27 602 Wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit
donderdag 21 maart 2002 13:30
Mdv, Het onderwerp integriteit in het openbaar bestuur staat al weer enkele jaren hoog op de politieke agenda. Dat is niet voor niets.
Mdv,
Het onderwerp integriteit in het openbaar bestuur staat al weer enkele jaren hoog op de politieke agenda. Dat is niet voor niets. De betrouwbaarheid/integriteit van het openbaar bestuur is van essentieel belang voor de samenleving en de democratische rechtsstaat. Met name minister Dales heeft er in 1992 toe bijgedragen dat aan dit thema meer aandacht werd gegeven. Legendarisch is haar uitspraak: “Een beetje integer bestaat niet”. En ook haar oproep aan politici, bestuurders en ambtenaren om een hoge moraal en zuiverheid aan de dag ten leggen. We zijn inmiddels 10 jaar verder en nog steeds zijn we bezig met de vorming van beleid om de integriteit van overheid en het overheidspersoneel (verder) te waarborgen. Het belang daarvan wordt voortdurend onderstreept door misstanden die aantonen dat ambtenaren nog steeds gemakkelijk hun positie kunnen misbruiken. Iedere keer dat iets dergelijks zich openbaart, loopt het aanzien van de overheid ernstige schade op. Het thema van integriteit speelt niet alleen bij overheidspersoneel; ook het bedrijfsleven is met dit onderwerp bezig en onderneemt allerlei acties om personeel te laten voldoen aan eisen van integriteit en loyaliteit. Ambtenaren hebben echter een bijzondere positie. Zij dienen ervan doordrongen te zijn wat hun gedrag betekent voor (het beeld van) een betrouwbare overheid. Een overheid die niet integer is, verliest het vertrouwen van haar burgers en daarmee haar legitimiteit.
Het wetsvoorstel dat vandaag op de agenda staat gaat vooraf aan de komst van een gemoderniseerde Ambtenarenwet, waarbij we nu alvast drie onderwerpen vastleggen die naar de mening van de regering van betekenis zijn voor het waarborgen van de integriteit van het Openbaar Bestuur. De voorbereidingen voor deze nieuwe Ambtenarenwet zijn niet stil komen te liggen, zo schrijft de Minister. Maar nu het zo lang heeft geduurd voor we dit beperkte maar niet onbelangrijke wetsvoorstel behandelen, is het de vraag of een onderscheid tussen de uiteindelijke (omvattende) herziening en de voorliggende losse onderwerpen nog te verdedigen valt. Samenvoeging van dit wetsvoorstel met de nieuwe Ambtenarenwet zou ook een tegemoetkoming zijn geweest aan de kritiek van de Raad voor het Overheidspersoneel op dit wetsvoorstel. De ROP stelt namelijk dat het voorliggende wetsvoorstel niet het gehele terrein van de integriteit beslaat. Daarom mijn vraag aan de Minister hoe het staat met de voorbereidingen van de herziening van de Ambtenarenwet. Deze aanpassingen zouden met organisaties van werknemers en werkgevers besproken worden. Is dit gebeurd en wat was hun mening over de voorstellen van de regering? Wanneer kunnen we het wetsvoorstel in de Kamer verwachten? Wat is trouwens de betekenis voor de Ambtenarenwet van het loskoppelen van deze wet en het regelen van bepaalde waarden en normen via beroepscodes voor ambtenaren?
