Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat Medezeggenschap cliënten zorginstellingen

woensdag 12 september 2018 00:00

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een plenair debat met minister Bruins voor Medische Zorg

Kamerstuknr. 34 858

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. De ChristenUniefractie hecht grote waarde aan goede medezeggenschap van cliënten en patiënten over de zorg die zij krijgen. Mits goed geregeld, zorgt dit direct of indirect erbij betrekken van cliënten ervoor dat zorginstellingen het menselijke aspect niet uit het oog verliezen en dat de cliënten zich gehoord voelen en het gevoel krijgen dat hun inbreng er ook echt toe doet. Dit wetsvoorstel, dat al enkele jaren in voorbereiding is, vervangt de huidige Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen uit 1996. Het bleek hierbij nogal lastig om de wensen van de zorgorganisaties enerzijds en de medezeggenschapsorganisaties anderzijds te verenigen. Beide partijen hebben verbeten voorstellen gedaan om de wet aan te passen, maar op sommige punten gaan deze voorstellen lijnrecht tegen elkaar in. Het lijkt dan onvermijdelijk om het midden te zoeken en op sommige punten te volstaan met minimumnormen. De ChristenUniefractie had dit graag anders gezien. Mijn fractie hecht aan een goede en zo lokaal mogelijke medezeggenschap voor cliënten van zorginstellingen en daarmee aan stevige bevoegdheden voor cliëntenraden. Tegelijkertijd heb ik niet de illusie dat een wetsvoorstel alleen voldoende is. Er is meer nodig dan het aanpassen van wetgeving om de broodnodige cultuurverandering tot stand te brengen en te zorgen voor een meer effectieve medezeggenschap van cliënten in de zorg.

De heer Hijink (SP):
Mevrouw Dik-Faber zegt: wij hechten eraan dat de cliëntenraad zo dicht mogelijk bij de plek zit waar de zorg wordt verleend. Wat vindt zij dan van de afzwakking die in dit voorstel zit? Er wordt namelijk niet voor gekozen om dat als uitgangspunt te nemen. Het uitgangspunt is nu dat alleen in het geval er een roep van cliënten is om een cliëntenraad in te stellen, overgegaan wordt tot het instellen van een cliëntenraad. Dat is eigenlijk een afzwakking van de huidige situatie, terwijl je ook zou kunnen kiezen voor het idee dat het uitgangspunt wordt dat er een cliëntenraad op iedere locatie is, tenzij er redenen zijn om daarvan af te zien.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De heer Hijink stelt mij een goede vraag. Ik kom daar in het vervolg van mijn betoog nog op terug. Ik heb hiervoor een amendement in voorbereiding.

De voorzitter:
Ik zie dat meneer Hijink al gerustgesteld is. Mevrouw Dik-Faber, gaat u verder.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn laatste zin was dat er meer nodig is voor een effectieve medezeggenschap van cliënten in de zorg, namelijk een cultuurverandering. Dat vraagt natuurlijk wat van het bestuur: dat moet de wensen van cliënten serieus nemen, luisteren naar de cliëntenraad en daar ook ruimte aan geven. Aan de andere kant kunnen cliëntenraden veel meer doen om de wensen en meningen van de betrokken cliënten en hun vertegenwoordigers mee te nemen in adviezen en besluiten. Ik ben dan ook blij met de nieuwe mogelijkheid van inspraak die in de wet wordt geboden. Dat is niet alleen goed voor de cliënten, maar dwingt cliëntenraden ook om rekening te houden met de directe participatie en daarmee dichter bij de cliënten te gaan staan.

Zoals gezegd, kijken zorgorganisaties en medezeggenschapsorganisaties heel verschillend naar het wetsvoorstel en wensen zij nog uiteenlopende aanpassingen. Hoe kijkt de minister hiernaar? Denkt hij dat dit compromiswetsvoorstel op voldoende draagvlak kan rekenen? Hoe gaat dit wetsvoorstel volgens hem een impuls geven aan de onderlinge samenwerking tussen de verschillende partijen en de noodzakelijke cultuuromslag? De ervaringen met de huidige wet zijn dat er vaak geen goede medezeggenschap tot stand komt, mede omdat de eisen in de wet zwak zijn geformuleerd en toezicht afwezig is. Kan de minister daarom nog eens aangeven welke nieuwe waarborgen het wetsvoorstel op dit punt biedt? Waar kunnen cliëntenraden terecht als zij niet gehoord worden of misschien zelfs tegengewerkt worden?

De regering kiest in het wetsvoorstel vooral voor de bestaande indirecte medezeggenschap via cliëntenraden. Ik noemde het zojuist al: directe participatie, zoals inspraak, kan ook een goede vorm van medezeggenschap zijn. Inspraak is in het wetsvoorstel echter beperkt tot instellingen voor langdurig verblijf. Ziet de minister mogelijkheden om directe participatie ook elders te bevorderen?

Voorzitter. Uit het onderzoek uitgevoerd door iBMG naar aanleiding van de motie-Bouwmeester/Dik-Faber blijkt dat medezeggenschap gebaat is bij variëteit en experimenteerruimte. Het wetsvoorstel biedt hier echter volgens medezeggenschapsorganisaties weinig ruimte voor. De minister stelt telkens dat de wet minimumnormen stelt en dat er dus ruimte is om meer afspraken te maken die verder gaan. Maar in hoeverre is het mogelijk voor lokale cliëntenraden en instellingen om af te wijken van de voorgestelde wettelijke bepalingen, ook als dit betekent dat minder wordt gedaan dan de minimumnormen aangeven maar dat dit op andere punten weer wordt gecompenseerd? Graag een reactie.

