Behandeling wetsvoorstel van de leden Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs ter erkenning van de Nederlandse gebarentaal (Wet erkenning Nederlandse gebarentaal) (34562)

dinsdag 01 september 2020 00:00

Eerste termijn met Tweede Kamerlid Stieneke van der Graaf

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van de collega's dat dit vandaag wel een heel bijzondere dag is. Want het is niet alleen de eerste dag na het reces dat we weer vergaderen, maar ook de eerste dag sinds hele lange tijd dat we publiek in de zaal hebben dat onze debatten kan volgen. Hoe bijzonder is het dat dat op deze dag, vandaag, bij dit debat gebeurt door middel van tolken? Dat vind ik gewoon fantastisch. Ik vind het een bijzonder moment. Ik vind het ook een eer om vandaag bij dat debat het woord te mogen voeren.

Want iedereen in dit land moet volwaardig kunnen meedoen aan onze samenleving. Doven en slechthorenden worden daarin vaak belemmerd omdat ze niet altijd in hun moedertaal kunnen communiceren. Meer dan 15.000 mensen in ons land communiceren namelijk primair in de Nederlandse Gebarentaal. Ik vind het jammer dat ik die niet machtig ben, maar ik hoop een aantal gebaren mee te kunnen nemen die ik vandaag heb gezien.

Laten we daarbij vooral ook niet de vergissing maken om gebarentaal als een hulpmiddel te zien. Want zo thuis als ik mij voel in het Nederlands als ik Nederlands spreek, zo thuis voelen zij zich als ze communiceren in de Nederlandse Gebarentaal, hun eigen taal. Het belang van de Nederlandse Gebarentaal voor deze groep is lange tijd onvoldoende onderkend. Tot vandaag.

Want vandaag behandelen we het initiatiefwetsvoorstel dat de erkenning van onze nationale gebarentaal eindelijk wettelijk regelt. Dit is een moment waar de dovengemeenschap reikhalzend naar heeft uitgekeken, want dit initiatiefwetsvoorstel is voor doven en slechthorenden zo veel meer dan een wet. Het is de erkenning van hun moedertaal als een unieke en volwaardige taal, maar ook de erkenning van hun eigen cultuur en identiteit. Daarmee is deze juridische erkenning een mijlpaal in hun jarenlange strijd om erkenning.

Die strijd om erkenning wordt al bijna 30 jaar gevoerd. De ChristenUniefractie heeft zich al jaren geleden uitgesproken voor juridische erkenning van de Nederlandse Gebarentaal. Een van mijn voorgangers, Esmé Wiegman, pleitte er in 2010 voor om de Nederlandse Gebarentaal wettelijk vast te leggen. Ook verschillende kabinetten hebben nagedacht over juridische erkenning. Er is ook toegezegd dat deze erkenning zou plaatsvinden als het lexicon voor de Nederlandse Gebarentaal zou worden voltooid. Die voltooiing vond al plaats in 2002, maar de juridische erkenning bleef uit. Ondertussen heeft Nederland het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap geratificeerd. Dat verdrag roept overheden op om gebarentalen te erkennen en te bevorderen. Daarnaast werd enkele jaren geleden al de Friese taal wettelijk erkend. Reden te meer om deze stap van wettelijke erkenning nu ook te zetten voor de Nederlandse Gebarentaal.

Ik wil de initiatiefnemers dan ook vanaf deze plaats heel hartelijk danken voor het wetsvoorstel dat zij hebben ingediend en voor het werk dat zij daarin hebben gestoken. Het is een lang traject, dat vier jaar geleden begonnen is, met oud-collega Roelof van Laar van de Partij van de Arbeid en mijn collega Carla Dik-Faber van de ChristenUnie. Later heeft collega Kuiken het stokje overgenomen en is ook D66, in de persoon van mevrouw Van Eijs, hieraan deel gaan nemen. Ik wil hen heel hartelijk danken. Ik wil in het bijzonder ook de medewerkers bedanken die aan dit wetsvoorstel hebben meegewerkt. Pim Roza zit hier vandaag, maar ik weet dat er meer medewerkers aan hebben meegewerkt. Dank voor dit prachtige voorstel en jullie fijne samenwerking.

