Bijdrage Eppo Bruins aan het wetgevingsoverleg Pakket Belastingplan 2020

maandag 28 oktober 2019 00:00

Bijdrage Eppo Bruins aan een wetgevingsoverleg met staatssecretaris Snel van Financiën

Kamerstuknr. 35302

De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Bruins, de man van de meloen van vorig jaar.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Eervorig jaar. Toen zat ik daar. Het was begin november 2017. Ik heb deze keer geen fruitmand voor u, voorzitter, maar desondanks een bijdrage waarvan ik hoop dat u ervan zult genieten.

We hebben onze belastingdriedaagse. Hij is voor fijnproevers, maar ik ben blij dat hij weer begonnen is. We gaan niet alleen kijken of we wel een glanzende motorkap hebben, maar we gaan ook kijken wat er eigenlijk onder die motorkap zit. Dat is mooi en belangrijk werk.

Op het eerste gezicht is dit Belastingplan een mooi lastenverlichtingsverhaal voor veel burgers in ons land, met name voor hen die werkzaam zijn op de arbeidsmarkt. Het is een soort herkansing van vorig jaar, zal ik maar zeggen, maar meteen met zo'n overshoot aan lastenverlichtingsgeld en naar verwachting doorzettende loonstijging dat de koopkracht van alle huishoudens bijna twee keer zo hard zou moeten stijgen als dit jaar, althans volgens de ramingen van ons onvolprezen CPB. We zullen zien wat het gaat worden. Voor vandaag vind ik het interessanter en ook relevanter om verder te kijken dan de glanzende motorkap en om te kijken wat er onder die motorkap zit.

(vervolg) De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik kan niet ieder onderdeel onder de loep nemen, maar wel een paar voor mijn fractie vitale onderdelen.

Het eerste onderdeel is de belastinghervorming en de arbeidskorting. Tijdens mijn bijdrage aan de Financiële Beschouwingen wees ik al op de discrepanties in de voorliggende plannen, althans als je voor een belastinghervorming bent in lijn met alle adviezen zoals die de afgelopen tien jaar hebben geklonken, namelijk: verbreed de grondslagen, verlaag de tarieven. Voor bedrijven doet dit kabinet dat beter dan welk kabinet hiervoor dan ook. Allerlei grondslagversmallers worden verkleind of geschrapt en de tarieven gaan dan navenant omlaag. Althans, bedrijven moeten nog wel wat geduld hebben, zo hebben we gehoord. Vooralsnog hebben bedrijven vooral met bredere grondslagen te maken en gaan de lasten onder dit kabinet wel omhoog. Dat heb ik tot nu toe vandaag nog weinig gehoord.

Ik vind het terecht dat de lasten voor bedrijven omhooggaan, maar er is meer over te zeggen, en dat doe ik verderop in mijn bijdrage. Alvast even voor het juiste perspectief: in het basispad zouden de lasten voor burgers in de periode 2018 tot 2021 met 5,1 miljard en voor bedrijven met 3,9 miljard stijgen. Na alle interventies van dit kabinet dalen de lasten voor burgers met 4,2 miljard en stijgen de lasten voor bedrijven verder door met 5,2 miljard in deze kabinetsperiode. Maar voor burgers lukt het dit kabinet niet om dat devies van bredere grondslagen, lagere tarieven ten volle waar te maken, hoewel er in het regeerakkoord een aantal veelbelovende aanzetten voor waren, zoals het tweeschijventarief en de beperking van de aftrekposten, waaronder de hypotheekrenteaftrek. Ook in het regeerakkoord werden heffingskortingen ofwel grondslagversmallers verhoogd. Maar de nadruk lag in het regeerakkoord op bredere grondslagen en lagere tarieven, ook voor burgers.

