Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

woensdag 28 oktober 2020 00:00

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook mijn felicitaties namens de ChristenUnie voor de heer Van den Nieuwenhuijzen voor zijn maidenspeech. Het was wat verrassend, want we werken al maanden met de heer Van den Nieuwenhuijzen samen, om hem nog deze speech te zien houden, dus ik moest mezelf inhouden om niet te interrumperen. Maar van harte welkom ook in deze zaal.

Voorzitter. Dit is de laatste begroting van dit kabinet en van deze minister, in missionaire status in ieder geval, en ook mijn laatste begroting. Dus het is goed om terug te kijken op wat deze minister heeft gedaan en ook vooruit te kijken.

Voorzitter. Er waren een aantal grote uitdagingen van deze minister. Ten eerste werden we geconfronteerd met een grote migratie-instroom. De opvang in de regio was ook een belangrijk speerpunt van deze minister. Hoe konden we die toekomstige migratiestroming nu afremmen door meer te investeren in de opvang in de regio, in de thuislanden? Daarvoor heeft de minister ook verschillende fondsen opgericht. Daar dank ik haar ook voor. Een van die fondsen is het Challenge Fund, waar collega Kuik en ondergetekende ook op hebben aangedrongen.

Verder moest de minister de SDG's, dus de Sustainable Development Goals voortzetten en heeft zij speciale aandacht gehad voor de psychosociale hulp in crisissituaties, met een aparte tweedaagse conferentie hierover in 2019. Zij had het erover — ik heb dat nog even teruggelezen — in haar introductie Met oog voor de ziel. Dat sprak mij erg aan. De minister poogde ook om de IMVO-convenanten, de ketenaansprakelijkheidsconvenanten, vlot te trekken met dertien risicosectoren. Ik kom daar later op terug.

Voorzitter. Collega's hebben al gesproken over de tijd waarin we zitten: de pandemie, en hoe die de wereld beïnvloedt en de nood niet zozeer minder maakt, maar de nood juist alleen maar groter maakt. Dat heb ik ook tegen mevrouw Van Weerdenburg gezegd. De medische gevolgen zijn misschien niet precies te overzien. Dat komt ook omdat er in veel van die landen mogelijk een gebrek is aan testcapaciteit. Ongetwijfeld zal er een groter beroep gedaan moeten worden op de medische zorg. Los daarvan weten we al van de doorberekeningen van de Wereldbank, het IMF, et cetera, dat er banen verloren gaan, dat de internationale handel afneemt, dat mensen, en dan met name dagloners, hun werk zien verdampen. Er is dus meer hulp nodig.

Deze minister werd zelf ook geconfronteerd met een dalend bni. De collega's van de coalitie hebben daar al aan gerefereerd. Gelukkig hebben de coalitie en het kabinet dit gezamenlijk weten te compenseren met 500 miljoen extra. Dat loopt door tot 2022. Dat betekent dat door dit kabinet de lopende programma's niet bedreigd worden, ondanks de daling van het bni.

Voorzitter. Wij hopen natuurlijk dat het bnp van Nederland in de toekomst weer gaat stijgen. Ik ben blij dat dit kabinet een wijs besluit heeft genomen door het bedrijfsleven in ieder geval niet nog verder aan te pakken als het gaat om de coronabestrijding en tegelijkertijd de huidige maatregelen te handhaven. Ik hoop dat we als Nederland in staat zijn om onze economische groei weer op peil te brengen. Dat heeft ook positieve effecten op het budget voor ontwikkelingssamenwerking.

Voorzitter. Is dit genoeg om de wereldwijde crisis aan te pakken? Nee, absoluut niet. We weten dat Nederland dat niet in z'n eentje hoeft te doen. We weten dat er bij de Wereldbank miljarden klaarliggen. We weten van andere lidstaten en de Europese Commissie dat ze extra fondsen hebben gereserveerd. Ook dit kabinet heeft extra middelen vrijgemaakt voor de negatieve effecten van de coronapandemie.