Voorzitter. Met dit voorstel voor een aparte wet sluiten de initiatiefnemers aan bij de route die ook voor de Friese taal is gekozen. De kern van het wetsvoorstel staat in artikel 2: "De Nederlandse Gebarentaal wordt erkend." Terecht zeggen de initiatiefnemers in de toelichting dat de juridische erkenning vooral betekent dat de positie van mensen die afhankelijk zijn van de Nederlandse Gebarentaal wordt versterkt. Het is weliswaar dankzij tolken als Irma Sluis en Corline Koolhof dat de Nederlandse Gebarentaal de afgelopen maanden bekend is geworden bij het grote publiek. Maar laten we niet vergeten waarom de tolken daar staan. Zij zorgen ervoor dat doven en slechthorenden in hun eigen moedertaal kunnen meedoen in onze samenleving. Hopelijk wordt het zo ook voor iedereen zichtbaar dat er een grote groep mensen is die afhankelijk is van de Nederlandse Gebarentaal voor het verkrijgen van belangrijke informatie.

Ik heb bij het wetsvoorstel nog enkele vragen aan de initiatiefnemers en aan de minister. De initiatiefnemers willen naast juridische erkenning ook het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal in het bestuurlijke verkeer en in het rechtsverkeer bevorderen. Ik vind dat mooi. Zij willen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hiervoor verantwoordelijk maken. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe ver volgens hen de verantwoordelijkheid van de minister hierin reikt? Moeten bijvoorbeeld alle openbare toespraken van ministers in de Nederlandse Gebarentaal worden vertaald? Of is daar een selectie in te maken? Ik ben heel benieuwd hoe de initiatiefnemers daartegen aankijken.

Het is goed dat dove gebarentaligen ook in het contact met de overheid gebruik kunnen maken van hun moedertaal. Hier ligt echter ook een belangrijke opdracht voor lagere overheden zoals de gemeenten. Hoe zien de initiatiefnemers daarin de rol van de minister? Hoe kijkt de minister hiernaar?

Kan de minister ook zelf aangeven hoe zij invulling denkt te geven aan artikel 3 van het wetsvoorstel? Biedt dat voor haar voldoende handvatten om een beleid te voeren dat gericht is op het bevorderen van de Nederlandse Gebarentaal?

Voorzitter. Het is heel goed dat de initiatiefnemers specifieke bepalingen hebben opgenomen over crisiscommunicatie en het afleggen van een eed, belofte of bevestiging. Ik vraag hun of er nog meer situaties zijn waarin zij het nodig achten om het recht op het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal vast te leggen.

Ik kom op een heel zichtbaar punt: de inzet van de tolken Nederlandse Gebarentaal bij belangrijke momenten. Bij de publieke omroep worden de journaals al vertaald in de Nederlandse Gebarentaal, evenals belangrijke uitzendingen, zoals de kersttoespraak van de koning. Zo staat er vanavond ook weer een tolk tussen de minister-president en de minister van VWS bij de persconferentie. Maar mijn fractie vindt dat we nog meer kunnen doen, zeker ook in de Tweede Kamer. Het zou goed zijn als ten minste het wekelijkse vragenuur en de Algemene Politieke Beschouwingen worden voorzien van een tolk Nederlandse Gebarentaal. Ik ben benieuwd hoe de indieners daartegen aankijken, maar wellicht komen we daar bij een volgende ronde in het debat ook nog wel op terug. Misschien is het ook mooi als we op dat punt een uitspraak van de Kamer zouden kunnen krijgen.

Dan het Adviescollege Nederlandse Gebarentaal. De initiatiefnemers baseren zich hierbij op het bestaande adviesorgaan voor de Friese taal, maar wat verwachten zij precies van het adviescollege? Wat wordt de status van de adviezen van het college? Hoe zorgen we ervoor dat suggesties van de dovengemeenschap om het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal te bevorderen daadwerkelijk worden meegenomen in het beleid?

Voorzitter, ik rond af. Mijn fractie is heel erg verheugd dat dit wetsvoorstel er ligt. Ik zie uit naar de beantwoording van de initiatiefnemers en van de minister. Veel Europese landen zijn ons voorgegaan in de erkenning dat de nationale gebarentaal als officiële landstaal zou moeten gelden. Nu is het de beurt aan Nederland. Het is de hoogste tijd dat ook wij deze stap gaan zetten. Ik hoop dan ook van harte dat dit voorstel kan rekenen op hele brede steun van de Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Graaf.

Labels
Bijdragen
Binnenland
Carla Dik
Stieneke van der Graaf

« Terug

Archief > 2020 > september