Wijziging van de Wet publieke gezondheid, waarin de juridische grondslag is opgenomen voor de verplichte negatieve testuitslag voor reizigers die gebruikmaken van lucht- of scheepvaart

donderdag 07 januari 2021 00:00

Bijdrage van Stieneke van der Graaf aan een wetgevingsoverleg met minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid

Kamerstuknr. 35695

De voorzitter:
Dan komen we bij mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie. Wat een leuk parlement hebben wij toch, hè? Geweldig! Tjonge, jonge, je ziet het weleens anders in de wereld.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik kan dat alleen maar onderstrepen, meneer de voorzitter.

Het verplicht overleggen van een negatief testresultaat raakt aan de persoonlijke integriteit van mensen. Dat is precies de reden geweest waarom de rechter heeft gezegd dan het dan goed is om een explicietere grondslag op te nemen waarop je zo'n vereiste precies baseert. Daarom spreken we vandaag over dit wetsvoorstel. De ChristenUnie vindt dat ook gerechtvaardigd, want we zien dat zich ook nieuwe varianten van het virus verspreiden, die ook nog besmettelijker zijn dan de eerste variant. We moeten voorkomen dat die de wereld overgaan en dat ze ons land bereiken, al is dat nog niet helemaal gelukt. We moeten dat wel beperken. Wij steunen dit wetsvoorstel dan ook van harte, en ik dank de regering en de ambtenaren, die zo snel hebben gewerkt om dit wetsvoorstel aan ons te kunnen voorleggen. Er is namelijk best wel wat druk.

Na de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft het kabinet een ministeriële regeling afgekondigd. Die geldt nu, en ik vraag het kabinet hoe het de stevigheid beoordeelt van de rechtsgrondslag van de huidige ministeriële regeling. We weten dat die ook alweer getoetst wordt door de rechter, en ik zou graag een oordeel hebben van het kabinet daarop. De Raad van State merkt in zijn advies ook op dat in de nota naar aanleiding van het verslag van de coronawet juist expliciet was aangegeven dat de wet geen betrekking heeft op het verplicht testen van mensen. Ik vraag hier namens de ChristenUnie toch een nadere toelichting op. Hoe moeten wij de wetsbehandeling op dat moment nu zien, in het licht van de wet die we vandaag bespreken? Graag een uitleg van de minister daarop.

Ik heb geen wetstechnische vragen, maar ik heb nog wel een aantal vragen die voortvloeien uit het wetsvoorstel. De wet zelf schrijft niet voor welke test moet worden gehanteerd. De regeling die daaruit voortvloeit, doet dat wel: de PCR-test. Wij vragen ons af of het niet wijs is om op te nemen dat als het niet haalbaar is om gebruik te maken van een PCR-test, men gebruik mag maken van een vergelijkbare test van een door een WHO-referentielaboratorium vastgestelde kwaliteit. Zou eigenlijk niet altijd die voorwaarde aan een PCR-test moeten worden gesteld? Ik sluit me aan bij de vragen die collega's daarover hebben gesteld. Hoe weten we nou zeker dat er gebruik is gemaakt van een goede test? Hoe weten we nou zeker dat in een ver vakantieoord, misschien wel het land waar de mensen vandaan kwamen die de rechtszaak hadden aangespannen, niet iemand zit met een soort stempelmachine, waardoor onbetrouwbare testresultaten worden verspreid en makkelijk voorhanden zijn, of er testresultaten worden gewijzigd door te fotoshoppen, zoals de heer Van Dam zei, en er wordt gedaan alsof ze waar zijn? Hoe houden we de controle daarop?

Voorzitter. In de huidige regeling komt ook bij vervoerders een verantwoordelijkheid te liggen om te voorkomen dat mensen aan boord komen. Ik vraag het kabinet hoe het overleg met de vervoerders eigenlijk loopt. Hoe kijken zij hiertegen aan? Ik denk aan luchtvaartmaatschappijen, maar dit wetsvoorstel ziet ook op treinen en internationale busvervoerders. Hoe loopt dat overleg en hoe kunnen zij worden ondersteund?

De ChristenUnie is blij dat er gekeken wordt naar maatwerk voor de grensregio's voor scholieren, studenten en grenswerkers, en dat kinderen onder de 12 jaar zijn uitgezonderd van de testeis. Ik denk dat het goed is om dit soort informatie duidelijk voorhanden te hebben. Het brengt ons wel op de vraag hoe er samenhang wordt gezocht met andere landen. De heer Graus stelde die vraag in een wat andere context, namelijk vanuit concurrentieoogpunt, maar ik vind het wel een terechte vraag. Hoe vindt er afstemming plaats met België en Duitsland, zodat de regelingen worden afgestemd en we voorkomen dat er een waterbedeffect ontstaat? Denk bijvoorbeeld ook aan het afstemmen welke landen wel en niet als hoogrisicogebied worden aangemerkt.

Ik vraag ook hoe het kabinet aankijkt tegen mensen die hun testresultaten hebben en misschien aan die 72 uur zitten. Dan ben je best een ruime tijd terug getest. Zouden mensen zich dan nog wel uit voorzorg aan een thuisquarantaineperiode willen houden? Hoe kijkt het kabinet daartegen aan? Het is meer een vraag vanuit een gedragswetenschappelijke achtergrond.

Dat was mijn laatste vraag. Dank u wel.

De voorzitter:
Mooi.

Labels
Bijdragen
Justitie
Stieneke van der Graaf

« Terug

Archief > 2021 > januari