Dat betekent niet dat wij op onze handen gaan zitten. Daarom zal ik in de tweede termijn voorstellen om terug te groeien naar de 0,7% bestedingen van het bnp aan ontwikkelingshulp. Dat is hard nodig. We hebben met deze coalitie en dit kabinet geprobeerd de negatieve trend te keren. Wij vertrouwen erop en vragen het kabinet om nu al een plan te maken om terug te groeien naar de 0,7%, zodat er straks bij de kabinetsonderhandelingen concrete voorstellen liggen. We weten dat de collega-minister van Defensie hetzelfde heeft gedaan. Deze minister heeft het eigenlijk al aangekondigd in een eerdere nota, maar we vragen haar om dit nog voor de afloop van deze kabinetsperiode te doen.

De voorzitter:
Meneer Van Raan, kort.

De heer Van Raan (PvdD):
Het is goed nieuws om over dat teruggroeipad naar 0,7% te horen van de ChristenUnie. Nu ligt er al een aangehouden motie van mijn fractievoorzitter Esther Ouwehand om dat te doen. Zou de ChristenUnie eventueel bereid zijn om die motie te ondersteunen, vraag ik mij af.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik herinner me die motie. Die kwam bij de APB vandaan, de Algemene Politieke Beschouwingen. Daar waren we op zich positief over, ware het niet dat er een zin aan was toegevoegd waarin stond dat de middelen nog gedurende deze kabinetsperiode beschikbaar moesten komen. Dat zou een extra investering van 2 miljard betekenen. Althans, zo heb ik de motie gelezen. Misschien was ze niet zo bedoeld. Misschien kan de heer Van Raan dat uitleggen. Vandaar onze terughoudendheid toen. Ik hoop gezamenlijk met de heer Van Raan te kunnen optrekken om te kijken of we alsnog tot zo'n plan kunnen komen.

De heer Van Raan (PvdD):
Dat lijkt me winst, want ik kan die twijfel of aarzeling weghalen. Zo was de motie in ieder geval niet bedoeld. Die 2 miljard nu al uitgeven was niet aan de orde, maar wel het doel om terug te groeien. Ik merk dat we daar op dezelfde manier in staan. Wellicht kunnen we dus zakendoen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Laten we dan nog even naar de motie kijken. Die suggestie leek namelijk uit de motie te spreken. Misschien komen we gezamenlijk nog tot een heel duidelijke oproep richting het kabinet.

Voorzitter. Dan Lesbos. Tijdens covid werden we geconfronteerd met de vreselijke branden op Lesbos. De huidige beelden zijn nog dramatischer. Mensen staan tot hun knieën in de blubber. We weten dat dit een gebied met vervuilde grond is, waar eigenlijk niemand mocht komen. Het werd als oefenterrein gebruikt. Juist daar plaatsen we nu mensen, in de blubber. Het is echt schaamteloos dat Europa dit toestaat. Europa kijkt ernaar en we doen niets. Deze minister heeft 1 miljoen vrijgemaakt. Daar prijs ik haar voor, maar het is echt veel te weinig om iets aan de ellende te kunnen doen. Ik vraag de minister om te kijken of er op haar begroting nog iets meer kan worden gedaan — ik weet dat dat dan non-ODA moet zijn, omdat het geen ontwikkelingsland betreft, maar Griekenland — of dat we andere landen ertoe kunnen aanzetten om het leed daar te verlichten. Ik vraag haar ook wanneer die 100 kinderen en hun ouders naar Nederland komen. Ik weet dat dat een beetje een overloop heeft met de staatssecretaris van Justitie, maar het is toegezegd door het kabinet. Wanneer gaat dit gebeuren?

Ik roep haar ook op om, misschien samen met haar collega's, ervoor te pleiten de meeste kwetsbaren die in deze situatie zitten van de eilanden af te halen en in ieder geval onder te brengen op het Griekse vasteland, in de hotels die nu leegstaan. Ik hoor graag haar reactie op dat punt. Mensen zijn geen honden, ook al zitten ze daar in die vluchtelingenkampen onder vreselijke omstandigheden.

Voorzitter. Dan de effecten van covid op de handel. Covid heeft laten zien dat Nederland en Europa afhankelijk zijn van de internationale handel. We hebben dat gezien bij de beschermende middelen waar we een tekort aan hadden. De fractievoorzitters Heerma en Segers hebben het kabinet opgeroepen om tot een planbureau voor de veiligheid te komen, om toekomstige kwetsbare afhankelijkheidsrelaties ten aanzien van goederen, diensten en producten te verminderen. Hoe staat het met de uitvoering van die motie? Wat ons betreft hoeft dat geen apart instituut te zijn. We kunnen ook gaan kijken of al bestaande instituten, zoals Clingendael en HCSS, maar ook de AIV de krachten kunnen bundelen.

