Inbreng Joël Voordewind mbt regels over gemeentelijke verantwoordelijkheid hulp jeugdigen en ouders

donderdag 12 september 2013 00:00

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten behoeve van de Jeugdwet

Onderwerp:   Regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij  opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet)

Kamerstuk:    33684

Datum:            12 september 2013

Inleiding

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen van de Jeugdwet. Het is drie jaar geleden dat de Parlementaire Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg haar rapport presenteerde. Uit dit rapport kwam de noodzaak om de jeugdzorg te hervormen naar sterk voren. De hervorming wordt in dit wetsvoorstel geregeld. Met dit wetsvoorstel zullen alle vormen van jeugdhulp in 2015 onder de gemeente vallen. Naast de jeugdgezondheidszorg en het preventieve jeugdbeleid zullen gemeenten ook verantwoordelijk worden voor de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd, de ggz in het kader van jeugdstrafrecht, de zorg voor verstandelijke gehandicapte jongeren, begeleiding en persoonlijke verzorging, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. Voor deze leden staat het belang van het kind voorop in de hervorming.  Deze leden hebben echter wel vragen over de uitwerking van het wetsvoorstel dat deze hervorming vormgeeft.

1 Hoofdlijnen  stelselwijziging jeugd

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat de transitie vijf doelstellingen beoogt. Zij vragen de regering nader uiteen te zetten hoe elke doelstelling in de wet is verwerkt. Zet de regering deze vijf doelstellingen centraal wanneer de wet na vijf jaar geëvalueerd zal worden?

Deze leden vragen nadere toelichting waarom in de uitgangspunten van de wet nadrukkelijk wordt uitgegaan van extra inzet op eigen kracht, preventie en een positief jeugdbeleid, maar het opstellen van een familiegroepsplan niet in de wet wordt verankerd? Op welke wijze komt het uitgaan van eigen kracht, preventie en een positief jeugdbeleid naar voren in de nieuwe wet?  Zij vragen zich af op welke manier hebben ouders zelf regie over de hulp die hun kind krijgt?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke wijze het bezwaar van de Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg tegen het samenvoegen van het vrijwillige en gedwongen kader (de huidige negatieve associaties bij jeugdzorg dat een kind ‘zomaar wordt weggehaald’) ondervangen nu beide vormen van jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van gemeenten zullen vallen?

3 De verantwoordelijkheid van de gemeente

Het is voor de leden van de fractie van de ChristenUnie onduidelijk op welke manier jeugdigen hulp toegewezen krijgen? Op welke wijze is het indicatieproces voor het ontvangen van hulp in de wet geregeld? Wie heeft welke verantwoordelijkheid?

Deze leden merken op dat ervoor gekozen is om de verantwoordelijkheid voor de jeugd-GGZ naar de gemeenten over te hevelen. Deze leden vragen de regering nader in te gaan op de verontrusting van vele professionals, ouders en kinderen dat gemeenteambtenaren de rol van doorverwijzer over zullen nemen. Wie bepaalt uiteindelijk of iemand specialistische zorg nodig heeft, is dat een professional of is dat iemand aan een gemeenteloket?

Deze leden vragen, waarom er niet in de wet is vast gelegd dat gemeenten de verantwoordelijkheid hebben voor het faciliteren van familiegroepsplannen?

Deze leden vinden het van belang dat wanneer een jongere hulp nodig heeft dit ook na het bereiken 18-jarige leeftijd wordt gecontinueerd. Op welke wijze worden gemeenten gestimuleerd om hulp te continueren? Hoe kan voorkomen dat deze ‘knip’ geen problematische gevolgen heeft voor de continuïteit van de hulp? Hoe verloopt de zorginkoop en toeleiding voor jongeren tot 24 jaar in het justitieel kader?

Deze leden merken op dat de integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘een gezin, een plan, een regisseur’ zal worden geboden. Waarom is de regisseursfunctie niet nader in de wet omschreven? Zij vragen zich af hoe regisseursfunctie eruit zal zien?