Voorzitter. Tegen die achtergrond is dit Belastingplan oppervlakkig beschouwd vooral een mooi pakket voorstellen waar veel mensen van zullen gaan profiteren. Dat gun ik eenieder van harte. Maar minder oppervlakkig beschouwd is dit Belastingplan deels ook wel een stap terug ten opzichte van het regeerakkoord. Daar ben ik eerlijk in. Het kabinet krijgt ondanks enige miljarden aan lastenverlichting het basistarief in box 1 maar niet onder die 37%. De ruimte die is gevonden, is vooral in een hogere arbeidskorting gestopt. Dat is een grondslagversmaller van jewelste.

Voorzitter. Misschien klinkt het u en anderen in de oren als geneuzel onder de motorkap, maar dat is het zeker niet. Tijdens de Financiële Beschouwingen wees ik er al op dat de verschillen tussen de verschillende soorten huishoudens hierdoor groter worden, ondanks vergelijkbare bruto-inkomens. Gelukkig bevestigde de staatssecretaris het uitgangspunt dat gedurende deze kabinetsperiode het koopkrachtverschil tussen twee- en eenverdienershuishoudens niet verder mag oplopen en dat dit nog steeds beleidsuitgangspunt van dit kabinet is.

Maar de transparantie en daarmee de geloofwaardigheid van het stelsel nemen wel af door al die opgepompte kortingen. Want wie op de publieke tribune weet nou bijvoorbeeld nog hoeveel euro hij overhoudt bij een salarisverhoging van €100 per maand? Dat kan je eigenlijk zelf niet meer uitrekenen als burger. Het is gewoon veel te ingewikkeld geworden. Als fiscale nerd kun je dat misschien. Dan ken je het exacte verloop van al die op- en afbouwpaden met al die verschillende heffingskortingen, maar anders ... Ik weet het niet. Waar is de tijd gebleven dat je met één blik op het tarief wist wat je netto overhield van je salaris? Die tijd is nog echt niet zo lang geleden. Toen het huidige stelsel werd opgetuigd en van kracht werd in 2001 was deze vraag bijvoorbeeld eenvoudig te beantwoorden. Zelfs in 2012 was het antwoord op deze vraag nog eenvoudig, maar toen kwam het VVD/PvdA-kabinet, zo zeg ik met een knipoog naar de heer Nijboer. U weet het, het verhaal is bekend. Ik hoor de heer Nijboer zeggen dat hij daar ook verantwoordelijk voor is. Dat is mooi, want dan hoef ik het niet te zeggen.

Voorzitter. In reactie op de schriftelijke vragen van de ChristenUnie geeft de staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag volgens mij niet helemaal een juiste voorstelling van zaken, althans niet in de juiste context, als hij stelt dat ook de commissie-Van Dijkhuizen voorstelde om de arbeidskorting met €410 te verhogen. Want dat voorstel deed die commissie in 2012 toen de arbeidskorting maximaal €1.600 en nog zo goed als inkomensonafhankelijk was. Inmiddels is de maximale arbeidskorting al meer dan het dubbele van toen, €3.400 per jaar. Als dit kabinet straks, in 2021, het regeringspand verlaat, zitten we inmiddels dik boven de €4.000.

(vervolg) De heer Bruins (ChristenUnie):
Dat is meer dan een factor zes grotere verhoging dan de door de commissie-Van Dijkhuizen voorgestelde verhoging. Me dunkt, dat dat deel van het advies meer dan uitgevoerd is.

Voorzitter. De staatssecretaris begrijpt wel waarom de ChristenUniefractie het voorliggende Belastingplan, hoewel met een positieve grondhouding, toch met wat gemengde gevoelens tegemoet treedt. Er zitten veel mooie punten in en het goede heeft wat mijn fractie betreft dan ook echt de overhand. Maar deze noot moet wel gekraakt worden en de nood moet ook gedeeld worden. Mijn fractie strijdt namelijk nog steeds vurig voor een toekomstbestendig, transparant en rechtvaardiger belastingstelsel dan dat wat we nu hebben. Die meer dan evenredige vergroting van de grondslagversmallers in box 1 staat dat gewoonweg in de weg. Met name de augustusbesluitvorming is jaarlijks geen beste tijd voor degenen die een transparant en eenvoudig belastingstelsel willen, zeker als er veel lastenverlichtingsruimte is.

