Bijdrage Esmé Wiegman algemeen overleg protectionisme en WTO

woensdag 24 maart 2010 10:00

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega Ortega die normaal gesproken over deze onderwerpen het woord voert.

 

Nog te vaak ontbreekt voor bedrijven in de Europese Unie een gelijk speelveld door overtreding van concurrentie- en staatssteunregels. Nederlandse bedrijven en de Nederlandse werkgelegenheid zijn daarvan de dupe. Het is daarom goed dat de minister het probleem van oneerlijke concurrentie in Europa wil aanpakken en bijvoorbeeld via de crashteams actie wil ondernemen. Ik ben wel benieuwd op welke manier deze crashteams daadwerkelijk tot resultaat gaan leiden. Misschien kan de minister daar wat op ingaan. De voorbeelden van oneerlijke concurrentie zijn ons inmiddels wel bekend. Eerder stelde mijn collega Ortega vragen over de Spaanse tax lease, waarvan de Nederlandse scheepsbouw concurrentienadeel ondervindt. De Spaanse overheid zorgt er via belastingmaatregelen voor dat de prijs van schepen 20% tot 30% lager kan uitvallen. De Europese Commissie heeft in een uitspraak aangegeven dat de regeling ook open is voor niet-Spaanse werven. In de praktijk blijkt dit niet te kloppen. Welke concrete actie heeft de Nederlandse overheid ondernomen? Ik heb begrepen dat het probleem nog steeds niet is opgelost. Gaat de minister verdere actie ondernemen?

 

Ook in de staal- en zinkindustrie bestaan grote zorgen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het toepassen van anti-dumping in de VS. Dat bleef tot nu toe zonder consequenties. Ook binnen Europa bestaan voor de staalindustrie en andere industrietakken grote zorgen over het gelijke speelveld. Met name de staatssteunregels lijken met enige regelmaat te worden overtreden. Over de voordelen die Duitsland en Frankrijk bieden aan de energie-intensieve industrie hebben de fracties van SP, CDA en ChristenUnie onlangs schriftelijke vragen gesteld. Wat doet de minister richting deze landen en de Europese Commissie? Dan kom ik op Wärtsilä. Ik heb begrepen dat collega's daarover al mooie dingen hebben gezegd. Ik heb dat zelf niet meegekregen, maar laat ik als Zwollenaar op dit onderwerp ingaan. De overplaatsing van productieactiviteiten door Wärtsilä is zorgelijk voor de Nederlandse werknemers. Het besluit om de productie over te plaatsen, kunnen wij niet tegenhouden. Er ligt echter wel een taak bij de overheid om de ontslagen werknemers snel aan ander werk te helpen. Hoe zorgen wij dat deze kostbare technici en kenniswerkers snel weer worden ingezet? Hoe wordt de aansluiting tussen technisch onderwijs en de arbeidsmarkt behouden in de regio Zwolle? Op dit moment is dit goed vormgegeven, maar dat wordt nu aangetast. Wij kunnen hiervan bovendien leren hoe in ons industriebeleid kan worden geanticipeerd. In de Industriebrief wordt vooral gerept over maatregelen om een aantrekkelijk vestigingsklimaat te creëren, maar het is ook goed om te bedenken hoe wij in ons industriebeleid in de toekomst meer kunnen anticiperen op situaties als deze. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

 

Het uitblijven van een multilateraal akkoord in WTO-verband is nadelig voor het Nederlandse bedrijfsleven. De noodzaak van een akkoord is er ook voor ontwikkelingslanden, mits er voldoende aandacht is voor fundamentele internationale normen en voor opkomende bedrijven en industrieën in ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden ondervinden nadeel van een semivrije markt waarbij afspraken eenzijdig door het Westen worden opgelegd. Dat gebeurt bijvoorbeeld ook door koppelingseisen van het IMF aan vrijemarkthandel als er leningen worden verstrekt. De ChristenUnie-fractie vindt dat de armste landen in staat moeten zijn om toegevoegde waarde in eigen land te realiseren.

 

Vorig jaar heeft het kabinet uiteengezet wat de inzet is van Nederland met betrekking tot non-trade concerns. Ook bij de laatste ministeriële conferentie heeft Nederland hiervoor aandacht gevraagd. De ChristenUnie-fractie vindt dat zaken op sociaal gebied en op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn onderdeel moeten zijn van de handelsverdragen van de EU met ontwikkelingslanden, zeker bilateraal, maar ook bij multilaterale verdragen. Ik heb begrepen dat non-trade concerns nagenoeg geen aandacht hebben gekregen bij de laatste WTO-onderhandelingen. Hoe zorgt de minister ervoor dat dit soort zaken wel stevig op de agenda staan? Bovendien moeten ontwikkelingslanden voldoende ruimte behouden om opkomende bedrijfstakken met beschermende maatregelen tijdelijk te helpen om deze te kunnen laten concurreren met de EU. Te lage prijzen voor kleine boeren, voedselonzekerheid of belemmeringen om klimaatveranderingen tegen te gaan, moeten wij mede via de handelsakkoorden aanpakken. Dat kan bijvoorbeeld door bescherming van zuidelijke economieën tegen dumping van overschotten. Is de minister dat met mij eens?

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Archief > 2010 > maart