De fractie van de ChristenUnie is het geheel met de Minister eens als hij uitlegt dat werken bij de overheid als unieke werkgever het algemeen belang dient. Het is dan ook een goede zaak dat er de laatste tijd allerlei campagnes worden gevoerd om mensen te interesseren voor een baan bij de overheid. De fractie van de ChristenUnie betreurt wel de wijze waarop dat soms gebeurt. Zo vinden we het bijvoorbeeld ongepast dat het werken bij de overheid momenteel op grote reclameboardings op het NS-station in deze stad wordt aangeprezen met de dubbelzinnige tekst: 'zin in wisselende contacten?'. Enkele maanden geleden hebben ik al, samen met collega van den Berg (SGP) de kritische vinger gelegd bij een soortgelijke dubieuse wervingscampagne (en dan via internet) in de stad Groningen. Dergelijke campagnes tasten, zo ben ik bang, juist om een negatieve manier het imago en de integriteit van de overheid aan. Dat zouden we op deze wijze toch niet moeten laten gebeuren.
Met betrekking tot kortingsregelingen zou de ChristenUnie zich nog steeds kunnen voorstellen dat hierover bepaalde randvoorwaarden worden vastgelegd in de Ambtenarenwet. De opwinding die hierover een paar jaar geleden ontstond, was niet voor niets. We begrijpen de redenering van de Minister waar hij uitlegt dat deze regelingen voorzieningen van personeelsverenigingen zijn. Dus geen specifieke regels, maar zouden ook niet een aantal randvoorwaarden hierover opgesteld kunnen worden?
De Minister benadrukt dat ambtenaren waakzaam moeten zijn voor nevenfuncties die zouden kunnen interfereren met het werk. Hij wil hierover echter geen meldingsplicht opnemen, omdat dit (a) een vergaande inbreuk zou betekenen op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en (b) een openbaar - tenzij principe disproportioneel zou zijn. Zou het echter ook niet zo kunnen zijn dat het openbaar maken van nevenfuncties een bijdrage levert aan de transparantie van een ambtelijke organisatie. Júist omdat ambtenaren niet publiekelijk verantwoording afleggen over beslissingen en activiteiten, lijkt het ons zinvol dat melding van nevenfuncties van ambtenaren net zo nodig is als bijvoorbeeld geldt bij lokale bestuurders.
Op onze vraag naar de relatie met regelgeving voor ambtenaren van gemeenten, provincies en waterschappen, geeft de Minister aan dat hij de medeoverheden zal attenderen om binnen de onderscheiden sectoren te komen tot mogelijkheden tot spiegeling van de organisatie en het bereiken van één lijn. We verwachten hier wat meer van de Minister. Is de Minister bereid om hier zelf ook actief het voortouw in te nemen? Het lijkt de ChristenUnie waardevol als er voor specifieke groepen ambtenaren gelijke regels gelden, waarbij de verdere uitwerking van het beleid wel door het betreffende bestuur moet worden uitgewerkt. Zorgwekkend in dit verband is dat uit cijfers uit oktober 2001 (Binnenlands Bestuur) blijkt dat meer dan de helft van de gemeenten geen gedragscode heeft voor ambtenaren. En ruim eenderde van de gemeenten heeft bovendien geen heldere regels voor het aannemen van geschenken.
Het wetsvoorstel laat zien, wat we natuurlijk ook al wel wisten, dat klokkenluiden een lastig onderwerp is. Iedereen is het erover eens dat een ambtenaar die misstanden naar buiten brengt niet geconfronteerd mag worden met negatieve maatregelen. Maar dat valt in de praktijk niet mee. De ChristenUnie ziet de persoon van de departementale vertrouwenspersoon als belangrijke speler bij het intern aan de orde brengen van misstanden. De Commissie Integriteit Rijksoverheid die vooruitlopend op dit wetsvoorstel is ingesteld heeft hierbij ook een belangrijke rol. Kan de Minister aangeven hoe dit in de praktijk functioneert? Als fractie van de ChristenUnie zien we de bepalingen rond het klokkenluiden niet als een zelfstandig doel, maar in het perspectief van een kwalitatief hoogwaardige overheidsorganisatie. Van groot belang is in dat opzicht wel de bestuurspraktijk en cultuur waarbinnen een dergelijke regeling moet functioneren.