Wat dat betreft vertoont dit Belastingplan parallellen met het Belastingplan 2016, van de VVD en de PvdA. Dat was vanzelfsprekend minder goed, maar wij stemden toen tegen dat Belastingplan, omdat toen diezelfde grondslagversmallers tevoorschijn kwamen. Toen bedroeg de lastenverlichting 5 miljard, waarbij meer dan de helft naar een hogere arbeidskorting ging, nota bene voorafgegaan door de bezweringsformule van de ambtsvoorganger van deze staatssecretaris, die zei: "Een lastenverlichting zonder belastinghervorming is een gemiste kans". Je hoort zijn stem gewoon, als ik dat zeg. Nu hebben we het over 3 miljard extra lastenverlichting, waarvan ruim 2 miljard naar de arbeidskorting in 2022 gaat. Die ruim 2 miljard is ook nog eens een platte verhoging, die mijns inziens niet echt past bij de veranderingen die in het regeerakkoord zijn aangebracht. Toen werd het tweede opbouwtraject slechts beperkt verhoogd en werd een derde opbouwtraject, met een hellingshoek, geïntroduceerd: het zogenoemde dakje. Daardoor werd de marginale belastingdruk tussen het minimumloon en modaal lager, terwijl het afbouwpad steiler werd. Ik vraag aan de staatssecretaris waarom er nou is gekozen voor een platte verhoging van de arbeidskorting. Is hier wel goed over nagedacht? Het komt mij voor als de standaardreactie op de ministeries Sociale Zaken en Financiën: er is meer budget, dus we verhogen de hele korting ter hoogte van dat budget, zoals we dat al jaren doen. Maar waarom is niet de filosofie van het regeerakkoord gevolgd, met een focus op het verder verlagen van de marginale druk rond modaal, anderhalf keer modaal? Ik ben wel benieuwd hoe de staatssecretaris hiertegen aankijkt. Ik overweeg nog een amendement op dit punt, maar voordat ik daartoe besluit, zie ik echt eerst graag een grondige reactie van de staatssecretaris tegemoet.

(vervolg) De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Hieraan gekoppeld heb ik een bredere vraag aan de staatssecretaris. Hoe kan het toch dat kabinetten en coalities zo veel moeite hebben met de weelde van lastenverlichting vanuit belastinghervormingsperspectief?

De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):
Ik heb toch een wat meer principiële vraag aan de heer Bruins. Veel van zijn zorgen over het belastingstelsel deel ik natuurlijk, zeker ook die over de marginale druk bij de middengroepen. Ik heb me ook weleens bij hem aangesloten als het gaat om de marginale druk bij alleenverdieners. Maar als je nu kijkt naar het belastingstelsel en ook naar de studie die gedaan is naar de marginale druk, dan zie je dat je eigenlijk iets zou moeten doen aan de progressiviteit van het belastingstelsel. Je moet iets doen aan die kortingen. Dat zegt de heer Bruins ook steeds. Maar dan moet je die progressiviteit ergens anders zoeken, namelijk in de tarieven. Wat ik niet goed begrijp, is dat de heer Bruins het voortdurend heeft over de kortingen in het fiscale stelsel en tegelijkertijd ook nog de tarieven wil verlagen. Dat kan volgens mij niet. Je kunt gaan sleutelen aan die kortingen, de afbouwtrajecten aanpassen en de marginale druk verlagen, maar dan moet je de progressiviteit zoeken in de tarieven. Dan verlaag je het toptarief niet, maar dan verhoog je het. En dan kun je ook het eerste tarief wel verlagen. Dat is ook een deel van de conclusie uit de studie die de staatssecretaris aan de Kamer heeft gestuurd. Dat is ook zichtbaar voor mensen; dat deel ik helemaal. Hoe kijkt de heer Bruins op de wat langere termijn naar dit vraagstuk?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Je hebt óf de tarieven óf de grondslag. Die werken natuurlijk in elkaar door. Dat betekent dat je je tarieven kunt verlagen wanneer je flink aan grondslagverbreding doet. Op dit moment, in de huidige situatie, is dat voor de ChristenUnie telkens de richting waarin we willen gaan. We willen een bredere grondslag en lagere tarieven. Daarbij zeggen wij: wij willen het basistarief verlagen. Dat heb ik ook net gezegd bij die 37%.

