Bijdrage Arie Slob plenair debat kraakwet

woensdag 23 juni 2010 10:00

De heer Slob (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Dank u wel voor het snel agenderen van dit onderwerp naar aanleiding van mijn aanvraag afgelopen dinsdag van een "gewoon" debat. Dit werd toch heel spoedig op de agenda geplaatst. Misschien is dit wel de manier om een spoeddebat snel op de agenda geplaatst te krijgen.

Dit onderwerp is geagendeerd als "zgn." Kraakwet, maar het betreft gewoon de initiatiefwet Kraken en leegstand, die zeer uitvoerig is besproken in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Volgens mij is de inhoud van die wet helder; de wet stelt namelijk een heel duidelijke norm: algeheel kraakverbod waarmee het eigendomsrecht beschermd wordt; daarnaast krijgen gemeenten aanvullende instrumenten om het leegstandbeleid verder op te pakken. Dit laatste is ook nodig, want het kan niet zo zijn dat panden ongewild heel lang leeg blijven staan. Er mag dan ook best wel enige druk worden uitgeoefend om die panden een goede bestemming te geven, maar dat moet wel gebeuren op een democratisch gelegitimeerde wijze.

Het debat over deze wet is zowel in beide Kamers als in de samenleving geweest. Er waren voor- en tegenstanders; meer "smaken" leken er niet echt te zijn. Uiteindelijk is, zoals het hoort, over het wetsvoorstel gestemd. Zowel in de Tweede als de Eerste Kamer heeft dit wetsvoorstel uiteindelijk een meerderheid "gekregen". Daardoor konden wij ernaar uitzien dat dit wetsvoorstel 1 oktober aanstaande ook officieel wet zou zijn. Er was en is sprake van voorbereiding met het oog op de inwerkingtreding van deze wet door alle betrokkenen bij de uitvoering en de handhaving van de wet, zoals het hoort bij een democratisch tot stand gekomen wetgeving.

Nu moeten alle verantwoordelijken die betrokken zijn bij de uitvoering en de handhaving van de wet ook in beweging komen. Daarom was bij ons verbazing over uitspraken van een woordvoerder van het College van procureurs-generaal, waarin werd aangegeven dat het beleid inzake kraken, ook na aanneming van dit wetsvoorstel, niet gewijzigd zou worden. Er was sprake van verbazing bij ons, omdat je zo niet omgaat met democratisch tot stand gekomen wetgeving, alsook vanwege de uitspraken van de minister van Justitie bij de behandeling van het wetsvoorstel. Hij zei namelijk in beide Kamers dat stapsgewijs zou worden gegaan naar een striktere handhaving. De minister heeft ook letterlijk in de Tweede Kamer gezegd: als de wetgever in een initiatiefvoorstel nota bene tot de conclusie komt dat iets strafbaar gesteld moet worden, zal het Openbaar Ministerie dat uiteraard de vereiste prioriteit geven. Dit staat toch wel enigszins op gespannen voet met de uitspraken van die woordvoerder.

Ongeveer een half uur geleden heb ik de brief van de minister ontvangen, waarin hij aangeeft dat het niet waar is dat het Openbaar Ministerie niet verder met deze wet aan de slag zou gaan, om het zo maar even kort samen te vatten. Kan ik hier de conclusie aan verbinden dat óf de voorlichter van het College van procureurs-generaal op persoonlijke titel heeft gesproken óf dat deze uitspraak is teruggenomen en dat nu gewoon gehandeld wordt conform de wijze die de minister van Justitie in de Kamers heeft aangegeven waarop met deze wet zal worden omgegaan? Ik acht het van belang om hierover echt strikte duidelijkheid te krijgen.

Over het volgende dient ook duidelijkheid te komen bij heel veel Nederlandse gemeenten die nu ook met deze wet aan de slag moeten. Ik moet zeggen dat mijn fractie het betreurt dat gemeentebesturen met in de gemeenteraden een meerderheid van partijen die behoren tot de partijen die in de Kamers tegen de wet gestemd hebben, zich nu ook weer heel nadrukkelijk tegen deze wet uitspreken. Het gaat zelfs zo ver dat bij de gemeente Utrecht een motie van de fractie van GroenLinks is aangenomen, terwijl de wet al van kracht is, waarin staat dat het college van burgemeester en wethouders zich moet uitspreken tegen het kraakverbod.