4 De toegang tot jeugdhulp

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af waarom er niet voor gekozen is om het Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) een grotere rol te geven als poortwachter van de Jeugdzorg? Zij vragen zich af op basis van welke gegevens de regering concludeert dat gemeenten er net zo goed voor kunnen kiezen om de toeleiding naar jeugdhulp een andere manier vorm te geven dan de Centra voor Jeugd en Gezin? In hoeverre meent de regering, na het loslaten van de CJG’s, een betrouwbare partner te zijn naar gemeenten toe die alles op alles gezet hebben om een CJG te ontwikkelen? 

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke wijze het wetsvoorstel voorkomt dat er wachtlijsten ontstaan. Hoe stimuleert het wetsvoorstel dat er genoeg verschillende doorverwijsmogelijkheden zijn? Op welke wijze wordt er vanuit het wetsvoorstel gestimuleerd dat er veel verschillende aanbieders moeten worden gecontracteerd in plaats van zo min mogelijk?

Deze leden merken op dat in het conceptwetsvoorstel voor de nieuwe Jeugdwet geen onderscheid werd gemaakt op grond van verblijfstatus. Kinderen zonder verblijfsvergunning werden niet uitgesloten van zorg. Waarom is dit aangepast? Waarom worden kinderen zonder verblijfsvergunning alsnog uitgesloten van jeugdhulp? Is het maken van dit onderscheid op grond van het Kinderrechtenverdrag wel toegestaan of is er sprake van discriminatie?

Deze lezen vragen nadere toelichting op de keuze die in dit wetsvoorstel wordt gemaakt om preventie van jeugdhulp te scheiden. Waarom valt preventie niet onder jeugdhulp? Waarom worden er geen eisen gesteld aan aanbieders van preventie? Deze leden vragen zich af of het in de praktijk wel mogelijk is om onderscheid te maken tussen preventie en jeugdhulp? Op welke gegevens wordt het maken van deze scheiding gemaakt? Biedt de Jeugdwet voldoende richting voor een preventieve aanpak? Op welke wijze biedt de wet voldoende prikkels en handvaten voor de beoogde nieuwe, verbeterde aanpak? Op welke wijze wordt er aandacht besteed aan het verbeteren van vroegsignalering door professionals?

Deze leden vragen op welke wijze jeugdigen toegang behouden tot landelijk werkende instellingen? Hoe wordt de functie van de landelijk werkende instellingen in de wet geborgd? Op welke wijze worden gezinnen opgevangen die van plek naar plek zwerven en nergens bekend zijn?

Deze leden vragen nadere toelichting op de definitie van ‘jeugdhulp’. Wat is ‘jeugdhulp’ precies? Hoe verhoudt de jeugdhulp zich tot intensieve ambulante begeleiding en interventies in gezinnen die nu vanuit de AWBZ worden gefinancierd, of vanuit de WMO-intensieve thuiszorg of vanuit een OGGZ-regiem? Hoe zit het met medewerkers die nu vallen onder het CAO Welzijn of gehandicaptenzorg, of een andere CAO, mogen zij zorg voor jeugdigen bieden? Hoe zit het met relatief nieuwe vormen van zorg voor jeugd, waar bijvoorbeeld sport, cultuur en muziek een grote rol toebedeeld krijgen, mag jeugdhulp ook in deze gevallen alleen door medewerkers met minimaal een HBO opleiding aangeboden worden? Hoe kunnen op dit gebied nieuwe schotten voorkomen worden?

Op welke wijze kan de regering uitsluiten dat een minderjarige met een psychische stoornis geen hulp krijgt, terwijl een meerderjarige met dezelfde stoornis wel een behandeling krijgt? Op welke wijze kunnen vrijgevestigde zorgaanbieders evenredig kans maken op een zorginkoopcontract?

5 Jeugdbescherming en jeugdreclassering

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of een gecertificeerde instelling wel of geen jeugdhulp kan aanbieden?

Deze vragen of het mogelijk is om ouders en kinderen het recht op een second opinion te geven?

