Bijdrage spoeddebat Afghanistan

dinsdag 08 maart 2005 11:34

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Voorzitter. Mijn fractie heeft niet aan-gedrongen op dit spoeddebat, want onze inschatting is dat het vooral gaat om ongelukkige uitspraken van de kant van het kabinet. Voor elke ongelukkige uitspraak van de minister een spoeddebat aan te vragen, zou wat te veel van het goede zijn. Wij denken dat het ongelukkige uitspraken zijn, omdat zij strikt formeel wel juist zijn, maar geen recht doen aan de gegroeide praktijk, en daardoor eenzijdig zijn.
 
Natuurlijk, strikt formeel bekeken kloppen de opmerkingen. Deze operatie heeft als rechtsgrondslag artikel 97 van de Grondwet, en niet artikel 100. Maar de opmerkingen doen geen recht aan de gegroeide praktijk in dit huis, want die is al jaren een andere. Ook operaties onder de vlag van Enduring Freedom zijn in het verleden ana-loog aan artikel 100 behandeld. Hoewel er in het onderhavige geval van de uitzending van de special forces formeel geen plicht is om het parlement vooraf te consulteren, heb ik uit de woorden van minister Kamp opgemaakt dat het kabinet niet van plan is om van de gegroeide praktijk om de uitzending analoog aan artikel 100 te behandelen, af te zien. Dat is terecht, want de afwegingen bij deze operaties volgen dezelfde lijn als die bij crisisbeheersings-operaties.
 
Er ligt een vraag, waaraan wel of niet kan worden voldaan en er moet worden beoordeeld of de risico’s in evenwicht zijn met de te bereiken doelen. Bij crisisbeheersings-operaties wordt de Kamer hierover vooraf geconsulteerd. Het is niet meer dan logisch dat dit ook gebeurt bij operaties als die waarover wij het nu hebben. Ik wil graag van de minister een bevestiging horen dat het niet zijn bedoeling is geweest om de gegroeide praktijk in de Kamer ter discussie te stellen en dat hij van plan is om het materiële instemmingsrecht van de Kamer ook in deze zaak te honoreren. Het moet mij wel van het hart dat ik het betreur dat door deze uitspraken verwarring is ontstaan op een heikel punt. Juist in de besluitvorming over dit soort ingrijpende zaken kunnen wij onduidelijkheid niet gebruiken.
 
Ik heb twee vragen die passen in het wat procedurele karakter van dit debat. In de brief verwijzen de ministers naar een brief uit 2000 van de toenmalige minister van Defensie De Grave over de wijze waarop moet worden gehandeld bij de uitzending van special forces. In deze brief wordt gesproken over een kerngroep in het kabinet die zou bestaan uit ministers van elke coalitie. Uit de ondertekening van de brief van 25 februari is niet op te maken dat die kerngroep inderdaad aan het werk is geweest. Ik zou graag van de minister horen hoe het met deze kerngroep staat.
 
Ook bij mijn fractie is, net als bij andere, de vraag gerezen tot hoe lang en in welke mate een beroep op artikel 5 van het NAVO-verdrag valide is. Ik zo graag hebben dat de mi-nister zijn gedachten hierover wat verder verduidelijkt. Mijn fractie twijfelt er niet aan of in dit geval een beroep op artikel 5 valide is. Bij ons is echter wel de vraag gerezen tot hoe lang en in welke mate dat kan. Wanneer is er een eind gekomen aan hetgeen waar artikel 5 naar verwijst?
 
De heer Van Bommel (SP): Ik vind deze vraag volkomen terecht. Ik heb hem zelf gesteld en andere fracties voor mij ook.
 
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Dat heb ik net al gememoreerd.
 
De heer Van Bommel (SP): Wat is het standpunt van de fractie van de ChristenUnie op dit punt? De twijfel hierover wordt immers breed gedragen.
 
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): De fractie van de ChristenUnie vraagt zich in dit geval niet af of een beroep op artikel 5 valide is. Wij denken dat hier nog steeds voldoende samenhang is. Het doel was het uitroken van de terroristen uit Afghanistan, het verwijderen van de aanhangers van Al-Qa'ida. Dat is nog niet afgerond. Het is voor ons dus op dit moment geen vraag. Zo langzamerhand begint de vraag echter wel op te komen tot wanneer dit mogelijk is. Het is altijd goed om daar vooraf de gedachten over te laten gaan. Vandaar dat ik de minister heb uitgenodigd om daar eens wat meer woorden aan te wijden en om ons duidelijk te maken hoe hij daar tegenover staat.
 
De heer Van Bommel (SP): Ik herhaal mijn vraag, maar dan specifieker. Welk militair doel moet er bereikt zijn? Moet Bin Laden gepakt zijn of moet er een officiële verklaring van overgave van Al-Qa'ida zijn? Wanneer kunnen volgens de fractie van de ChristenUnie artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties of artikel 5 van het NAVO-verdrag materieel niet meer worden gebruikt? Op deze manier kunnen wij immers nog tien jaar voortgaan.
 
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): Onze gedachten daarover zijn nog niet uitgekristalliseerd. Wij denken aan een situatie waarin in Afghanistan het werk klaar is. Als er een ander land in beeld komt, wordt voor ons de vraag wel heel prangend of dit nog is te legitimeren met een beroep op artikel 5.
Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie meent dat de gegroeide praktijk van het materiële instemmingsrecht van de Tweede Kamer voordat een operatie van start gaat van grote waarde is en moet worden gehonoreerd, ook in gevallen die niet onder artikel 100 vallen. Ik ga ervan uit dat de ministers dat met mij eens zijn.
Labels
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage spoeddebat Afghanistan'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2005 > maart