Bijdrage Joël Voordewind aan het plenair debat Wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen zorg te dragen voor de sociale veiligheid op school

donderdag 19 maart 2015 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie aan een plenair debat met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen zorg te dragen voor de sociale veiligheid op school

Kamerstuk:    34 130

Datum:           19 maart 2015

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. In elke klas worden gemiddeld twee leerlingen structureel gepest. Dat kan dramatische gevolgen hebben, die het slachtoffer soms levenslang meedraagt. Sommige kinderen gaan niet met plezier naar school, zijn eenzaam, hebben faalangst of worden depressief. Enkele leerlingen zijn zelfs tot zelfdoding overgegaan. Ik noem Tim Ribberink en Fleur Bloemen. Fleur schreef in 2010 een indrukwekkend gedicht. Ik lees er graag een gedeelte van voor.

Ik was anders dan de anderen
anders dan de rest
ik weet niet waarom
het begon als een spel
het liep uit de hand
en eindigde voor mij in een hel.

Niet lang nadat zij dit gedicht schreef, is zij overleden aan zelfdoding.

De noodzaak om in actie te komen tegen pesten, is dan ook groot. De staatssecretaris en de Kinderombudsman hebben dit onderwerp actief opgepakt. Ik weet dat ook Kamerleden daar vanaf het begin nauw bij betrokken waren. Ik zie ze nu in de zaal zitten. We hebben dus met elkaar het onderwerp opgepakt. We hebben werkbezoeken afgelegd, we hebben rondetafelgesprekken georganiseerd en we zijn er al een hele tijd mee bezig. Verder hebben de PO-Raad en de VO-raad in het najaar een mooi actieplan opgesteld, ook naar aanleiding van de motie van mijn collega's Bergkamp en Brigitte van der Burg. We zijn dus inmiddels een grote stap verder.

De ChristenUnie vindt het goed dat de staatssecretaris zijn eerdere wetsvoorstel, dat vooral tot meer administratieve lasten zou leiden en scholen daarnaast zou verplichten om met bewezen effectieve methodes te gaan werken, heeft ingetrokken. We moeten niet terugvallen in vrijblijvendheid. Daarmee hebben we wel een spanningsveld gecreëerd. Hoe ver gaan we als overheid? In hoeverre mogen we erop vertrouwen dat scholen dit heel goed zullen oppakken?

Sommige leerlingen zijn anders dan anderen, zei Fleur. Ze zijn vaak gewild slachtoffer van pesters. Hoe pak je dit als school aan? Wat de ChristenUnie betreft beperkt dat zich niet tot het veiligheidsbeleid op scholen, tot een methode of een document. Het is een integraal onderdeel van het pedagogisch-didactisch beleid van scholen. Het gaat om cultuur en om sfeer. Het gaat om de inzet van leraren. Het gaat om sterk verweven identiteit op scholen, oog voor individuele leerlingen, respect voor iedereen, ondanks de verschillen. Met andere woorden, een leerling die anders is dan anderen hoort er gewoon bij. Is er een integrale veiligheidsaanpak die zich richt op allerlei vormen van veiligheid voor leerlingen en personeel?

Vanmiddag heb ik hierover nog een gesprek gevoerd met negen directeuren uit het basisonderwijs. Zij vertelden mij hetzelfde verhaal. Sommigen hadden 49 leerlingen op hun school, anderen meer. Zij zeiden: we kennen de leerlingen, we kennen de ouders en we hebben gesprekken met de ouders op het schoolplein; we zitten niet te wachten op meer protocollen en meer bezoeken van de inspectie, maar we doen wel onze stinkende best om de kinderen heel goed in de gaten te houden.

Eigen scholen moeten de vrijheid hebben om een eigen aanpak te kiezen. Daar kiest de staatssecretaris inmiddels ook voor, en daar zijn wij blij mee. Het verplicht gebruiken van bewezen effectieve pestmethodes is gelukkig geschrapt. Hier heeft de Kamer ook expliciet om gevraagd in de eerder genoemde motie. Ook de Onderwijsraad adviseert om scholen niet te houden aan het gebruik van vooraf goedgekeurde programma's. Er moet ruimte zijn voor alternatieve aanpakken, zodat ze zich in de praktijk kunnen bewijzen. Toch zie ik in de memorie van toelichting en in de schriftelijke beantwoording het lijstje van de bewezen effectieve methodes terugkeren, bijvoorbeeld als het gaat om de criteria voor de inspectie. Geeft de staatssecretaris scholen de ruimte om met een eigen aanpak te komen, ook als die niet op het lijstje staat? Daar wil ik graag een klip-en-klaar antwoord op. Ik overweeg een motie in de tweede termijn, mocht het antwoord van de staatssecretaris niet duidelijk genoeg zijn.