Voorzitter. In het wetsvoorstel staat dat instellingen waarbij meer dan tien zorgverleners werkzaam zijn, verplicht worden een cliëntenraad in te stellen. Een eerstelijnszorgorganisatie met veel parttimers zit zo aan dit aantal. Dit leidt voor dergelijke kleine zorgorganisaties tot onevenredig hoge administratieve lasten. Met alternatieve vormen van patiëntenparticipatie kunnen deze organisaties ook zorgen voor effectieve medezeggenschap. Daarom lijkt het mij alleszins te verdedigen om de drempel iets hoger te leggen, namelijk bij tien fte's, tien voltijdseenheden. Wat vindt de minister hiervan? Ik overweeg hierover een amendement in te dienen.

Voorzitter. De pgb-wooninitiatieven of ouderinitiatieven worden in dit wetsvoorstel gelijkgesteld met professionele zorginstellingen. Het wetsvoorstel stelt daarvoor cliëntenraden verplicht als er meer dan tien zorgverleners betrokken zijn. En daar zitten die initiatieven natuurlijk zo aan. Ik vind het dan ook niet realistisch om deze verplichting voor pgb-wooninitiatieven te laten gelden, vooral ook omdat ouders via directe participatie inspraak hebben. Zij zijn ook vaak lid van het bestuur van de instelling. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om bij AMvB bepaalde vormen van zorg of categorieën van instellingen uit te zonderen. Is de minister bereid om voor dergelijke zorgvormen, dus de pgb-wooninitiatieven of ouderinitiatieven, een uitzondering te maken?

Ook voor een medisch-specialistisch bedrijf binnen een ziekenhuis zou een uitzondering logisch zijn. Er kan bijvoorbeeld gewerkt worden met één cliëntenraad voor het ziekenhuis en het medisch-specialistisch bedrijf samen. Dat lijkt me ook veel duidelijker voor de patiënten. Is de minister ook hier bereid tot het maken van een uitzondering?

Voorzitter. De ChristenUniefractie vindt dat lokale medezeggenschap dichtbij de cliënten de norm moet zijn. In het wetsvoorstel is de bepaling over het instellen van meerdere cliëntenraden echter aangepast ten opzichte van het consultatievoorstel. Het is nu nee-tenzij in plaats van ja-tenzij. De heer Hijink refereerde daar al aan. Dit betekent in de praktijk dat cliënten de instelling eerst moeten overtuigen van het nut van meerdere cliëntenraden of van een aparte cliëntenraad per locatie. Ik vind dat dit geen rechtdoet aan het streven dat ook deze regering heeft om lokale medezeggenschap de norm te laten zijn. Daarom heb ik een amendement in voorbereiding om de nee-tenzijbepaling te veranderen in een ja-tenzijbepaling. Ik hoor graag nog wat de minister daarvan vindt.

De ChristenUniefractie vindt het belangrijk dat cliëntenraden goede onafhankelijke ondersteuning krijgen. Deze ondersteuning moeten ze zelf kunnen regelen. De selectie en benoeming van deze personen behoren echter tot de bevoegdheden van de instelling. De cliëntenraad heeft weliswaar adviesrecht, maar instemmingsrecht lijkt me hier veel meer op zijn plaats. Ik heb daarover samen met D66 een amendement ingediend.

In het wetsvoorstel is geen verplichting opgenomen over een minimumaantal overleggen tussen instelling en cliëntenraad. Waarom niet, vraag ik de minister. Is het niet goed om in ieder geval minimaal een keer per jaar een verplicht stand-van-zakenoverleg te voeren, zoals ook gebruikelijk is met de ondernemingsraden? Ik hoor graag een antwoord van de minister. Nu staat er namelijk in artikel 6 alleen een verplichting om mondeling of schriftelijk algemene gegevens te verstrekken, maar dat lijkt mijn fractie in ieder geval niet voldoende.

Als de instelling en de cliëntenraad er samen niet uitkomen, kan een Commissie van Vertrouwenslieden bemiddelen en zo nodig een uitspraak doen. In de huidige wet hebben de uitspraken van de Commissie van Vertrouwenslieden een bindend karakter, en dat wordt in dit wetsvoorstel opgeheven. In plaats daarvan is straks beroep bij de rechter mogelijk. Mijn fractie vreest dat dit gaat leiden tot onnodige juridisering, zeker als tot drie keer toe beroep mogelijk is bij de kantonrechter, het gerechtshof en de Hoge Raad. Is de minister bereid nog eens te kijken naar alternatieven die minder complex zijn en niet zo juridiserend werken?

Voorzitter. Ik rond af. Goede zorg valt of staat met het betrekken van de wensen en de behoeften van de cliënten. De cliënten moeten centraal staan. Medezeggenschap van cliënten brengt dit doel dichterbij. Daarom is deze wet ook zo belangrijk. En tegelijkertijd — dan kom ik even terug op het begin van mijn betoog — hoe wordt deze wet werkelijkheid? Daarvoor is ook een cultuurverandering hard nodig. En met dit appel wil ik graag mijn betoog afronden. Dank u wel.

Labels
Bijdragen
Carla Dik
Zorg, Welzijn & Sport

« Terug

Archief > 2018 > september