Dan Mercosur, voorzitter. Ik ben benieuwd hoe het nu staat met de komende handelsverdragen, zoals Mercosur. Wij hebben ons hier in deze Kamer eerder uitgesproken tegen Mercosur, omdat we vonden dat dit onverantwoord was in een tijd waarin we juist willen kijken naar transparantie in de ketens en naar duurzaamheid, en waarin we zien dat de bossen in de Amazone worden verbrand en niet worden teruggebracht. Landen als Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Ierland et cetera hebben al gezegd dat ze niet akkoord gaan. Hoe staat de minister nu tegenover dit Mercosur-verdrag?

Dan imvo. Het KIT en ook de SER hebben inmiddels een rapport en evaluatie uitgebracht: Samen naar duurzame ketenimpact. De Kamer heeft de nota Van voorlichten tot verplichten ook ontvangen van deze minister. We hebben ook een reactie gehad op onze initiatiefnota tegen slavernij en uitbuiting. Daar dank ik de minister voor. Ik was wel verbaasd dat er wordt doorgeschoven naar Europa. Waarom was er geen enthousiasme over nationale wetgeving, zoals deze minister eerder had? Het is toch helder wat die OESO-richtlijnen zijn? We kunnen geen tijd verspillen. Natuurlijk is het het meest ideaal als Europa dit oppakt, maar ondertussen mogen we niet op onze handen gaan zitten. We moeten ook eigen, nationale wetgeving gaan maken. Zoals bekend zijn een aantal partijen, waaronder de ChristenUnie, bezig met zo'n initiatiefwet.

Voorzitter, ik zie dat de heer Bouali iets wil zeggen.

De voorzitter:
Meneer Bouali, kort.

De heer Bouali (D66):
Ik zal het inderdaad heel kort houden. De heer Voordewind weet ook dat er op Europees niveau een redelijke versnelling is ingezet op het imvo-traject. In mijn bijdrage refereerde ik er al aan. Commissaris Reynders is echt aan het werk geslagen. Ziet u dus niet ook wat in dat Europese traject? Want als Europa snel met wetgeving komt, of met elementen daarvan of met dwingende maatregelen, is dat toch veel verstandiger? Dan zou het toch vreemd zijn als wij hier in Nederland ook allerlei dingen gaan doen? Ik ben er niet op tegen, hoor, maar het Europese traject is toch ook heel relevant?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Zeker, maar wij weten ook hoe snel Europa werkt. Dit debat speelt al jaren in Europa. Ik ben straks in november veertien jaar Kamerlid en ik houd me al veertien jaar met dit onderwerp bezig. Er zijn al verschillende rapporten in bureauladen in Brussel verdwenen. Ik zie de inspanningen van Eurocommissaris Reynders, maar we zien ook dat dat waarschijnlijk pas tot resultaat leidt in de zomer van volgend jaar. Ik zou dus zeggen: laten we als Kamer nu een initiatiefwet neerleggen, zodat we straks tijdens de onderhandelingen waar u mogelijk aan deelneemt bouwstenen hebben die we kunnen gebruiken. Duitsland doet dat nu ook en Frankrijk heeft het ook eerder gedaan. Andere zijn landen bezig om wetgeving te maken. Als we ons allemaal houden aan die OESO-richtlijnen, met die zes stappen om de ketenaansprakelijkheid goed vorm te geven, dan kan het niet anders dan leiden tot een harmonisering van de wetten die we tot nu toe hebben gemaakt. Frankrijk wacht ook niet af. Frankrijk is nu ook bezig met eigen wetgeving, Duitsland is er nu mee bezig et cetera. Mijn appel aan de heer Bouali zou dus zijn: doe mee! Laten we snel een nationale wet maken die straks op de onderhandelingstafel kan liggen.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
En ik geef u aan dat ik straks nog een of twee minuten spreektijd nodig heb, maar dat zal ik van mijn andere spreektijden afhalen.