Deze leden merken op dat jeugdbescherming en jeugdhulp niet vanuit eenzelfde rechtspersoon geboden kunnen orden. In hoeverre is het noodzakelijk dit bij gescheiden rechtspersonen onder te brengen? Is er nagedacht over andere manieren waarop de schijn van belangenverstrengeling tegengegaan kan worden? Zullen in de praktijk in wijkteams niet zulke nauwe banden ontstaan tussen medewerkers van de jeugdbescherming en van de jeugdhulp, dat het voor de hand ligt dat ze op een één op andere manier naar elkaar doorverwijzen. Is het mogelijk om de vermeende belangenverstrengeling op zo’n manier te controleren dat de deze bureaucratische bepaling overbodig wordt?

Deze leden vragen of de gecertificeerde instelling ook jeugdhulp inzetten die niet door de gemeente is ingekocht? Is de gemeente verplicht hiervoor een voorziening te treffen?

Deze leden merken op dat bij een voorwaardelijke uithuisplaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg de beslissing tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke machtiing gelsloten jeugdhulp wordt genomen door de jeugdhulpaanbieder. Waarom is ervoor gekozen om slechts op verzoek van de ouder of de jeugdige de kinderrechter bepaalt of de tenuitvoerlegging rechtmatig is? Is dit niet in strijd met het IVRK en het EVRM? Waar wordt bepaald dat een beslissing tot vrijheidsbeneming alleen kan worden genomen door een rechter of een onafhankelijke onpartijdige en deskundige commissie?

6 Positie van jeugdigen en ouders en kwaliteit van jeugdhulp

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat de positie van jeugdigen en ouders wordt vorm gegeven door de opdracht aan gemeenten om rekening te houden met de gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond, door de verplichting om waar mogelijk keuzevrijheid te bieden. Op welke wijze dienen deze leden  ‘waar mogelijk’ te interpreteren?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zien in een aantal (stad)regio’s jeugdhulp monopolisten ontstaan. Enkele aanbieders blijven over, andere partijen kunnen slechts worden toegelaten als onderaannemer. Op welke wijze kunnen jeugdigen op deze wijze zelf een keuze  van jeugdbescherming te kiezen? In de huidige praktijk wordt keer op keer  door de huidige bureaus jeugdzorg als Raden voor de Kinderbescherming en kinderrechters veelvuldig de diensten van bijzondere jeugdbeschermingsorganisaties ingeroepen, kan dit in de toekomst nog steeds?

Deze leden vragen zicht af op welke wijze de kwaliteit van gezinsvoogden wordt verbeterd? Deze leden vragen zich ook af in hoeverre er met de nieuwe Jeugdwet een verbetering komt van de kwaliteit van Pleegzorg?

Deze leden vragen zich af wie toegang hebben tot de verwijsindex? Hoe wordt de privacy van de kinderen en jongeren die opgenomen zijn in de verwijsindex beschermd? Zij vragen zich ook af wie toegang hebben tot het dossier van een minderjarige? Hoe wordt voorkomen dat (bijvoorbeeld) een wethouder, een buurman die werkt bij de gemeente of een docent het dossier van een minderjarige kan inzien? Wie houdt toezicht op de juistheid van de inhoud van het dossier en op welke wijze kan de minderjarige zelf hierop invloed uitoefenen. Is het recht op privacybescherming van de minderjarigen die jeugdhulp nodig hebben voldoende beschermd?

7 Specialistische jeugdhulp

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe in de wet is geregeld dat bij een uithuisplaatsing de hulpverlening erop is gericht om het kind of de jongere zo snel mogelijk te herenigingen met de ouders Op welke wijze krijgen de ouders in de jeugdzorg de kans om een duurzame relatie op te bouwen met de jeugdprofessional waarmee ze moeten samenwerken in het belang van het kind.

De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden nadere toelichting wensen op welke wijze de overdracht naar zwaardere specialistische zorg zal verlopen? Op welke wijze wordt er een ‘warme overdracht’ geborgd? 

Past het hoofdstuk Gesloten Jeugdhulp dat nu is ondergebracht in de nieuwe Jeugdwet niet beter in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek waar de andere bepalingen betreffende machtigingen tot uithuisplaatsingen zijn geregeld of in een aparte wet?

Deze leden vragen zich af waarom er niet wordt gewacht met het invoeren van de wetswijzigingen ten aanzien van de gesloten jeugdzorg tot de resultaten van het onderzoek naar de harmonisatie van wetgeving ten aanzien van minderjarigen in geslotenheid is afgerond zodat de harmonisatie van de wetgeving tegelijkertijd kan worden doorgevoerd?