De voorzitter:
Toen was het stil.

De heer Nijboer (PvdA):
Het verlagen van het basistarief spreekt mij ontzettend aan, want daarbij gaat het om de laagste inkomens. Mijn vraag is dan: waarom wordt dat nu dan verhoogd? Het gaat met 0,7% omhoog. Dat is dus wel de andere kant op. En we hebben nog 2 miljard liggen voor een verlaging van de winstbelastingtarieven, zeg ik daarbij. Dat is geen meloen meer, maar toch wel een stuk fruit dat de heer Bruins niet zo vreselijk aanspreekt, vermoed ik zo. Ik zou zeggen: gebruik dat daarvoor.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Het is fijn om te horen dat de verschillende soorten fruit blijven hangen, maar de voorkeur van de ChristenUnie zou zijn om een deel van de 2,1 miljard van de arbeidskorting te gebruiken om het basistarief verder te verlagen, liefst tot onder de 37%. Dat is voor ons echt zo'n psychologische grens.

(vervolg) De heer Bruins (ChristenUnie):
De heer Nijboer zet het telkens af tegen het toptarief. Daar is toch ook nog wel meer aan de hand dan bijvoorbeeld naar voren kwam in het interruptiedebatje dat hij had met de heer Van Weyenberg, want ook daar speelt grondslagverbreding een hele belangrijke rol. Het belangrijkste is dat wij in dit regeerakkoord alle aftrekposten naar de eerste schijf brengen. Daardoor kan dat toptarief dus ook omlaag. Dat is dus precies in lijn met de filosofie die ik telkens hanteer: eerst grondslagverbreding en dan kan je lagere tarieven hanteren. Dan zit het tarief dichter bij de werkelijke belasting die je betaalt. Rijkere mensen gaan er niet meer op vooruit, niet in de zin die de heer Nijboer telkens noemt. Wat ons betreft kunnen die aftrekposten nog verder omlaag en ook versneld omlaag. Wij belasten liever vervuiling, consumptie en kapitaal dan inkomsten op arbeid. Dat is de langetermijnvisie van de ChristenUnie.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik denk dat ik mijn vraag niet helder genoeg stelde. Rijkere mensen gaan er trouwens wel meer op vooruit. De laagste inkomens gaan er het minst op vooruit, erkende het kabinet ook volledig. Het zegt: we willen werken stimuleren. Het komt mede door de keuzes van 1,3% en 2,3%. Er is dus best veel verschil, bijna een factor 2. Mijn vraag was: zou het de ChristenUnie aanspreken als de 2 miljard die het kabinet in de winstbelastingtariefverlaging steekt, wordt gebruikt om bijvoorbeeld het tarief in de eerste schijf te verlagen en dus wat meer te doen voor de lagere inkomens, de ouderen, de huurders en de uitkeringsgerechtigden?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik kom eerst op de eerste opmerking van de heer Nijboer. Het is goed dat de middeninkomens erop vooruitgaan, want daarvoor was het na het vorige kabinet echt wel de hoogste tijd. De mensen rond modaal en anderhalf keer modaal hebben echt heel erg lang op een houtje gebeten, zeker in de periode van het kabinet van de VVD en de PvdA. De heer Nijboer stelt rondom de winstbelasting voor om de schuif te maken. Nee. Ik heb bij het begin gezegd dat de lasten voor bedrijven in deze kabinetsperiode omhooggaan en niet omlaag. De lasten voor burgers gaan sterk omlaag. Dat is precies hoe we het willen zien. Ik heb geen enkele reden om mee te werken aan een nog verdere verschuiving.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik vind dat wel teleurstellend om te horen. De ChristenUnie voelde niks voor de dividendbelasting. Nou geven ze het bedrijfsleven een lagere winstbelasting en dan zijn ze in één keer een heel groot voorstander. De heer Bruins heeft gelijk: er is grondslagverbreding bij bedrijven. Dat ontken ik niet. De grondslagverbreding is substantieel. Ik ontken dat helemaal niet. Mijn probleem daarmee is alleen dat het veelal maatregelen zijn om belastingontwijking tegen te gaan en dat we de bedrijven vervolgens met de opbrengst -- bedrijven hebben al belasting ontweken, betalen weinig en de effectieve belastingdruk is laag -- een tariefsverlaging als beloning geven. Ik zou zeggen: herstel de balans tussen mensen en bedrijven. Gebruik dat geld dat je daarmee ophaalt bijvoorbeeld voor schijf 1, als u dat zo belangrijk vindt. Ik vind het jammer dat u die redenering niet volgt.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zal zo meteen nog wat zeggen over multinationals, mbk en familiebedrijven. Ik zal hier dan nog even iets nader op ingaan. Ik vind het belangrijk dat in deze kabinetsperiode de lasten voor burgers omlaaggaan en de lasten voor bedrijven niet.