De voorzitter:
Dat ga ik u toch niet toestaan, want we lopen al uit de tijd. De anderen moeten ook nog spreken. En zelfs dan zullen we het niet meer binnen de tijd kunnen houden, dus u zult echt in de tweede termijn de rest van uw verhaal moeten uiteenzetten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Maar voorzitter, ik …

De voorzitter:
Nee, ik ga nu het woord geven aan de volgende spreker, en dat is de heer Van Raan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter, ik ben nog niet klaar.

De voorzitter:
Dat kan zo zijn, maar u bent door uw tijd heen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan neem ik wat tijd van mijn tweede termijn.

De voorzitter:
Maar ik zeg u dat ik u dat niet ga toestaan, omdat we al uit de tijd lopen voor dit debat. Dat betekent dat ik nu echt het woord ga geven aan de heer Van Raan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter, ik heb recht op mijn spreektijd. Er staat tien minuten spreektijd, en die wil ik graag benutten.

De voorzitter:
U heeft aangegeven de spreektijd die staat aangegeven voor deze termijn te benutten. Die heeft u benut en daar houd ik u nu aan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat is een indicatie. Ik heb tien minuten toegewezen gekregen. Dat heb ik u ook doorgegeven. Dus ik zou graag mijn verhaal afmaken.

De voorzitter:
Ik ga dat niet toestaan. Ik geef nu het woord aan de heer Van Raan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Nee voorzitter, dit is de orde van de Kamer. U gaat daar in eerste instantie over, maar ik heb gewoon tien minuten spreektijd toegewezen gekregen. Dat is gewoon een wettelijk recht dat ik heb, en ik kan ook die van mijn tweede termijn gebruiken.

De voorzitter:
U krijgt twee minuten de tijd en er zullen geen interrupties meer worden toegestaan vanaf nu. U heeft nog twee minuten om uw verhaal af te maken, en dan horen we u niet meer in de tweede termijn, denk ik. Gaat uw gang.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter, in de tweede termijn kan ik dan nog minuten gebruiken die ik aan andere begrotingen kan besteden. Dus ik hoop dat u dat ook scherp heeft.

Dan maak ik snel mijn bijdrage af. De versterking van het maatschappelijk middenveld is een speerpunt van de minister. Maar ik zie wel in de afgelopen periode een verschuiving van de multilaterale organisaties van 34% naar 42%. Ik roep de minister toch op om dat, als ze daadwerkelijk dat particuliere kanaal zo belangrijk vindt, wat meer in balans te houden.

Voorzitter. Dan de begroting zelf. In de wereldwijde pandemie mogen we niet de meest kwetsbaren uit het oog verliezen, met name kinderen die seksueel misbruikt worden. Zo'n 2 miljoen kinderen worden dagelijks seksueel misbruikt. Het gebeurt zelfs onder toezicht van en met toestemming van hun eigen ouders. Kinderen die geliefd moeten zijn en veiligheid nodig hebben, worden getraumatiseerd en beschadigd voor het leven. Ik vraag de minister: laten we het kinderfonds voor bestrijding van prostitutie, dat afloopt in 2021, doorzetten. Ik overweeg om ook in de tweede termijn iets met dat punt te doen.

Voorzitter. Ten slotte ga ik in op het Dutch Relief Alliance fonds. Ik begrijp dat de minister dat gewoon doorzet. Dat is ook prima. Ik begrijp ook dat er hulp van de minister nodig is als het gaat om de EU delegation coöperation in de gebieden zoals Nigeria. Zou de minister daarop haar toezegging en steun willen geven?

Voorzitter. Tot slot. Ik begon met een terugblik op het OS-beleid van deze minister. Aan de inzet van deze minister heeft het niet gelegen. Ik dank haar namens mijn fractie voor haar betrokkenheid bij de allerarmsten in de wereld. Ik hoop dat we genoemde thema's, zoals opvang in de regio, imvo en het tegengaan van kindermisbruik nog flink in de steigers kunnen zetten, voordat we samen het stokje moeten overgeven.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank, meneer Voordewind.

Labels
Bijdragen
Buitenlands beleid
Joël Voordewind
Ontwikkelingssamenwerking

« Terug

Archief > 2020 > oktober