Bovendien is er kritiek op de lijst van goedgekeurde en afgekeurde methoden. 48 van de 61 programma's zijn afgekeurd, maar hoe hard is het bewijs dat deze programma's niet werken? Ik hoor van scholen dat ze het programma Rots en Water effectief vinden. Ik heb het nog even nagezocht, in 2007 werd dit programma nog goedgekeurd door het Nederlands Jeugdinstituut. Er waren sterke aanwijzingen dat het effectief was. Maar nu wordt het programma opeens afgewezen vanwege onvoldoende empirische onderbouwing. Ik vraag de staatssecretaris om te reageren op de bestaande kritiek op de inventarisatielijst.

Ik vraag ook expliciet aandacht voor de horizontale verantwoording. Het veiligheidsbeleid op school moet samen met leerlingen, personeel en ouders worden vormgegeven om echt succesvol te kunnen zijn. Hoe krijgen de ouders inzicht in bijvoorbeeld de monitoring van het veiligheidsbeleid? Samen met de SP- en de D66-fractie hebben we een amendement ingediend om het systeem van monitoring scherper te krijgen als het gaat om de invloed van de medezeggenschapsraad. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op dit amendement.

Ik kom op de rol van de inspectie. Volgens de Raad van State heeft de inspectie nu al voldoende mogelijkheden om in te grijpen als scholen verzuimen om tot een goed sociaal veiligheidssysteem te komen. De staatssecretaris beweert echter dat de inspectie nog niet voldoende mogelijkheden heeft. Hij geeft aan dat alleen al het ontbreken van een veiligheidsbeleid in de schoolgids voor de inspectie reden tot ingrijpen kan zijn. In welke gevallen kan de inspectie nu niet optreden waar de staatssecretaris dat wel zou willen?

Volgens de memorie van toelichting kan de inspectie onder de nieuwe wet inhoudelijke eisen stellen aan het beleid en aan de uitvoering daarvan, dus ook aan de methodes. Maar het gaat juist veel verder dan alleen een zorgplicht voor scholen. Scholen gaan toch zelf over de invulling van hun veiligheidsbeleid? In hoeverre moet er een uitwerking komen van de criteria van de inspectie? Natuurlijk moet de inspectie monitoren — daarvoor heeft zij criteria — maar in hoeverre kan zij zelf die inhoudelijke eisen opschroeven? Ik kijk met interesse naar het amendement van collega Bisschop. In het voorliggende wetsvoorstel is het namelijk nog niet duidelijk op welke criteria de inspectie zal gaan toetsen. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op dat amendement.

Ik kom tot slot te spreken over de ernstige incidenten die een aantal maanden geleden hebben plaatsgevonden op de vo-scholen in Amsterdam. Er was sprake van afpersing, bedreiging en mishandeling van medeleerlingen. De daders werden tijdelijk geschorst. Een aantal van de medeleerlingen die het slachtoffer waren, zitten in safehouses. Dat is de omgekeerde wereld. Ik heb er Kamervragen over gesteld, die de staatssecretaris inmiddels heeft beantwoord. Het lijkt wel alsof er sprake is van handelingsverlegenheid als het gaat om de samenwerking tussen OM, politie en de VO-raad. Moeten we niet toe naar een soort standaardisering van samenwerking tussen deze organisaties in het geval van dit soort ernstige geweldsincidenten, gevallen van afpersing et cetera? Daarover moeten we toch beter met elkaar nadenken dan de staatssecretaris nu doet in zijn antwoorden op de Kamervragen met een verwijzing naar het Centrum School en Veiligheid, vooral in gevallen van geweld en afpersing? Ik vraag de staatssecretaris om met de sector, voornamelijk met het OM, de politie, de VO-raad en de gemeenten, na te gaan of er een soort overleg georganiseerd kan worden, vooral in de grote steden, waar dit zich vaker voordoet, om sneller tot ingrijpen te komen in plaats van een aangifte bij de politie of een bezoekje van de inspectie af te wachten. Tot nu toe heeft dat namelijk niet tot grote veranderingen geleid in Amsterdam.

Ik wacht de beantwoording door de staatssecretaris af.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

Labels
Bijdragen
Joël Voordewind
Onderwijs

« Terug

Archief > 2015 > maart