Bijdrage Gert-Jan Segers aan het plenair debat over een nader onderzoek door de commissie-Oosting

woensdag 08 juni 2016 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Gert-Jan Segers aan een plenair debat met minister-president Rutte en minister van der Steur van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Debat over een nader onderzoek door de commissie-Oosting

Kamerstuk:    34 362          

Datum:           8 juni 2016

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Ooit stond ik bij de interruptiemicrofoon en hoorde ik wat toenmalig minister Opstelten zei over het schikkingsbedrag in de Teevendeal. Je voelde toen al dat het niet klopte en dat gevoel is nooit meer weggegaan. Na drie onderzoeken, twee opgestapte bewindslieden, een opgestapte Kamervoorzitter en een stortvloed aan details is dat een pijnlijke constatering. Dit raakt de relatie tussen Kamer en kabinet, en tussen politiek en burger. Beide relaties hebben schade opgelopen. Het zal nog wel even duren voordat die schade is gerepareerd.

Het tweede rapport van de commissie-Oosting schetst opnieuw een ontluisterend beeld. Het ultieme doel van al die rapporten is steeds de waarheid geweest: de waarheid over de Teevendeal, de waarheid over het bonnetje en de waarheid over het handelen van de top van het ministerie. We moeten constateren dat degene die zegt alles te weten, de heer Teeven, niet alles wil zeggen en dat degene die bijna alles te horen kreeg, topambtenaar Cloo, zegt dat hij van alles is vergeten. Daar komt het gestuntel van het ministerie van Veiligheid en Justitie nog bij. Het lijkt wel Yes, Minister. De enige reden dat de heer Oosting niet van een doofpot wil spreken, is dat hij niet gelooft dat het ministerie organisatorisch en bestuurlijk in staat is om een doofpot te organiseren. Het kan niet veel pijnlijker, zeker niet voor het prestigeproject van de VVD: het superministerie Veiligheid en Justitie. Het is niet voor het eerst dat de minister van Veiligheid en Justitie met het schaamrood op de kaken in de Kamer staat; denk bijvoorbeeld aan Oosting I, Bart van U., Volkert van der G., de aanslagen in Brussel en professor Maat. Er gingen keer op keer veel dingen mis.

Ik heb vijf punten naar aanleiding van het rapport van de commissie-Oosting. Allereerst kom ik op de rol van de minister-president. Hij heeft zich vanaf het begin vooral afzijdig gehouden van de hele Teevendeal. Hij wilde het allemaal niet weten. Hij heeft de hele Teevendeal van zich af laten glijden en op het bordje van de minister laten liggen. Het is toch geen vertoning dat de premier op zijn handen gaat zitten als de zaak zo ontzettend uit de hand loopt, juist als de relatie tussen Kamer en kabinet in het geding is. Het lijkt wel alsof we bij elk rapport iets meer te horen krijgen over de betrokkenheid van Algemene Zaken en de minister-president bij de keuze om geen onafhankelijke onderzoeker aan te stellen. Hoe zit dat?

Mijn tweede punt is de rol van de minister van Veiligheid en Justitie als Kamerlid. Deze minister heeft toen hij Kamerlid was op het ministerie een brief over de Teevendeal aan zichzelf zitten schrijven. We hebben eerder een zwartgelakte brief gekregen, maar dit geeft een heel ander beeld. Ik heb oranje gelakt wat er aan wijzigingen is doorgegeven en dat is echt enorm veel. Dat geeft een heel ander beeld dan de eerdere brief, die vooral zwarte balken bevatte. De heer Van der Steur heeft dus niet alleen wat suggesties gedaan, zoals hij eerder aangaf. Hij heeft in 2014 praktisch de hele brief over de Teevendeal herschreven. Staatsrechtelijk is zijn ijverige typewerk onzuivere koffie. Dit kan op geen enkele wijze door de beugel. Het erge is dat de minister net doet alsof het gewoon is dat Kamerleden op ministeries brieven tikken aan zichzelf bij dit soort kwesties. Dat is niet gewoon. Bovendien heeft Kamerlid Van der Steur de teksten over de zoektocht naar het bonnetje minder stellig gemaakt. Dat vind ik onbestaanbaar. Als hij zich afvroeg of er wel goed was gezocht, dan had hij daar in 2014 direct wat van moeten zeggen, niet in de kantlijn van een brief maar in de Kamer. Hij werd immers betaald om de regering te controleren.

Het derde punt is de rol van topambtenaren. Daarbij gaat het allereerst over de kwestie van het zoeken naar het bonnetje zelf. Het is zeer onbevredigend dat de hoogste ambtenaar van het ministerie vergeten is dat een andere ambtenaar, de heer Hogendoorn, hem had geïnformeerd over het bestaan van een back-up waarop het zoekgeraakte bonnetje mogelijk te vinden was. Het is bizar dat de dag na het aftreden van bewindslieden Opstelten en Teeven twee andere topambtenaren Hogendoorn opbellen met de vraag: jij hebt in 2014 toch met Cloo gebeld en gezegd dat er een back-up was? Hoe konden zij weten wat de heer Cloo was vergeten? Waarom hebben ze dat niet onmiddellijk aan Oosting I gemeld? Het geheugenverlies in deze zaak is zeer storend. Misschien komt daardoor niet vast te staan of het om een doofpot gaat, maar we kunnen het dus ook niet uitsluiten. Dat is precies de reden waarom veel mensen boos zijn over de hele gang van zaken.

Mijn vierde punt is het onterechte verwijt aan de ICT'ers. De schuld voor het niet vinden van het bonnetje is in de schoenen van de verkeerde mensen geschoven. Het is echt verkeerd geweest dat de minister en de staatssecretaris de ICT'ers hier in december zomaar en zonder fundament hebben beschuldigd. Zij zijn op die manier gebriefd. Waar kwam dit vandaan?

Het vijfde punt is de digitale vergeetachtigheid op het ministerie. Het is een oude grap op het Binnenhof: als je een geheim wilt bewaren, moet je dat hardop uitspreken in de plenaire zaal van de Eerste Kamer. De senaat is eindelijk van die grap af, want je kunt een geheim tegenwoordig beter in het archief van het ministerie van Veiligheid en Justitie steken en de ambtelijke top van het ministerie erover informeren. Niemand hoort er dan meer wat van. Dat beeld van deze zaak is funest voor het vertrouwen in de politiek en de overheid. Ik maak mij zorgen over de dreigende digitale vergeetachtigheid bij de overheid. Ik wil graag weten wat de minister daaraan gaat doen en wat het kabinet daaraan gaat doen. Wat is er gedaan met de aanbevelingen van de Erfgoedinspectie na Oosting I? Het moet anders op het ministerie van Veiligheid en Justitie. De minister zegt steeds "ik heb een cultuurverandering ingezet", of "ik ben daarmee bezig". Dat deed mij denken aan Fokke en Sukke: de cultuurverandering op het ministerie staat gepland op donderdagmiddag om half vier. Een cultuur verander je niet met woorden, maar met daden. Wat de fractie van de ChristenUnie betreft straks met de splitsing van dit superministerie en nu met het beantwoorden van de vele openstaande vragen van onze fractie. Er is heel wat uit te leggen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

Labels
Bijdragen
Gert-Jan Segers
Justitie

« Terug

Archief > 2016 > juni