Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over de ontwikkelingen rondom de verspreiding van het coronavirus

donderdag 05 maart 2020 00:00

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een plenair debat met minister Bruins voor Medische Zorg

Kamerstuknr. 25295

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Goed dat we vandaag over het coronavirus spreken, want de ontwikkelingen gaan razendsnel. In een week tijd heeft het ECDC, het Europees centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, de kans op besmetting met het coronavirus bijgesteld. Eerst was het laag tot matig, nu is het matig tot hoog.

Ik wil dit debat beginnen met waarderende woorden voor het RIVM, de GGD's, de huisartsen en iedereen die heel hard werkt om de uitbraak van het coronavirus zo klein mogelijk te houden. Ik wil ook waarderende woorden uitspreken voor de minister. Ik voel mij als Kamerlid goed geïnformeerd. Ik vind ook dat de minister goed zichtbaar is en duidelijk communiceert, ook naar de Nederlandse bevolking. Tot slot wil ik in mijn inleiding ook de patiënten en hun naasten heel veel sterkte toewensen en de patiënten ook beterschap wensen. Ik heb net nog even op de website van het RIVM gekeken: het gaat inmiddels om 38 personen. Voorzitter. Als ik mensen om me heen spreek en als ik naar mijn mailbox kijk, dan zijn er toch een paar vragen die steeds weer terugkomen. De allereerste vraag is: waarom gaan we niet veel grootschaliger testen? In het gesprek met het RIVM bij de technische briefing, is daaraan ook aandacht besteed. Ook in schriftelijke vragen die door collega's zijn gesteld, komt aan de orde dat een test pas effectief is als er symptomen zijn van het virus. Voor dat moment kan het virus dus ook niet worden aangetoond. Dat is voor mij helder, maar ik denk dat het goed is om dat ook duidelijk te communiceren.

De tweede vraag die ik vaak hoor, is: waarom neemt Nederland geen maatregelen, zoals in het buitenland gebeurt? Het gaat dan bijvoorbeeld om het afgelasten van grote evenementen. Afgelopen dinsdag heb ik daar zelf ook een aantal vragen over gesteld aan het RIVM. Voor mij is helder geworden dat dit komt, doordat de situatie in landen anders is. De context in bijvoorbeeld Italië, maar ook in Duitsland, is gewoon anders dan in Nederland. Landen nemen dus ook andere passende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Er zijn ook politieke en culturele verschillen; ik kom daar zo nog op terug.

Voorzitter. De Nederlandse overheid volgt de adviezen van het ECDC en de Wereldgezondheidsorganisatie. Ik denk dat dit goed is. Nederlanders hebben ook vertrouwen in deze aanpak, zo blijkt uit onderzoek waarover ik vanmorgen in de kranten las. Toch is het voor veel mensen onbegrijpelijk dat landen zo verschillend omgaan met de bestrijding van het coronavirus. Ik heb de volgende vraag aan de minister: wanneer vindt de volgende EPSCO-Raad plaats? Staat de geharmoniseerde aanpak, waarbij de adviezen van ECDC worden gevolgd, dan ook op de agenda? Wordt daar ook gesproken over voldoende beschermingsmiddelen voor zorgverleners? Ik denk dat een Europese aanpak daarvan gerechtvaardigd is.

Voorzitter. Via de ROAZ-en is geïnventariseerd of er tekorten zijn aan beschermingsmiddelen. Ik begreep van de minister dat dit niet het geval zou zijn. Toch krijg ik signalen van huisartsen die veel te weinig beschermingsmateriaal hebben, met name als het gaat om mondkapjes. Ik hoorde van een huisartsenpraktijk, waar een aantal huisartsen werken, dat zij gewoon drie mondkapjes in huis hebben. Dat is niet genoeg. Wat gaat de minister hieraan doen? Is hij bereid om dezelfde stappen te zetten als de Franse president? De Franse president heeft bepaald dat beschermingsmateriaal geconfisqueerd wordt voor zorgverleners.