8 Toezicht

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting hoe in de wet is vastgelegd dat in de eerste jaren na de ingangsdatum van de wet de kwaliteit van Jeugdzorg behouden wordt?

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat het rijk stelselverantwoordelijkheid houdt en de wet een regeling treft tbv beoordeling van doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid. Op welke wijze wordt dit vormgegeven? Is systeem af op 1 januari 2015? Houdt het rijk ook toezicht op voldoende en afdoende zorginkoop door gemeenten, ook als het gaat om bijzondere problematieken?

9 Juridisch kader en rechtsbescherming

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat het ‘recht op jeugdzorg’ verdwijnt. Hiervoor in de plaats komt de jeugdhulpplicht van de gemeente. Hoe kan worden voorkomen dat jongeren die hulp nodig hebben geen verslechtering in vergelijking met hun huidige situatie zullen ervaren? Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat de toeleiding naar de gespecialiseerde GGZ gehandhaafd blijft?

Deze leden vragen in hoeverre kan worden verzekerd dat de rechtspositie van de minderjarigen voldoende wordt gewaarborgd met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke machtiging nu:

-de jeugdhulpaanbieder mag beslissen over de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke machtiging in plaats van een rechter of een onafhankelijke, onpartijdige en deskundige commissie (artikel 5 EVRM en artikel 37d IVRK);

-in de wet niet nader gespecificeerd is wie (een persoon of een college) de jeugdhulpaanbieder precies is;

-er geen onafhankelijke gedragsdeskundige betrokken is bij de beslissing tot tenuitvoerlegging;

-de minderjarige bij het nemen van deze beslissing niet ambtshalve een advocaat krijgt toegevoegd; en,

- de beslissingstermijn na een verzoek tot vervallen verklaring voor de rechter drie weken bedraagt?

Deze leden vragen zich af waarom het toetsingscriterium voor de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke machtiging niet gelijk is aan het wettelijk toetsingscriterium voor de afgifte van de reguliere machtiging gesloten jeugdhulp?

10 Gegevensverwerking, beleidsinformatie en vermindering regeldruk

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre de certificering van instelling tot hoge regel- en verantwoordingsdruk zal leiden?

11 Financiële aspecten

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre het voor gemeenten mogelijk is om met het vastgestelde budget de doelstellingen van deze wet waar te maken? Op welke wijze kan financiële complexiteit worden verminderd als gemeenten en aanbieders meerdere nieuwe financiële relaties moeten aangaan?

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat er beperkende voorwaarden voor jeugdigen en hun ouders zullen worden opgesteld om te kunnen kiezen voor een pgb. Deze leden vragen hier nadere toelichting op, om wat voor een voorwaarden gaat dit? Waarom is het noodzakelijk om beperkende voorwaarden op te stellen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke wijze de frictiekosten van de transitie zijn begroot in de transitiekosten? Wie is er verantwoordelijk voor deze kosten?

12 Transitie en implementatie

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting op het gekozen tijdspad. Op welke manier wordt het behoud van voldoende kwaliteit in de jeugdzorg bewaakt? Op welke manieren bereiden gemeenten zich voor op de transitie?

Zij merken op dat uit het tweede rapport van de Transitiecommissie stelselherziening bleek dat de implementatie van de transitie bij veel gemeenten onvoldoende voortgang wordt geboekt. Dit geldt in het bijzonder voor de jeugd-ggz. Wat zijn de consequenties voor de transitie als geheel als niet alle gemeenten de zorg op tijd georganiseerd krijgen?

Deze leden vragen op welke wijze de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 van invloed zijn op de voortgang van de voorbereiding van de transitie?

14 Overige aspecten

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af of de wijze waarop professionals informatie ontvangen voldoende in de wet is geregeld? Waarom wordt er in de wet alleen gesproken over een terugkoppeling van informatie aan Jeugdhulpaanbieders door jeugdhulpaanbieders? Waarom wordt de jeugdarts of andere verwijzers niet genoemd/

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

 


Labels
Bijdragen
Joël Voordewind

« Terug

Archief > 2013 > september