(vervolg) De heer Bruins (ChristenUnie):
Dat is de goede balans die wij in deze kabinetsperiode met elkaar hebben gevonden.

Zal ik doorgaan, voorzitter?

De voorzitter:
Ga uw gang.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dank u wel. Ik vroeg de staatssecretaris om in zijn reactie vanuit belastinghervormingsperspectief te reflecteren op hoe het toch komt dat coalities zo veel moeite hebben met de weelde van lastenverlichting. Mijn hoop is wel gericht op deze staatssecretaris, want hij is met een bouwstenenbrief bezig. Als ik lees wat hij daarin schrijft, ben ik nog wel bezorgd. Hij schrijft in zijn bouwstenenbrief namelijk over een soort snoepwinkel, waar iedere partij naar hartenlust uit kan halen wat zij wil. Maar wat is zijn ambitie, zijn visie, zijn doel? Mijn fractie daagt hem wederom graag uit om meer richting te geven dan hij nu doet. Misschien kan hij daar in zijn reactie ook nog wat woorden aan wijden.

Voorzitter, nu een korte paragraaf over woningcorporaties. Er is al veel over gezegd, en het meeste door de heer Nijboer, die terecht altijd hard bezig is met dat onderwerp. We zijn blij met de meeste stappen die het kabinet zet, maar het doel van mijn fractie ligt verder. Daarin steun ik de heer Nijboer. Een belangrijk doel is voor ons toch de uiteindelijke afschaffing van die ooit als tijdelijk bedoelde verhuurderheffing. Niets is zo permanent als tijdelijke fiscale maatregelen, maar wat mijn fractie betreft haalt deze heffing zijn tiende verjaardag niet. Daarover meer in ons volgende verkiezingsprogramma en hopelijk dus ook in het volgende coalitieakkoord. Bijna niets werkt zo verwoestend op de werkelijkheid als het fiscale beleid op de woningmarkt. Gelukkig zet het kabinet stappen in de goede richting met de beperking van de hypotheekrenteaftrek, alhoewel het beter zou zijn als we het momentum van de extreem lage rente zouden gebruiken om deze woningprijsverhoger veel verdergaander te beperken. Vindt de staatssecretaris ook niet dat de tijd eigenlijk niet rijper zou kunnen zijn dan nu voor een verdere hypotheekrenteaftrekverlaging?

