Column Centraal Weekblad

maandag 10 februari 2003 12:58

Afgelopen weken werd ik een aantal malen opgebeld en aangesproken door mensen die het eens met mij wilden hebben over een mogelijk militair ingrijpen in Irak en over de rol van de VS in de wereld. Ook mijn negentienjarige zoon begon daar vanmiddag over: ‘Denk jij dat een oorlog uiteindelijk iets goeds zal bewerkstelligen of zal het resultaat een heleboel doden en een burgeroorlog in Irak zijn?’, vroeg hij me. Ons gesprek vond plaats terwijl hij een computerspelletje van z’n zusje deed: met een waterkanon spuiten op een angstaanjagend monster dat voortdurend zijn best doet om je op te eten.
Ik ben een dochter van een dienstplichtig militair die op zijn twintigste naar Nederlands-Indië moest. De enkele keer dat mijn vader iets over zijn ervaringen vertelde, begon hij altijd te transpireren. Het was steevast dezelfde volgorde: eerst een paar grappige verhalen, vervolgens wat minder leuke, dan een verhaal waar de wanhoop doorheen schemerde, daarna stilte. Want wij waren nog te jong. Toch hoorde ik in de loop van de tijd voldoende om mij een beeld te kunnen vormen van een in een oorlog belande jongeman, die eigenlijk niemand dood wilde schieten. Ik herinner mij ons gesprek waarin ik hem vroeg waarom hij geen pacifist was.
Eén verhaal maakte diepe indruk, de keer dat hij opdracht kreeg om een gevangene te bewaken. Mijn vader en hij waren samen. De een zat, de ander stond, gewapend. De opdracht was om de man dood te schieten, wanneer hij een poging deed om te vluchten. Omdat hij medelijden had met de doodsbange man, bood mijn vader hem een sigaret aan. Daarop keek de gevangene hem aan:’Jij zou niet op mij schieten, wel, als ik nu weg zou lopen’. Jazeker wel, antwoordde mijn vader. ‘Je zou in de lucht schieten, niet gericht’. Mijn vader antwoordde: ‘Ik zou je doodschieten’. Hij was dolblij toen de gevangene het niet aandurfde om te vluchten en bleef zitten.
Natuurlijk kent mijn zoon dat verhaal, ik heb het hem vaak verteld. Hoe kun je beter uitleggen hoe militaire dreiging werkt?
Ali Reza, een politieke vluchteling uit Iran, ging mijn kamer behangen. Al werkend vertelde hij over de moeilijkheden van zijn ouders met de geheime politie. Wekelijks pakten ze zijn vader op voor een dag, vanwege hem. ‘Ik moest zo nodig met mijn stomme kop in het verzet’ , zei hij, ‘nu zit ik met mijn vrouw in een vreemd land en ik kan niets doen om mijn vader te helpen. Waarom hield ik me niet rustig?’. ‘Als iedereen zich aanpast, verandert er nooit iets in Iran, dan geef je ze hun zin, de machthebbers van nu’, zei ik. Maar ik heb makkelijk praten in het democratische Nederland.
De lijn van de ChristenUnie in de Tweede Kamer wat betreft Irak, is die van het VN-spoor. Geen eigenmachtige, unilaterale acties van de VS, maar door de VN gedragen diplomatieke druk en militaire dreiging richting Irak om Saddam Hoessein te bewegen mee te werken met inspecties en hem te overtuigen zijn massavernietigingswapens te ontmantelen en te vernietigen. En dan hopen we dat Hoessein ervan overtuigd is dat er inderdaad militair ingegrepen zal worden wanneer hij niet toegeeft. Militaire dreiging om een oorlog te voorkomen. Maar wie dreigt, zal bereid moeten zijn om echt vechten.
Een oorlog zal heel veel slachtoffers vragen en het is de vraag of Irak na die oorlog in staat zal zijn een stabiele regering te vormen. Is de prijs die de burgers van Irak moeten betalen niet te hoog? De vragen die daarover gesteld worden zijn heel terecht. Maar wanneer de VN uit zou spreken dat een oorlog te allen tijde voorkomen moet worden, leggen we ons bij de dreiging van Hoessein neer. Dan zal hij zeker niet meewerken met de VN-inspecteurs. Zullen we ons dan na een paar jaar niet afvragen waarom we hem zijn gang hebben laten gaan en hem niet hebben aangepakt toen het nog kon? Er zijn toch behoorlijk overtuigende bewijzen dat Saddam Hoessein zich voorziet van een heel aanzienlijk arsenaal van de meest vreselijke wapens. Op termijn vormt Saddam Hoessein een bedreiging van de wereldvrede.
Mijn vader was geen pacifist, ondanks het feit dat hij grote moeite had met oorlog voeren. Als tiener vroeg ik hem waarom hij niet tegen oorlog was. ‘Omdat het kwaad het dan altijd wint”, antwoordde hij. Dat verhaal vertel ik mijn zoon nog maar eens, al heeft hij het al zo vaak gehoord. ‘Je hoopt dus dat er geen oorlog komt’, vat hij samen, ’schietend op het monster op het tv-scherm’. Met een waterkanon.

Deze column is verschenen in het Centraal Weekblad
Labels
Opinie
Tineke Huizinga

« Terug

Reacties op 'Column Centraal Weekblad'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2003 > februari