Voorzitter. Een andere zorg is dat huisartsen veel visites moeten afleggen, omdat mensen niet naar de praktijk mogen komen. Dit vergt veel tijd en brengt nog meer risico's met zich mee. Hoe kunnen huisartsen hierbij worden ondersteund? Welke rol kunnen de GGD's, en wellicht ook ziekenhuizen, hierbij spelen? Mocht er een grotere uitbraak komen, dan kunnen huisartsen de extra taken die zij nu krijgen niet meer aan. De eerstelijnszorg is al overbelast. Hoe wordt hierop geanticipeerd?

Een andere vraag gaat over de verpleeghuizen. In het advies van het Outbreak Management Team staat dat gekeken moet worden naar alternatieve locaties, zoals verpleeghuizen, voor verzorging, verpleging en behandeling van patiënten. Hoe kijkt de minister hiernaar, juist ook met het oog op de kwetsbaarheid van bewoners van verpleeghuizen?

Voorzitter. Ik heb kort nog een aantal punten over het proces van de afgelopen weken. Een vrouw heeft op de intensive care van een ziekenhuis gelegen, zonder dat bekend was dat ze het virus had. Ik sluit mij aan bij de vragen die mijn collega Renkema daarover heeft gesteld. Dan was er de persconferentie van het RIVM. Daarin werd gesteld dat er een zeer klein risico was dat kinderen het virus zouden oplopen. Prompt was er een kind dat toch het virus had. Mijn vraag aan de minister is: hoe zit dat nu precies?

Ik kijk naar het vervolg van dit proces. Het Outbreak Management Team adviseert dat we zo lang mogelijk moeten inzetten op het inperken van het virus, maar dat we ons ook moeten voorbereiden op vervolgstappen als dit niet meer lukt. Ik heb de volgende vraag aan de minister: kan hij ons meenemen in hoe dit proces precies gaat verlopen? Gebeurt dit stap voor stap? Vinden er voorbereidingen plaats voor een ernstig scenario, het ernstigste scenario, of wellicht voor allebei?

Ik zie een interruptie.

De heer Jansen (PVV):
Ik heb een heel korte vraag. Mevrouw Dik-Faber zegt namens de ChristenUnie dat zij voldoende is geïnformeerd. Inmiddels stelt zij dertien vragen. Mevrouw Dik-Faber, bent u voldoende geïnformeerd of heeft u gewoon heel veel vragen, omdat u onvoldoende bent geïnformeerd?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik voel mij goed geïnformeerd over de stappen die de minister zet en over de aanpak van het RIVM. Ik vind ook dat de informatie die op de website van het RIVM staat, zeer adequaat is. Ik vind het ook goed dat een telefoonnummer is opengesteld, waar mensen hun vragen kunnen stellen. Ik heb wel aanvullende verduidelijkingsvragen, en volgens mij mag dat vandaag in dit debat.

De voorzitter:
De heer Jansen.

De heer Jansen (PVV):
Heel kort nog. Als u verduidelijkingsvragen heeft, bent u dus niet volledig geïnformeerd.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik voel mij wel voldoende geïnformeerd. Ik ben hier vandaag om het debat aan te gaan met de minister.

De heer Hijink (SP):
Ik hoor mevrouw Dik-Faber de minister uitgebreid complimenteren met de communicatie naar buiten toe, maar ik hoor daar toch ook heel andere reacties op. Ook dat klungelige briefje bij de NOS en hoe dat is gegaan. Maar ik hoor mevrouw Dik-Faber ook iets zeggen over de communicatie rondom het opvangen van patiënten in verpleeghuizen. En ik hoor haar over de tekorten aan beschermende middelen voor huisartsen en andere zorgverleners, wat door de minister eerst was ontkend, maar wat in het advies van het Outbreak Management Team al werd erkend. Van allerlei kanten — van huisartsen zelf — krijgen wij te horen dat die tekorten er zijn. Dan kun je toch niet spreken van heel duidelijke communicatie van de kant van de minister?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De minister heeft in zijn brief laten weten dat er gecheckt is bij de ROAZ'en, de regionale overleggen … U kent de afkorting. Gebleken is dat er geen tekorten aan hulpmiddelen waren. Dat heeft mij verbaasd. Ik ga ervan uit dat deze informatie klopt en dat de minister zijn oor daar te luisteren heeft gelegd. Die informatie verbaast mij omdat ik van de andere kant, van huisartsenpraktijken, hoor dat ze zich wel degelijk zorgen maken over de beschikbaarheid van zorgmiddelen. Ik heb begrepen dat er in ziekenhuizen ineens beschermingsmiddelen verdwijnen. Die worden, bijvoorbeeld door bezoekers, meegenomen. Als ik die verhalen hoor, wil ik die vandaag wel graag onderdeel van het debat maken. Ik vind het belangrijk dat hierover geen misverstand bestaat. Er moeten gewoon voldoende beschermingsmiddelen in Nederland en binnen Europa zijn. Daarom moeten we dat ook in Europa op de agenda zetten.