Gelukkig wordt de stijging van de verhuurderheffing getemperd, maar het is niet meer dan een tempering van de stijging. Ondanks alle maatregelen stijgt de geraamde opbrengst gewoon door van een kleine 1,7 miljard dit jaar naar een kleine 1,9 miljard in 2023. Voor 2020 staat heel duidelijk in de nota toegelicht, waarvoor dank, dat zonder ingrijpen door het kabinet de verhuurderheffing volgend jaar met 158 miljoen zou zijn gestegen, en dat het kabinet er met alle kortingen en impulsen 127 miljoen vanaf haalt. Hoe kijkt het kabinet eigenlijk aan tegen een andere methodiek van vaststellen, namelijk zoals gemeenten het doen bij de ozb?

(vervolg) De heer Bruins (ChristenUnie):
Als de WOZ-waarde relatief snel stijgt, gaat het ozb-percentage omlaag, en vice versa.

Dan de heffingsvermindering. Het goede nieuws is dus dat die vermindering van 100 miljoen per jaar structureel is en dat deze de komende tien jaar flexibel beschikbaar is. Mooi, maar het slechte nieuws is dat op basis van de criteria sommige dorpen zonder woningnood wel in aanmerking komen en andere niet. Daar hebben verschillende collega's al op gewezen. Iemand schreef mij: waarom kan sociale nieuwbouw in Oirschot, vallend onder de woondeal met Eindhoven, wel aanspraak maken op de kortingen voor nieuwbouw en Tilburg niet, terwijl de vraag naar betaalbare woningen in Tilburg groter is dan in Oirschot? Heel Nederland is inmiddels langsgekomen. Zo werden er nog wat prangende vragen op ons afgevuurd. Maar het pleidooi van de gebieden die buiten die criteria vallen en dus achter het net vissen, is helder: laat het hele land profiteren van de heffingsvermindering. Hoe kijkt het kabinet aan tegen dit sympathieke pleidooi?

De heer Snels (GroenLinks):
Volgens mij is er geen fractie meer die niet met enige buikpijn naar die verhuurderheffing kijkt, zeker in deze tijden waarin er meer gebouwd moet worden. Dat zien we allemaal. Nu heb ik in mijn eerste termijn een voorstel gedaan om eens te kijken naar die earningsstrippingmaatregel die in de Wet overige fiscale maatregelen zit, waardoor rente ongelimiteerd doorgewenteld mag worden. Dat is een beetje tegen de geest van ATAD. Als we die nou een beetje beperken, dan hebben we toch weer een soort van grondslagverbreding. Dat heeft ook een relatie met woningbouwcorporaties. Dan hebben we weer wat meer budgettaire ruimte in het lastenkader om die woningbouwcorporaties wat tegemoet te komen. Staat de heer Bruins open voor een amendement dat zo'n schuif zou voorstellen?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Het komt wel op de details aan, maar laat ik het zo zeggen: ik kijk en denk graag met u mee. Dit moet wel even goed bekeken worden.

De heer Snels (GroenLinks):
Daar heeft de heer Bruins helemaal gelijk in. Er moet inderdaad goed naar gekeken worden, want ik wil ook zelf goed in de gaten hebben wat de effecten zijn van deze maatregel. Maar zo op het eerste gezicht lijkt hij me logisch. Ik heb graag meedenkers aan mijn kant staan, dus dank.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dan denken we mee.