Enige tijd geleden is een richtlijn vastgelegd dat ambtenaren geen geschenken van boven de € 50 (was 100 gulden) mogen aannemen. In december 2001 stond er nog in verschillende kranten berichten dat deze bedragen vaak fors hoger waren. Collega Duijkers (en Van Oven) heeft hierover nog schriftelijke vragen gesteld. De norm waarover de Minister spreekt, wordt dus niet door iedereen als zodanig opgevat. Hoe waardeert de Minister deze situatie? In zijn antwoord op de genoemde schriftelijke vragen stelt de Minister dat handhaving en integriteitmaatregelen tot de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke ministeries behoort. Heeft de Minister van Binnenlandse Zaken als verantwoordelijke voor de Ambtenarenwet op dit punt geen extra taak?
Tot slot. De minister-president heeft een aantal jaren geleden regels gesteld over het contact van ambtenaren met politici (de zgn. oekaze van Kok). De ChristenUnie zou deze regels wel eens willen evalueren. Zeker nu uit het eind vorig jaar uitgekomen proefschrift van bestuurskundige Nieuwenkamp (‘de prijs van het politieke primaat’) blijkt dat er onder ambtenaren onvrede is over deze praktijk. Als het gaat over communicatie met ambtenaren wil ik ook nog de vraag stellen over de communicatie tussen departementsambtenaren en de minister. In de hele discussie rond de HBO-fraude blijkt dat ambtenaren te laat informatie hadden doorgespeeld naar de minister. Mede om die reden werd er pas in een vrij laat stadium opgetreden. Professor Verhey, hoogleraar staats- en bestuursrecht in Maastricht, heeft vorig jaar bij zijn aanstelling een uiterst interessante oratie uitgesproken onder de titel ‘de zwoegers uit het vooronder’. Hij stelde onder andere voor een gedragscode op te stellen tussen ambtenaren en minister, die de omgang en de informatie-uitwisseling tussen ambtenaren en bestuurders zou moeten regelen. In verband met de discussies over de HBO-fraude moest ik hier weer aandenken en ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe de minister van Binnelandse Zaken tegen een dergelijk voorstel aankijkt.
Het onderwerp integriteit in het openbaar bestuur staat al weer enkele jaren hoog op de politieke agenda. Dat is niet voor niets. De betrouwbaarheid/integriteit van het openbaar bestuur is van essentieel belang voor de samenleving en de democratische rechtsstaat. Met name minister Dales heeft er in 1992 toe bijgedragen dat aan dit thema meer aandacht werd gegeven. Legendarisch is haar uitspraak: “Een beetje integer bestaat niet”. En ook haar oproep aan politici, bestuurders en ambtenaren om een hoge moraal en zuiverheid aan de dag ten leggen. We zijn inmiddels 10 jaar verder en nog steeds zijn we bezig met de vorming van beleid om de integriteit van overheid en het overheidspersoneel (verder) te waarborgen. Het belang daarvan wordt voortdurend onderstreept door misstanden die aantonen dat ambtenaren nog steeds gemakkelijk hun positie kunnen misbruiken. Iedere keer dat iets dergelijks zich openbaart, loopt het aanzien van de overheid ernstige schade op. Het thema van integriteit speelt niet alleen bij overheidspersoneel; ook het bedrijfsleven is met dit onderwerp bezig en onderneemt allerlei acties om personeel te laten voldoen aan eisen van integriteit en loyaliteit. Ambtenaren hebben echter een bijzondere positie. Zij dienen ervan doordrongen te zijn wat hun gedrag betekent voor (het beeld van) een betrouwbare overheid. Een overheid die niet integer is, verliest het vertrouwen van haar burgers en daarmee haar legitimiteit.
