Bijdrage debat kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs

zaterdag 01 maart 2008 09:59

De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Twee weken geleden hebben wij een uitgebreid algemeen overleg gehad over de kwalteitsagenda VO. Het ging toen grotendeels over de 1040-urennorm. Dat is begrijpelijk maar ik wil hier toch gezegd hebben dat er een mooie kwaliteitsagenda voor het VO ligt. Die heeft onze hartelijke steun.

De 1040-urennorm heeft het meest losgemaakt, niet alleen binnen, maar ook buiten de Kamer. In de korte tijd dat de norm wettelijk gangbaar is, is er in het onderwijs heel hard gewerkt om aan de norm te kunnen voldoen. Een groot aantal scholen is daarin geslaagd, maar om diverse redenen zijn andere scholen er niet in geslaagd. Er zat een behoorlijke variatie in als het gaat om hoever men onder de norm zat. Dat is voor de staatssecretaris reden geweest om in samenspraak met de VO-raad tot een zekere aanpassing van de norm te komen, niet kwalitatief overigens. De 1040 urennorm blijft in de wet staan, maar de 40 uur mentorbegeleiding en de 72 uur maatschappelijke stage vallen nu ook onder de onderwijstijd en er wordt rekening gehouden met de vakantiespreiding. Ik zie dat niet als het schimmiger maken van de norm, maar als een stuk realiteit, omdat het zaken zijn die al voor een deel binnen de scholen plaatsvinden. Deelt de staatssecretaris mijn opvatting dat door deze aanpassingen in de praktijk toch weer een zekere bandbreedte onder voorwaarden is ontstaan? Ik hecht eraan om daar duidelijkheid over te krijgen.

De staatssecretaris is terughoudend geweest bij de terugvorderingen. Ik begrijp dat zij terugvordert, want dat is een bekostigingsvoorwaarde, maar het was voor het eerst dat het op deze manier gebeurde. De staatssecretaris is pas vanaf 890 uur en lager gaan terugvorderen. Dat betekent dat zij redelijk coulant is geweest. Wil de staatssecretaris die coulance ook komend jaar opbrengen, zodat niet ineens een enorme klap ontstaat van 150 uur coulance naar nul uur coulance?

Ik denk dat dit voor de scholen belangrijk is, zo krijgen zij de rust en de tijd om voortvarend - het is geen vrijblijvende zaak - te proberen om met behulp van de bandbreedte het aantal uren op orde te brengen. Graag een toezegging van de staatssecretaris op dit punt.

Ten slotte heb ik in het algemeen overleg ook nog gevraagd om hier in 2009 specifiek op terug te komen op basis van het resultaat van een kwalitatief onderzoek naar de haalbaarheid van de huidige norm, inclusief de aanpassingen. Ik wil het onderwijs de tijd geven om er ervaring mee op te doen. Wil de staatssecretaris toezeggen dat zij voor de opzet van zo'n onderzoek contact zal opnemen met het voortgezet onderwijs en dat zij de Kamer hierover zal rapporteren, opdat duidelijk zal zijn op basis van welke feiten wij in 2009 ons oordeel kunnen geven?

Voorzitter, als de staatssecretaris deze toezeggingen wil doen, zal mijn fractie de afspraken steunen die zij heeft gemaakt met de VOraad, die hierbij zijn nek behoorlijk ver heeft uitgestoken, ook als het gaat om de norm van 1040 uren.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Als je een school een boete geeft, dan is dat niet alleen pijnlijk voor die school, want zo'n boete vormt ook een signaal voor alle andere scholen. De discussie over het aantal uren dat scholen geen les hebben gegeven, vind ik eerlijk gezegd niet zo relevant. Het gaat om het klimaat in het onderwijs, dat niet gunstig is: er is sprake van een harde confrontatie. Nu zegt u net als mevrouw Kraneveldt dat de norm eigenlijk eens goed onderzocht moet worden, dus u erkent dat die nu niet goed functioneert. Dan moet u toch ook de conclusie trekken dat het voorbarig is om nu al boetes uit te delen?

