Inbreng bij wet op de parlementaire enquête

woensdag 30 augustus 2006 13:21

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het initiatief voorstel tot een nieuwe Wet op de parlementaire enquête. Het wetsvoorstel is het resultaat van het werk van de commissie, die op verzoek van de Kamer met voorstellen moest komen om de geconstateerde knelpunten in de huidige wet aan te pakken. De leden van deze fractie complimenteren de indieners met voorliggend voorstel en steunen de hoofdlijnen er van. Zij constateren dat het voorstel de huidige wet op de Parlementaire Enquête actualiseert en verduidelijkt, maar op een aantal onderdelen hebben zij nog vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren in de eerste plaats dat het wetsvoorstel geen regeling treft voor parlementaire onderzoeken, terwijl dit wel als opdracht is meegegeven aan de werkgroep. De indieners stellen ter onderbouwing daarvan, dat er in het vervolg vooral een zuiver onderscheid moet worden gehanteerd tussen een parlementaire enquête en een parlementair onderzoek.
 
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich echter af of deze ‘oplossing’ voldoende recht doet aan de ontstane praktijk. Zij vragen de indieners dan ook nader te motiveren of alle geconstateerde knelpunten daardoor daadwerkelijk kunnen worden opgelost? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners tevens of zij verwachten dat door het expliciteren van het onderscheid tussen parlementaire enquête en parlementair onderzoek een verschuiving zal optreden in het gebruik van de instrumenten, namelijk dat er meer gebruik zal worden gemaakt van het recht van parlementaire enquête en minder van het recht van parlementair onderzoek?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat bij een verhoor de aanwezigheid wordt verlangd van ten minste drie leden, zij vragen de indieners of dit vereiste ook geldt voor de aanwezigheid bij een besloten zitting?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de uitleg van het begrip belang van de staat divers is, in die zin dat er veel meer redenen onder vallen dan alleen het belang van de staat. Zo wordt bijvoorbeeld in de notitie van het kabinet ook genoemd dat er sprake is van staatsbelang ‘indien de informatie vertrouwelijk verstrekte bedrijfsgegevens of bijzondere persoonsgegevens betreft’.

Delen de indieners de mening dat het kernprobleem echter is dat de leden van de Kamer het beroep van een minister op het staatsbelang niet inhoudelijk kunnen beoordelen, omdat zij niet weten om welke informatie het gaat, afgezien van het feit dat Kamer en minister er in de praktijk vaak wel uitkomen? Op welke wijze denken indieners dat dit kan worden ondervangen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners een nadere motivering te geven van de geïntroduceerde bevoegdheid tot het binnentreden van woningen. In antwoord op vragen van de Raad van State gaan indieners vooral in op de bescherming van de burger. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners niet alleen in te gaan op de bescherming van burger, maar vooral op de door indieners geconstateerde leemtes op dit punt?

De indieners kiezen ervoor om geen regeling te treffen over de inschakeling van externe deskundigen. Reden daarvoor is dat zij de uitspraak van de Hoge Raad op dit punt voldoende duidelijk vinden. De lijn blijft dat indien een externe onderzoeker onder eigen naam in opdracht van een enquêtecommissie een onderzoek uitvoert, de mogelijkheid bestaat dat hij strafrechtelijk of civielrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld voor beweringen in zijn rapport. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners te verduidelijken wat de situatie is wanneer een parlementaire enquêtecommissie een rapport voor zijn rekening neemt of wil nemen? Wanneer kan worden gezegd dat een onderzoeker nog op eigen naam onderzoek uitvoert? Wat was nodig geweest om de deskundige in de zaak Van den Bunt wel te kunnen vrijwaren van aansprakelijkheid, zo vragen deze leden?

Een ander geconstateerd knelpunt betreft de informatievoorziening. Met name het ad-hoc karakter van de afspraken tussen kabinet en enquêtecommissie op dit punt is een probleem. Het schept onduidelijkheid tussen kamer en regering over de wederzijdse verplichtingen rondom informatieverstrekking. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of de indieners met hun pleidooi voor maatwerk per enquêtecommissie, een oplossing bieden voor het geconstateerde knelpunt, en vragen de indieners hier nader op in te gaan.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners een inschatting te maken van het effect van de uitbreiding van de verschoningsgronden op de werkwijze van de parlementaire enquêtecommissie. Zou het niet kunnen betekenen dat de werkzaamheden worden vertraagd?

Indieners achten het vanwege de andersoortige functie van het strafproces niet bezwaarlijk wanneer naast een parlementaire enquête een strafrechtelijk onderzoek plaatsvindt. Volgens de indieners is de parlementaire enquête immers gericht op waarheidsvinding en niet op het vaststellen van de schuldvraag. Afgezien van de vraag of naar buiten toe de schuldvraag buiten de orde blijft, toch kan volgens de leden van de ChristenUnie-fractie niet worden voorkomen dat informatie die naar buiten komt tijdens een parlementaire enquête niet als beginformatie in een procedure kan worden gebruikt. Zien de indieners mogelijkheden om deze vorm van ‘self-incrimination’ te voorkomen?

Tevens vragen deze leden de indieners om een nadere motivering waarom er geen regeling wordt getroffen voor het uitwisselen van informatie tussen de enquêtecommissie en bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie? De Raad van State geeft in zijn advies een aantal voorbeelden van concrete problemen die zich voor kunnen doen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners hier nader op in te gaan.
Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Inbreng bij wet op de parlementaire enquête'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.