Het wetsvoorstel dat vandaag op de agenda staat gaat vooraf aan de komst van een gemoderniseerde Ambtenarenwet, waarbij we nu alvast drie onderwerpen vastleggen die naar de mening van de regering van betekenis zijn voor het waarborgen van de integriteit van het Openbaar Bestuur. De voorbereidingen voor deze nieuwe Ambtenarenwet zijn niet stil komen te liggen, zo schrijft de Minister. Maar nu het zo lang heeft geduurd voor we dit beperkte maar niet onbelangrijke wetsvoorstel behandelen, is het de vraag of een onderscheid tussen de uiteindelijke (omvattende) herziening en de voorliggende losse onderwerpen nog te verdedigen valt. Samenvoeging van dit wetsvoorstel met de nieuwe Ambtenarenwet zou ook een tegemoetkoming zijn geweest aan de kritiek van de Raad voor het Overheidspersoneel op dit wetsvoorstel. De ROP stelt namelijk dat het voorliggende wetsvoorstel niet het gehele terrein van de integriteit beslaat. Daarom mijn vraag aan de Minister hoe het staat met de voorbereidingen van de herziening van de Ambtenarenwet. Deze aanpassingen zouden met organisaties van werknemers en werkgevers besproken worden. Is dit gebeurd en wat was hun mening over de voorstellen van de regering? Wanneer kunnen we het wetsvoorstel in de Kamer verwachten? Wat is trouwens de betekenis voor de Ambtenarenwet van het loskoppelen van deze wet en het regelen van bepaalde waarden en normen via beroepscodes voor ambtenaren?
De fractie van de ChristenUnie is het geheel met de Minister eens als hij uitlegt dat werken bij de overheid als unieke werkgever het algemeen belang dient. Het is dan ook een goede zaak dat er de laatste tijd allerlei campagnes worden gevoerd om mensen te interesseren voor een baan bij de overheid. De fractie van de ChristenUnie betreurt wel de wijze waarop dat soms gebeurt. Zo vinden we het bijvoorbeeld ongepast dat het werken bij de overheid momenteel op grote reclameboardings op het NS-station in deze stad wordt aangeprezen met de dubbelzinnige tekst: 'zin in wisselende contacten?'. Enkele maanden geleden hebben ik al, samen met collega van den Berg (SGP) de kritische vinger gelegd bij een soortgelijke dubieuse wervingscampagne (en dan via internet) in de stad Groningen. Dergelijke campagnes tasten, zo ben ik bang, juist om een negatieve manier het imago en de integriteit van de overheid aan. Dat zouden we op deze wijze toch niet moeten laten gebeuren.
Met betrekking tot kortingsregelingen zou de ChristenUnie zich nog steeds kunnen voorstellen dat hierover bepaalde randvoorwaarden worden vastgelegd in de Ambtenarenwet. De opwinding die hierover een paar jaar geleden ontstond, was niet voor niets. We begrijpen de redenering van de Minister waar hij uitlegt dat deze regelingen voorzieningen van personeelsverenigingen zijn. Dus geen specifieke regels, maar zouden ook niet een aantal randvoorwaarden hierover opgesteld kunnen worden?
De Minister benadrukt dat ambtenaren waakzaam moeten zijn voor nevenfuncties die zouden kunnen interfereren met het werk. Hij wil hierover echter geen meldingsplicht opnemen, omdat dit (a) een vergaande inbreuk zou betekenen op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en (b) een openbaar - tenzij principe disproportioneel zou zijn. Zou het echter ook niet zo kunnen zijn dat het openbaar maken van nevenfuncties een bijdrage levert aan de transparantie van een ambtelijke organisatie. Júist omdat ambtenaren niet publiekelijk verantwoording afleggen over beslissingen en activiteiten, lijkt het ons zinvol dat melding van nevenfuncties van ambtenaren net zo nodig is als bijvoorbeeld geldt bij lokale bestuurders.
