut eenzijdig te veranderen in een gemenebesthandvest.

Ik houd de indieners een quote voor van Elmer Wilsoe, die iets aangeeft van de reactie die dit initiatief op de eilanden oproept. De voormalig minister van Justitie en momenteel Statenlid -- wij komen hem altijd tegen bij het interparlementair Koninkrijksoverleg -- zegt: "In een paar pagina's mij komen uitleggen wat mijn toekomst is? Dank je de koekoek!" Is er overleg geweest? Is er ook maar het begin van draagvlak op de eilanden voor zo'n idee van een gemenebest? Is er een begin van een draagvlak voor een gezamenlijke inzet voor zoiets als een gemenebest? Ik zie het niet. Ik zie eerder dit soort reacties. Graag een reactie.

De ondertoon van de nota is dat de eilanden binnen een gemenebestverband beter af zouden zijn. Er wordt gesproken van een win-winsituatie voor Nederland en de eilanden. Daarover hebben onze fracties grote twijfels. De kerndiscussie is: hoe kunnen wij problemen van matig bestuur, van corruptie, van armoede aanpakken? Hoe kan dat binnen een gemenebest beter dan dat het nu gebeurt? Het signaal dat je nu lijkt af te geven is: jongens, wij moeten van die ellende af, het kost veel te veel energie en geld, wij hebben er alleen maar last van, wij trekken onze handen ervan af, opgeruimd staat netjes.

De heer Taverne (VVD): Ik weet niet of de heer Segers en ik dezelfde nota hebben gelezen. Ik maak er toch iets anders uit op. De heer Segers stelt dat deze nota ademt dat de indieners van de eilanden af willen, maar als dat zo zou zijn geweest, hadden zij toch niet een samenwerkingsconstruct voorgesteld waarin landen met elkaar verder kunnen opereren?

De heer Segers (ChristenUnie): Er is een groot verschil met datgene wat wij nu met elkaar hebben. De verhoudingen die wij nu hebben, schuren inderdaad regelmatig, maar dat komt voort uit een betrokkenheid waaraan het Statuut formeel uitdrukking geeft en waarbij wij elkaar niet loslaten. Dat dit tot schuring leidt, laat precies zien dat wij aan elkaar vastzitten. In een gemenebest maken wij ons los van elkaar. Wij maken ons los van de eilanden. De waarborgfunctie waarover is gesproken, is er dan niet meer. Als er sprake zou zijn van corruptie, heb je niet meer de mogelijkheid om in te grijpen. Het ene land kan hooguit het andere land op iets aanspreken, zoals wij nu Colombia kunnen aanspreken. Maar dat is een veel lossere band, een veel lossere verhouding dan die wij nu hebben. Nu laten wij elkaar niet los, omdat wij een gezamenlijk verleden hebben en omdat wij elkaar in de toekomst willen vasthouden, ook als het lastig is.

De heer Taverne (VVD): Is het niet veel meer zo dat wij elkaar nu niet loslaten omdat het Statuut dat in de weg staat, en het Statuut bijna een document aan het worden is dat een echtscheiding in de weg staat, dus bijna het tegenovergestelde van de kwalificatie "echtscheidingsdocument"? Er is in de verhoudingen een scheefheid ontstaan wat betreft de vraag wie kan zeggen nog met elkaar verder te willen. Het is alsof het een huwelijk is waar je niet uitkomt. Ik ben me ervan bewust dat de VVD misschien andere opvattingen over, ik zal niet zeggen de huwelijkse staat, maar in ieder geval het burgerlijk huwelijk heeft dan de ChristenUnie. Het uitgangspunt is een samenwerking die niet is gebaseerd op vrijwillig met elkaar verder willen, maar op er niet uit kunnen als de ander dat ook niet wil. Is dat niet juist niet meer van deze tijd en vergt dat niet juist modernisering?

De heer Segers (ChristenUnie): Ik herinner me dat wij bij de begrotingsbehandeling uitgebreid met de beeldspraak rond familiebanden hebben lopen goochelen. Dat ging een beetje te ver, soms, geloof ik. Maar het beeld van een huwelijk is inderdaad wel een mooi beeld. Een huwelijk waarin het nooit meer schuurt en waarin er nooit meer woorden vallen, duidt eerder op onverschilligheid dan op warme betrokkenheid. Dat is vele malen zorgelijker dan een situatie waarbij het af en toe knettert, want in zo'n situatie houd je elkaar vast. Het kan in ieder geval niet zo zijn -- dat is althans niet onze inzet -- dat waar twee partijen verbonden zijn aan elkaar, de ene partij in staat zou zijn om de ander weg te duwen, terwijl de ander het huwelijk nog een kans wil geven. Ik zou zeggen: laten wij dan proberen er nog steeds gezamenlijk iets moois van te maken.