De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Dan de fiscale verwerking van het Klimaatakkoord. Ik wil benadrukken dat voor de ChristenUnie geldt dat het Klimaatakkoord daadwerkelijk moet bijdragen aan emissiereductie en niet slechts aan een kloppende klimaatveranderingsboekhouding. Het mag niet zo zijn dat de volgende gedachte post vat: als de klimaatboekhouding maar klopt, of het klimaat op onze planeet er nou wat aan heeft of niet. Soms bekruipt mij weleens het gevoel dat het meer om de boekhouding draait dan om de werkelijkheid. Denk aan de subsidiëring voor het verstoken van biomassa. Denk aan de omgang met de uitstoot van luchtvaart en luchthavens. Denk aan de fiscale stimulering van de emissiearme auto. Om over de hulp van de overheid aan tuinders om de CO2-prijs te ontwijken nog maar te zwijgen. Als de zogenaamde emissiewinst zou worden toegerekend aan de plaats waar bomen worden geplant in plaats van aan de plaats waar bomen worden verbrand, dan zouden we het verstoken ervan niet subsidiëren. Als het leitmotiv niet "de economische show must go on" zou zijn, dan zouden we heel wat steviger met luchtvaart omgaan dan we nu doen. En ja, gelukkig zet deze staatssecretaris vaart achter de komst van een tickettaks, maar toch. Als het ons echt om een emissiereductie bij de auto zou gaan, zouden we gelet op het Europese bronbeleid niet primair nationaal de aankopen van emissiearme auto's moeten stimuleren, maar als een speer het rijden van de auto slimmer moeten gaan beprijzen. De heer Snels noemde het ook al. Ik weet dat de hobbel van de kilometerbeprijzing in het Klimaatakkoord is genomen, maar de daadwerkelijke implementatie vergt een eindeloos geduld van mijn fractie.

Voorzitter. Ik ken natuurlijk de doelstellingen van het Klimaatakkoord inzake elektrisch rijden en ik vind ze ook sympathiek, maar bij de invulling van de hand-aan-de-kraansystematiek heb ik wel de vraag of het kabinet in voldoende mate de link met het Europese bronbeleid legt. Immers, anders dan in de aanloop naar 2015, toen autofabrikanten fluitend de norm van 130 gram CO2 per kilometer haalden, hebben fabrikanten het binnenkort heel moeilijk met de norm van 95 gram CO2 per kilometer, waaraan ze gemiddeld in 2021 moeten voldoen.

(vervolg) De heer Bruins (ChristenUnie):
Anders gezegd: autofabrikanten liggen op koers voor miljoenenboetes van de Europese Commissie, in en na 2021, ondanks de perverse mogelijkheid voor fabrikanten om de verkopen met elkaar te poolen. Eerder dit jaar leidde dat ertoe dat de CO2-winst van onze fiscaal zwaar gesubsidieerde Tesla's in rook opging door een poolovereenkomst tussen Tesla en Fiat Chrysler, die Tesla honderden miljoenen oplevert en Fiat Chrysler helpt om zonder grote eigen CO2-besparingsinspanningen een miljardenboete te ontlopen. Maar de automobielindustrie staat dus zwaar onder druk door het bronbeleid. En dus dreigt elke euro subsidie dan wel fiscale derving die wij nationaal regelen tot het bekende waterbedeffect te leiden. Niet voor niets roepen autofabrikanten de regeringen van de lidstaten op om consumenten te stimuleren emissiearme auto's te kopen. Hoe beziet de staatssecretaris dit waterbedeffect? Is dit effect eigenlijk wel meegenomen in zijn som dat de fiscale stimulering van emissiearmer rijden de belastingbetaler €1.700 per ton reductie kost, dan wel bijna €2.000 in de berekening van de Algemene Rekenkamer?

Ik kon nergens vinden dat in deze sommen rekening is gehouden met dat, zeker de komende jaren, reële waterbedeffect. En moet er bij de hand-aan-de-kraansystematiek niet ook rekening worden gehouden met bijvoorbeeld dit waterbedeffect en met het reboundeffect, dus dat elektrische en andere emissiearme auto's ertoe uitnodigen meer te gaan rijden vanwege de lagere variabele kosten? Is het kabinet bereid dit soort feedbackmechanismes mee te nemen in de uitwerking van de hand-aan-de-kraansystematiek? Overigens, begrijp me niet verkeerd, ik ben best voor het stimuleren van elektrisch rijden, maar ik ben tegen het stimuleren van weglekeffecten van nationale emissiereductie. Zou het bijvoorbeeld geen goed idee zijn om de te betalen energiebelasting over het laden van de elektrische auto's niet langer afhankelijk te laten zijn van de locatie waar dit vehikel wordt geladen? Voor laden bij openbare laadpalen en thuis betaal je nu de hoofdprijs, terwijl laden bij een grootgebruiker bijna gratis is. De heer Van Weyenberg had het al over de verlenging van de vrijstelling van de eerste schijf na 2020. Is dat geen logisch voorstel? Hoe zou de staatssecretaris daartegen aankijken?