Het is heel vreemd -- want de wet is inmiddels al gewoon aangenomen -- dat je een eigen keuze maakt. Met betrekking tot het leegstandsbeleid is het iets anders hoe je met de wet omgaat. Dat staat ook al in de motie, maar je uitspreken tegen een op democratisch tot stand gekomen wet is uitermate vreemd. Ik vraag de minister ook om mee te nemen – al is dit niet zijn hoedanigheid als minister van Justitie en van Binnenlandse Zaken – dat er nog wat missiewerk moet worden verricht richting deze gemeenten. Het kan niet zo zijn dat gemeenten zich blijven verschuilen achter de rug van krakers als het gaat om leegstand. Men zal gewoon zelf in beweging moeten komen en dat kan. Je kunt een democratisch gelegitimeerd leegstandsbeleid voeren en leegstand, die natuurlijk ook slecht is, aanpakken met de aanvullende instrumenten, zoals die in de nieuwe wetgeving naar de gemeenten toe zijn gegaan. Laten wij met elkaar proberen om op een reële wijze --  voorzichtig ook iets opbouwend, want natuurlijk moet er even een overgangsperiode zijn -- ervoor te zorgen dat deze wet ook daadwerkelijk wet is en dat wij iets doen aan het grote probleem, zowel van het kraken als van de leegstand in Nederland.

De heer Jansen (SP): De heer Slob hecht eraan dat een democratisch aangenomen wet wordt uitgevoerd. Dat kan ik heel goed begrijpen. Die wet heeft twee componenten, namelijk het strafbaar maken en vervolgen van kraken en het aanpakken van leegstand. Is de heer Slob van mening dat alle partijen, ook bij de lagere overheden, ook aan dat andere deel actief invulling moeten geven?

De heer Slob (ChristenUnie): Het zal denk ik geen verbazing wekken dat ik het fijn zou vinden als gemeenten de aanvullende mogelijkheden die zij krijgen om leegstand aan te pakken ook oppakken en daarmee aan de slag gaan. U weet met mij dat wij dat niet voor alle gemeenten verplicht hebben gesteld omdat er ook nogal wat gemeenten zijn waar het kraken zich helemaal niet voordoet. Dan zou het vreemd zijn als wij hen zouden gaan verplichten om met verordeningen en dergelijke te komen als dat in hun situatie niet relevant is. Wij hebben daarvoor de kan-bepaling in de wet opgenomen. Men mag hierin dus een eigen afweging maken. Maar iets anders is, wat wij nu zien gebeuren, dat gemeenten gewoon de wet verwerpen en hun college oproepen om zich uit te spreken tegen een wet die gewoon op democratische wijze tot stand is gekomen. Zo gaan wij in Nederland niet met wetgeving om. Dat is ook in strijd met de funderingen van onze democratische rechtsstaat.

De heer Jansen (SP): Dat vind ik ook, dus daarover ben ik het met u eens. Maar ik constateer dat bijvoorbeeld in de gemeente Vlaardingen de collegepartijen ChristenUnie en VVD, mede-indieners van dit wetsvoorstel dat inmiddels wet is geworden, niet bereid zijn om zelfs maar te gaan onderzoeken of leegstand een probleem is, als eerste stapje naar een mogelijke aanpak van die leegstand. Vindt u dat verstandig van uw partijgenoten?

De heer Slob (ChristenUnie): Wij hebben ook in de debatten, zowel in de Tweede Kamer als n de Eerste Kamer, aangegeven dat wij ook de verschillende verantwoordelijkheden die de overheden hebben willen respecteren. Dat was dus ook een reden voor ons om, ook vanwege het feit dat niet iedereen zo’n verordening hoeft te hebben, de afwegingen die daarover moeten worden gemaakt op die plek te laten liggen waar zij horen.

De heer Jansen (SP): Maar zelfs onderzoek vindt u niet nodig in zo’n situatie

De heer Slob (ChristenUnie): Ik behoor niet tot een partij die van bovenaf oplegt aan lokale bestuurders wat zij moeten doen. Zij mogen dus hun eigen afwegingen maken. Ik weet niet hoe dat bij de SP geregeld is, maar het is een eigen afweging die zij moeten maken. Dat moet je ook respecteren. Het zou fijn zijn als mogelijkheden die zij krijgen ook worden gebruikt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Betekent dit dan dat als gemeenten zouden zeggen: wij leggen een lagere prioriteit bij het uitvoeren van de antikraakwet, u dan zegt dat u dat respecteert?

De heer Slob (ChristenUnie): Als het gaat om het hele opsporings- en vervolgingsverhaal is dat natuurlijk een verantwoordelijkheid die via de justitiële weg moet worden gevoerd en iets wat uiteindelijk ook in een lokale driehoek aan de orde moet komen. Daar worden de prioriteiten gesteld. Het opportuniteitsbeginsel is daarin leidend, zoals wij ook uitvoerig hebben besproken bij de behandeling van het wetsvoorstel. Als het om het leegstandsbeleid gaat, is dat een keuze die de gemeenten zelf mogen maken. Ik zou het zelf zeer betreuren, als je nu aanvullende instrumenten krijgt om op een democratisch gelegitimeerde wijze heel actief leegstandsbeleid te voeren, dat gemeenten zeggen: daarvan maken wij geen gebruik, want wij vinden dat kraken eigenlijk wel makkelijk, de krakers lossen dat probleem voor ons op. Niet de straat, maar de staat moet hier bepalen hoe wij hiermee omgaan. Daarvoor biedt ons wetsvoorstel ook duidelijk alle mogelijkheden.

Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Archief > 2010 > juni