De heer Taverne (VVD): Voorzitter.

De voorzitter: De interrupties zijn in tweeën, mijnheer Taverne, en over het huwelijk komen wij in deze Kamer nog uitgebreid te spreken.

De heer Van Nispen (SP): Ik wilde het niet over het huwelijk hebben. De heer Segers zei dat wij moeten voorkomen dat wij een beetje vrijblijvend gaan zitten filosoferen. Dat ben ik met hem eens. Verder zei hij: het is niet aan ons; wij zijn niet aan zet. Hij citeerde een persoon die zou hebben gezegd: in een paar pagina's uitleggen wat mijn toekomst is, dank je de koekoek. Dat kan ik me voorstellen, maar volgens mij is dat helemaal niet wat hier nu gebeurt. Deelt de heer Segers de mening dat wij als parlement ook een mening mogen hebben over hoe de toekomst van het Koninkrijk, of de toekomst van het gemenebest, eruit zou mogen zien?

De heer Segers (ChristenUnie): Ja, die mening mag u hebben. Dat kun je op een internetsite schrijven, of in je verkiezingsprogramma of in een opinieartikel. De suggestie wordt nu gewekt alsof wij de mogelijkheid hebben om een gemenebest af te kondigen, en die mogelijkheid hebben wij niet. Er wordt inderdaad een signaal afgegeven. De perceptie van het signaal is in ieder geval: ze willen van ons af; dit zou dus blijkbaar mijn toekomst moeten zijn. Dat zijn inderdaad de woorden van de heer Wilsoe. Dat is dus de perceptie. Wij moeten heel zuiver weten wat onze positie is. Wij kunnen hier vrome woorden en vrome wensen uiten, maar het is simpelweg niet aan ons.

De voorzitter: Mijnheer Van Nispen, laatste keer.

De heer Van Nispen (SP): In dat geval is het heel goed dat de heer Segers de vraag heeft gesteld aan de indieners, zodat zij een toelichting kunnen geven, want ik heb de nota toch echt anders gelezen op dat punt, zo van: men wil van ons af. Als dat soort beelden bestaan, kunnen die zo mogelijk worden weggenomen of genuanceerd, want er wordt natuurlijk geen gemenebest afgekondigd. Dat kan namelijk niet. We zitten hier wel om met elkaar te spreken over hoe de toekomst eruit zou kunnen zien. Ik heb zelf ook gezegd dat de problemen vanaf 2010 niet allemaal zijn opgelost. Misschien zijn ze zelfs erger geworden; dat kan ik moeilijk beoordelen. Ik ben echter wel benieuwd hoe de toekomst er volgens de ChristenUnie uit zou kunnen zien. Misschien komt de heer Segers daar nog op aan het eind van zijn betoog.

De heer Segers (ChristenUnie): De heer Van Nispen zegt dat hij de nota anders leest. Ik citeer graag een van de indieners, collega Van Raak. "Het is duidelijk dat er geen toekomst zit in de huidige constructie. Er moet een alternatief komen. De landen in het Koninkrijk kunnen verbonden blijven, maar dat moet met lossere banden en geen verantwoordelijkheid van Nederland meer voor de landen. Ik denk dat Nederland dan een stuk relaxter wordt." Dat is het citaat. "Geen toekomst in de huidige constructie", dus het moet anders, het moet losser. Je wilt dus minder met elkaar te maken hebben. Je wilt minder last van elkaar hebben. Dat is in ieder geval de inzet van deze nota.

Dat lijkt natuurlijk logisch: hoe meer verantwoordelijkheden, hoe relaxter. Maar ook, hoe afstandelijker -- dat woord viel al eerder -- de verhoudingen tot elkaar. Wat ons betreft kunnen we deze verantwoordelijkheid voor elkaar niet loslaten. Vanwege de historie, vanwege wat we met elkaar hebben en vanwege de problemen op het eiland hebben wij een verantwoordelijkheid, en daar zouden wij aan vast willen houden.

Waarbij ik de volgende vraag heb aan de indieners over het gemenebest en de vergelijking met de Commonwealth, met het Verenigd Koninkrijk. Het Britse Gemenebest staat niet bekend vanwege geopolitieke relevantie. Het staat ook wel bekend vanwege bureaucratie. Wat zijn de voordelen daar? Waaruit blijken de voordelen van die constructie daar? Hoe ervaren de voormalige koloniën, de andere landen buiten het Verenigd Koninkrijk, die verhouding binnen dat Gemenebest? Waaruit zou blijken dat een gemenebest voor ons Koninkrijk voordelen zou hebben boven de huidige constructie?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Gert-Jan Segers
Koninkrijksrelaties

« Terug

Archief > 2014 > december