De heer Slob (ChristenUnie):
Als de staatssecretaris aan de Kamer duidelijk gemaakt had dat zij de wettelijke norm van 1040 uren onverkort zou handhaven zoals die oorspronkelijk bedoeld was, met steun van de meerderheid van de Kamer, ook van GroenLinks, maar niet van mijn fractie, dan zou ik nu een ander betoog hebben gehouden. Maar de staatssecretaris is in samenspraak met het onderwijsveld in beweging gekomen en zij heeft een zekere bandbreedte aangegeven. Als zij dit anderhalf jaar geleden had gedaan, zou zij daarvoor de steun van mijn fractie hebben gehad.

Verder vind ik het niet correct om van boetes te spreken, het gaat in de wet om een bekostigingsvoorwaarde: scholen krijgen geld om te voldoen aan wettelijk vastgelegde voorwaarden. Als zij daar niet aan voldoen, heeft de staatssecretaris eigenlijk zelfs de opdracht om geld terug te vorderen; je zou er nog een aparte discussie aan kunnen wijden dat dit tot nu toe nooit gebeurd is. Ik ben het roerend met haar eens om 1040 uren niet als scherpe grens te hanteren, want er is nooit toegezien op het voldoen aan deze norm, zodat zij wel heel hard zou optreden als zij dit nu wel deed.

De cesuur is nu bij 150 uren minder dan 1040 gelegd. Er zijn niet zoveel scholen die ook met die speling niet aan de norm voldoen, maar iedere school is er een te veel en ik vind het heel reëel om geld terug te vorderen van zulke scholen. Ik had gevraagd of er scholen zijn die van tevoren hebben aangegeven waarom zij niet aan de norm hebben kunnen voldoen. De staatssecretaris heeft gezegd dat dit voor zover haar bekend is, niet het geval is. Ik weet inmiddels dat er één school is die dit wel gedaan heeft, en er is nog hoor en wederhoor mogelijk, dus ik zou het resultaat daarvan even willen afwachten. Daarna zal de staatssecretaris een definitief oordeel moeten vellen en dan zullen wij er ongetwijfeld in de Kamer nog een keer op terugkomen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik constateer dat de fracties van de PvdA en de ChristenUnie op deze manier valse verwachtingen wekken bij de scholen. In het journaal en ook nu weer zegt u dat de norm onderzocht moet worden en dat het resultaat daarvan volgend jaar bekend moet zijn. Daarmee erkent u dat de norm op dit moment niet goed werkt. Dan moet u consequent zijn en vragen om de boetes op te schorten tot bekend is wat een goede norm is.

De heer Slob (ChristenUnie):
U refereert aan een journaaluitzending; ik heb die niet gezien, dus ik weet helemaal niet wat daarin aan de orde is geweest. Misschien kunt u mij straks even bijpraten. Wat ik nu zeg, heb ik ook in het algemeen overleg gezegd. Er moet vastgehouden worden aan de norm, zij het met een bandbreedte. Wat mij betreft zal er nu eerst een schooljaar mee gewerkt worden om er ervaring mee op te doen.

Verder stem ik in met coulance bij de cesuur en ten slotte heb ik gepleit voor een evaluatie op een veel eerder tijdstip dan het in de wet genoemde, op basis van een onderzoek, ook naar de ervaringen die nu zullen worden opgedaan. Het terugvorderen van een deel van de bekostiging vind ik reëel, als dat met coulance gedaan wordt, maar ik ben ook blij met de mogelijkheid van beroep en bezwaar. Scholen kunnen in het geweer komen, laten wij het resultaat daarvan even afwachten. En pas op voor al te harde kwalificaties, want dat doet het debat in de Kamer en daarbuiten over de kwaliteit van het onderwijs geen goed. Ook u draagt daarvoor verantwoordelijkheid.

Bron: ongecorrigeerd stenogram

Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2008 > maart