Op onze vraag naar de relatie met regelgeving voor ambtenaren van gemeenten, provincies en waterschappen, geeft de Minister aan dat hij de medeoverheden zal attenderen om binnen de onderscheiden sectoren te komen tot mogelijkheden tot spiegeling van de organisatie en het bereiken van één lijn. We verwachten hier wat meer van de Minister. Is de Minister bereid om hier zelf ook actief het voortouw in te nemen? Het lijkt de ChristenUnie waardevol als er voor specifieke groepen ambtenaren gelijke regels gelden, waarbij de verdere uitwerking van het beleid wel door het betreffende bestuur moet worden uitgewerkt. Zorgwekkend in dit verband is dat uit cijfers uit oktober 2001 (Binnenlands Bestuur) blijkt dat meer dan de helft van de gemeenten geen gedragscode heeft voor ambtenaren. En ruim eenderde van de gemeenten heeft bovendien geen heldere regels voor het aannemen van geschenken.
Het wetsvoorstel laat zien, wat we natuurlijk ook al wel wisten, dat klokkenluiden een lastig onderwerp is. Iedereen is het erover eens dat een ambtenaar die misstanden naar buiten brengt niet geconfronteerd mag worden met negatieve maatregelen. Maar dat valt in de praktijk niet mee. De ChristenUnie ziet de persoon van de departementale vertrouwenspersoon als belangrijke speler bij het intern aan de orde brengen van misstanden. De Commissie Integriteit Rijksoverheid die vooruitlopend op dit wetsvoorstel is ingesteld heeft hierbij ook een belangrijke rol. Kan de Minister aangeven hoe dit in de praktijk functioneert? Als fractie van de ChristenUnie zien we de bepalingen rond het klokkenluiden niet als een zelfstandig doel, maar in het perspectief van een kwalitatief hoogwaardige overheidsorganisatie. Van groot belang is in dat opzicht wel de bestuurspraktijk en cultuur waarbinnen een dergelijke regeling moet functioneren.
Enige tijd geleden is een richtlijn vastgelegd dat ambtenaren geen geschenken van boven de € 50 (was 100 gulden) mogen aannemen. In december 2001 stond er nog in verschillende kranten berichten dat deze bedragen vaak fors hoger waren. Collega Duijkers (en Van Oven) heeft hierover nog schriftelijke vragen gesteld. De norm waarover de Minister spreekt, wordt dus niet door iedereen als zodanig opgevat. Hoe waardeert de Minister deze situatie? In zijn antwoord op de genoemde schriftelijke vragen stelt de Minister dat handhaving en integriteitmaatregelen tot de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke ministeries behoort. Heeft de Minister van Binnenlandse Zaken als verantwoordelijke voor de Ambtenarenwet op dit punt geen extra taak?
Tot slot. De minister-president heeft een aantal jaren geleden regels gesteld over het contact van ambtenaren met politici (de zgn. oekaze van Kok). De ChristenUnie zou deze regels wel eens willen evalueren. Zeker nu uit het eind vorig jaar uitgekomen proefschrift van bestuurskundige Nieuwenkamp (‘de prijs van het politieke primaat’) blijkt dat er onder ambtenaren onvrede is over deze praktijk. Als het gaat over communicatie met ambtenaren wil ik ook nog de vraag stellen over de communicatie tussen departementsambtenaren en de minister. In de hele discussie rond de HBO-fraude blijkt dat ambtenaren te laat informatie hadden doorgespeeld naar de minister. Mede om die reden werd er pas in een vrij laat stadium opgetreden. Professor Verhey, hoogleraar staats- en bestuursrecht in Maastricht, heeft vorig jaar bij zijn aanstelling een uiterst interessante oratie uitgesproken onder de titel ‘de zwoegers uit het vooronder’. Hij stelde onder andere voor een gedragscode op te stellen tussen ambtenaren en minister, die de omgang en de informatie-uitwisseling tussen ambtenaren en bestuurders zou moeten regelen. In verband met de discussies over de HBO-fraude moest ik hier weer aandenken en ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe de minister van Binnelandse Zaken tegen een dergelijk voorstel aankijkt.
Reacties op '27 602 Wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.