Voorzitter. Mijn vierde en laatste blok gaat over het mkb, het familiebedrijf en de multinationals. Dat zei ik al. Allereerst wil ik daarbij gezegd hebben dat de aanpak van belastingontwijking voor mijn fractie een aangelegen punt is en dat ik tevreden ben met het wetsvoorstel inzake de bronbelasting. Ik zal aan dit onderwerp verder dan ook niet veel aandacht meer besteden. Maar hier nauw mee verwant is natuurlijk het onderzoek van het CBS. Daar refereerden enkele collega's al aan. Daaruit bleek dat grote bedrijven het afgelopen decennium een kwart minder winstbelasting zijn gaan betalen ondanks dat het statutair winstbelastingtarief niet is gewijzigd. Het ligt voor de hand dat belastingontwijking en grondslaguitholling hier de boosdoeners zijn. Daarom steunt de ChristenUniefractie dan ook het beleid om de grondslag zo breed mogelijk te maken, zodat ook voor grote bedrijven het statutaire tarief en de effectieve druk zo dicht mogelijk bij elkaar komen te liggen. Ziet de staatssecretaris dit ook zo? Is dit zijn visie op de toekomst? Vindt hij dat we daar nu genoeg aan doen?

Voorzitter. Een lastig punt is dat alle grondslagverbredingen en het steviger aanpakken van multinationals soms ook het mkb en het familiebedrijf raken. En dat is meer dan collateral damage. Mijn fractie vindt het bijvoorbeeld terecht dat het tarief van de innovatiebox omhooggaat van 5% via 7% naar 9%, maar hierdoor worden niet alleen multinationals geraakt, maar ook veel grotere familiebedrijven. Terwijl de innovatiebox voor multinationals vooral een vestigingsplaatsbox is, is het voor familiebedrijven een echte innovatiebox. En familiebedrijven vormen geen niche, maar zijn gewoon de kurk waar onze economie op drijft. Zeven op de tien bedrijven met werknemers in Nederland zijn een familiebedrijf. Die hebben daar dus ook last van. Er zitten grote bedrijven tussen die niet passen in de standaardonderverdeling die we altijd maken: enerzijds mkb, anderzijds multinational. Er zijn heel grote, belangrijke familiebedrijven in dit land die we als categorie eigenlijk stelselmatig vergeten. Als we het tarief van de innovatiebox verhogen of deze box helemaal zouden afschaffen, hoe zou innovatie bij familiebedrijven dan wel gestimuleerd en beloond kunnen worden volgens de staatssecretaris? Is de enige smaak die we dan nog hebben de Wbso, naast natuurlijk het investeren in de kennisinfrastructuur van ons land? Of kunnen we meer doen? Dat hoor ik graag van de staatssecretaris.

(vervolg) De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik rond af, voorzitter. Over de aanpassing van box 3 komen we later te spreken. Voor nu sluit ik me aan bij het pleidooi om alles op alles te zetten om de aanpassingen eerder van kracht te laten worden dan in 2021. Is de voorlopige aanslag werkelijk zo'n zwaarwegend argument, vraag ik de staatssecretaris.

Voor wat betreft de afschaffing van de scholingsaftrek heb ik dezelfde vragen als collega Lodders. Ik sluit me aan bij de vragen over de verhuurderheffing. Dat had ik al gezegd. Ook de beleggers zijn ter sprake gekomen.

Ik denk dat ik het hierbij laat, voorzitter. Dank u wel.

Meer informatie

Labels
Bijdragen
Eppo Bruins
Financiën

« Terug

Archief > 2019 > oktober