De heer Hijink (SP):
Ik ben het inhoudelijk erg met mevrouw Dik-Faber eens, maar zij stelde zelf net vast dat de minister communicatief zo goed bezig was, terwijl ik daar vanuit de zorgsector zelf juist heel veel kritiek op hoor. Als het gaat over de verpleeghuizen en wat daarover geschreven is, als het gaat over het niet-bestaan van zogenaamde tekorten aan beschermende middelen, maar die er dus wel zijn, is er juist veel kritiek op het optreden van de minister. Dan verbaast het mij dat mevrouw Dik-Faber inhoudelijk onze zorgen deelt, terwijl de minister uitgebreid complimenten krijgt voor de manier waarop hij dit heeft aangepakt. Volgens mij botst dat nogal.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik neem de brieven van de minister uiterst serieus. Ik neem ook de signalen van huisartsen uiterst serieus. Ik wil dat vandaag onderdeel van het debat maken, omdat we allemaal — huisartsen, u en ik, de mensen in het land — vinden dat er voldoende beschermingsmiddelen moeten zijn. Ik denk dat de minister dat ook vindt, maar dat zullen we zo van hem horen. Daarover mag gewoon geen misverstand bestaan. Daarom maak ik dat vandaag onderdeel van het debat.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn vraag is ook of het in dit verband en naar de toekomst toe nog zinvol is om te kijken naar de testcapaciteit. Ik noem de mobiele testcentra, zoals in Duitsland, of de drive throughs, zoals in Zuid-Korea. Is dat iets wat ook in de scenario's voor Nederland mogelijk aan de orde komt? Het Rode Kruis helpt in Italië bij gezondheidschecks op vliegvelden en het heeft ook hier menskracht en middelen aangeboden. Is de minister hierover in Nederland, naar de toekomst toe, ook in gesprek met het Rode Kruis?

Dan mijn overige vragen. De vaccins. Daar wordt op veel plekken aan gewerkt. Het is een wereldwijde opgave in het belang van alle landen. In hoeverre is er sprake van een door de Wereldgezondheidsorganisatie gecoördineerde aanpak? Welke rol speelt Nederland of Europa hierbij? Is het niet goed om de financiering vanuit verschillende landen bij elkaar te brengen om bij te dragen aan de meest kansrijke vaccins?

Tot slot, toch nog even over de publiekscommunicatie. Ik vind dat er echt goed en veel wordt gecommuniceerd door het RIVM. Mensen krijgen veel informatie vanuit de media, de GGD, het RIVM en de Rijksoverheid. Deze informatie moet eenduidig, begrijpelijk en toegankelijk zijn. Maar er kwamen toch nog wel wat woorden voorbij — social distancing, transmissies, casusdefinitie — waarvan ik dacht: zijn die voor iedereen te begrijpen? Daarom mijn oproep om daar toch nog eens goed naar te kijken en deze informatie toegankelijk te laten zijn voor alle personen, bijvoorbeeld ook voor mensen met een auditieve beperking. Graag een reactie van de minister.

Dank u wel.

Meer informatie

Labels
Bijdragen
Carla Dik
Zorg, Welzijn & Sport

« Terug

Archief > 2020 > maart