Bijdrage debat Invoeringswet ruimtelijke ordening

woensdag 26 september 2007 10:28

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Laat ik beginnen met een wat vreemde inleiding. Ik heb een poosje getwijfeld of ik zou meedoen aan dit plenaire debat, omdat wij als fractie heel erg tevreden waren over de beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag. De amendementen die zijn ingediend, en dan met name het amendement van het CDA en de VVD, riepen bij mij echter zo veel vragen op dat ik dit moment graag wil gebruiken om die vragen hardop te stellen. Ik verzoek de minister om een reactie, maar wellicht dat mijn collega's hierop in de tweede termijn eveneens kunnen ingaan.

Dan gaat het natuurlijk met name om dat hoofdstuk 5, dat een heel centrale rol speelt, ook in dit debat. In het bijzonder gaat het om de positie van de WGR-plusregio's. Bij nota van wijziging is een aantal artikelen al geschrapt. Ik dank de minister dat zij hiermee tegemoet is gekomen aan de bezwaren vanuit de Kamer en dat zij opnieuw in overleg is getreden met de decentrale overheden. In het CDA-amendement op stuk nr. 11 wordt voorgesteld de overige artikelen, namelijk 5.1, 5.2 en 5.3, eveneens te verwijderen.

Voor zover ik heb begrepen is de redenatie achter het amendement om artikel 5.1 te schrappen, dat provincies regionale structuurvisies kunnen adopteren en dat regio's niet verplicht hoeven te worden om regionale structuurvisies op te stellen. Van de minister en het CDA wil ik weten hoe dit zich verhoudt tot de huidige bevoegdheden. Plusregio's zijn nu toch ook al verplicht om een regionale structuurvisie op te stellen? Ik zie daarom niet direct een bezwaar tegen dit artikel 5.1.

Artikel 5.2 gaat over het vrijwillig overdragen van bevoegdheden. Ik begrijp dat het CDA dit onwenselijk vindt. De provincie zou in zo'n geval een inpassingsplan kunnen maken waarbij er wel sprake is van democratische controle door de provinciale staten. Ik snap het bezwaar van het CDA, dat het hier een nieuwe bevoegdheid betreft. Deelt de minister deze mening? Hier staat tegenover dat het een pragmatische oplossing is, op basis van vrijwilligheid. Ik blijf echter zitten met de vraag over democratische controle. Volstaat een dergelijke delegatie uit het oogpunt van democratische controle volgens de minister? Zou er geen controle achteraf door de gemeenteraden moeten zijn, zodat zij een ongewenste invulling van het bestemmingsplan nog kunnen tegenhouden?

Zou in het artikel niet nauwkeuriger moeten worden omschreven dat het gaat om een eenmalige mandatering voor een concreet project? Ik denk aan het toevoegen van een zinsnede zoals in artikel 5.3 is gebruikt: "volgens door hen te geven regels en binnen door hen aan te geven grenzen". Hiermee kan de gemeente duidelijk maken binnen welke kaders de mandatering gebeurt.

Wat gebeurt er als de gemeente de bevoegdheden wil terugnemen, bijvoorbeeld door nieuwe ontwikkelingen? Klopt het dat hiervoor formeel niets is geregeld? Ik neem aan dat het geen probleem is als de gemeente een nieuw bestemmingsplan vaststelt na vaststelling van het bestemmingsplan van de regio. De gemeente moet dan immers rekening houden met het bestemmingsplan. Dat wordt in het voorstel echter niet duidelijk. En wat gebeurt er als de gemeente een ontheffing wil verlenen op het moment dat de plusregio nog bezig is met het opstellen van een bestemmingsplan? Wordt de gemeente dan afhankelijk van de plusregio?

Artikel 5.3 gaat over de verordenende bevoegdheid die de provincies volgens dit artikel kunnen overdragen aan de plusregio's. Het is mooi dat dit een kan-bepaling is geworden. Ook dit artikel zou, als ik het goed heb begrepen van de opstellers van het amendement, niet nodig zijn, omdat de provincie ook zelf op verzoek van de regio de verordenende bevoegdheid zou kunnen toepassen. Hierbij wordt getoetst of er sprake is van een provinciaal belang. Ik deel de moeite die de indieners van het amendement hebben. Hiermee kunnen plusregio's bij verordening namelijk zaken opleggen aan gemeenten die moeten worden verwerkt in bestemmingsplannen, zonder dat er voldoende democratische controle op is.

Ik deel verschillende bezwaren van indieners van het amendement, maar ben er nog niet volledig van overtuigd dat heel hoofdstuk 5 geschrapt moet worden. Ik acht hierbij het bestuurlijk draagvlak, zoals nu bereikt, van wezenlijk belang.

Tweede termijn

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor haar heldere beantwoording. Veel zaken waarover ik in eerste termijn sprak zijn duidelijker geworden, in het licht van een meer overkoepelende visie en de relatie met de Nota Ruimte. Ik vond het betoog van mijn collega van de PvdA ook heel verhelderend. Zij zette een lijn neer die wij delen.

In eerste termijn heb ik vooral stilgestaan bij de democratische controle en de legitimatie. Om mijn betoog kracht bij te zetten dien ik een amendement in op artikel 5.2. In eerste termijn heb ik gezegd dat het artikel nauwkeuriger moet worden geformuleerd. Het gaat namelijk om een eenmalige mandatering voor een concreet project. Ik wil daarom de zinsnede toevoegen: volgens door hen te geven regels en binnen door hen aan te geven grenzen. Daarmee wordt duidelijk aangegeven binnen welke kaders de mandatering plaatsvindt.

Bron: ongecorrigeerd verslag

Labels
Bijdragen
Esmé Wiegman

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat Invoeringswet ruimtelijke ordening'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2007 > september