Bijdrage Stieneke van der Graaf aan het algemeen overleg Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging

maandag 03 februari 2020 00:00

Bijdrage Stieneke van der Graaf aan een algemeen overleg met minister voor Rechtsbescherming

Kamerstuknr. 35263

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Jaarlijks zijn er zo'n 1,5 miljoen rechtszaken in Nederland. Of het nou gaat om twee concurrerende bedrijven die een geschil hebben, een misdaad die is gepleegd, een buurman die ergens bezwaar tegen maakt of twee ouders die na een scheiding de hulp van de rechter nodig hebben: het is belangrijk dat er recht kan worden gesproken en dat dit ook op een toegankelijke wijze gebeurt. De gang naar de rechter wordt aan de ene kant dus vaak gemaakt, maar is tegelijkertijd voor heel veel mensen nog wel een heel grote stap. Er wordt ook afstand ervaren. Soms is de afstand gewoon te groot om naar de rechter te gaan of sluit het huidige procesrecht, zoals de Raad van State ook zegt, niet altijd meer aan bij wat we nu maatschappelijk misschien als route in gedachten hebben.

Voorzitter. Mijn fractie is dan ook heel blij dat de minister met dit wetsvoorstel is gekomen, dat we in het regeerakkoord hebben afgesproken dat het een probleem is dat geadresseerd moet worden en dat dit een voorstel is dat het mogelijk maakt om buiten de gebaande wegen te denken en om de rechter de ruimte te geven niet alleen recht te spreken, maar mensen ook tot hun recht te laten komen. Dat is voor ons dan ook de uitdaging.

Voorzitter. Op dit moment wordt in de rechtspraak al geëxperimenteerd met buurtrechters, spreekuurrechters en schuldenrechters. Dat zijn allemaal procedures die gebaseerd zijn op artikel 96 Rechtsvordering. Maar er zijn meer innovaties die kunnen worden onderzocht en die een eenvoudige, snelle, effectieve of de-escalerende geschillenbeslechting zouden kunnen bevorderen. Het is nu bijvoorbeeld niet mogelijk om een alternatieve echtscheidingsprocedure onder de loep te nemen, terwijl er in de praktijk wel behoefte aan lijkt te bestaan om in plaats voor het toernooimodel een model te kiezen dat kinderen gewoon minder schade toebrengt en dat het bijvoorbeeld ook mogelijk maakt om gezamenlijk een processtuk namens beide ouders in te dienen, ook als ze het nog niet eens zijn met elkaar, en om een gezinsvertegenwoordiger in te voeren. Daarnaast biedt artikel 96 Rechtsvordering alleen de mogelijkheid om te experimenteren bij de kantonrechter en niet bij de meervoudige kamer van een rechtbank of het gerechtshof. Dit wetsvoorstel biedt de grondslag om ook daar experimenten mogelijk te maken als daar behoefte aan is.

Voorzitter. Een kern van artikel 96 is dat beide partijen akkoord moeten gaan met het volgen van een alternatieve procedure. Met dit wetsvoorstel wordt die voorwaarde losgelaten. Er is niet langer een akkoord nodig van beide partijen om een andere procedure te volgen. Dat is best wel een ingrijpend besluit dat we met elkaar met deze wet nemen als die zou worden aangenomen, namelijk om een rechtzoekende te verplichten om mee te doen aan een proces dat afwijkt van het bestaande procesrecht. Daarom is het zo van belang dat de experimenten zijn omkleed met hele goede waarborgen vooraf en tijdens de looptijd. Daarom vindt de ChristenUnie het ook belangrijk dat in dit wetsvoorstel is opgenomen dat als een rechter in een individuele zaak tot de conclusie komt dat er strijd is met een grondrecht, een fundamenteel rechtsbeginsel of het internationale of Europese recht, de rechter moet afwijken van deze procedure. Dan gaan we gewoon het bestaande procesrecht volgen en wordt er niet gebruikgemaakt van de route van dit experiment. We vinden het belangrijk dat ook dat is opgenomen, juist met oog voor die rechtzoekende.

Voorzitter. De ChristenUnie heeft wel een vraag, want een van de doelen van dit wetsvoorstel is dat er snelle, eenvoudige en effectievere procedures kunnen worden gevolgd, maar hoe voorkomen we nou dat dit wetsvoorstel er vooral toe zal leiden dat er vooral heel veel geprocedeerd gaat worden over welk proces er gevolgd moet gaan worden? Daar zou ik wel graag een reactie op willen krijgen van de minister, want dat zou in de ogen van de ChristenUnie niet de bedoeling van dit wetsvoorstel zijn.

Voorzitter. Mijn fractie is van mening dat dit wetsvoorstel de experimenten met voldoende waarborgen omkleedt. Er vindt allereerst een consultatie plaats over de AMvB waarin het experiment is opgenomen. Dan volgt een toetsing door de toetsingscommissie. De minister heeft gaandeweg de wetgevingsprocedure ook aangegeven dat dat een brede toetsing zal worden: er wordt juridisch, sociaal en economisch naar gekeken. Via een voorhangprocedure wordt het vervolgens aan de Kamer voorgelegd. En er wordt advies ingewonnen bij de Raad van State. Het is een zware procedure, maar dat is in de ogen van de ChristenUnie dus echt gerechtvaardigd, omdat wordt afgeweken van de bestaande regels van het procesrecht.

Voorzitter. Ik vraag de minister nog wel hoe hij ervoor wil zorgen dat de rechtzoekende weet welke regels precies van toepassing zijn in zijn procedure. Hoe wordt dit kenbaar gemaakt? Graag een reactie daarop.

Wat de verlenging van het experiment betreft: wanneer een experiment zeer effectief blijkt te zijn, is verlenging mogelijk. Eigenlijk geeft de minister aan dat dat alleen zo is als er positieve resultaten zijn. Maar dat wordt dus niet voorgelegd via eenzelfde procedure, via de AMvB, maar via een ministeriële regeling. Kan de minister nogmaals toelichten waarom hij die keuze verantwoord vindt? Als de route van de ministeriële regeling wordt gevolgd, welke mogelijkheden ziet de minister dan om bijvoorbeeld wel een advies van de toetsingscommissie op te nemen over zo'n verlenging van een experiment? Graag een reactie daarop van de minister. Stel nou dat zo'n advies negatief zou zijn, hoe zou de minister daar dan mee om willen gaan? Graag een reactie.

Voorzitter. In het wetsvoorstel is er niet voor gekozen om de Wet op de rechtsbijstand uit te zonderen van de mogelijkheid tot afwijken. De minister geeft in antwoord op onze vragen aan dat er geen zelfstandige experimenten op dit punt worden uitgevoerd. Dat ondersteunt mijn fractie ook. Maar kan de minister nog eens helder aangeven in welke situaties het wat hem betreft wel noodzakelijk is en wat hij hierbij voor ogen heeft? En wil hij erop toezien dat er in het bijzonder bij de experimenten die raken aan de Wet op de rechtsbijstand vooraf en tijdens het experiment zorgvuldig wordt gekeken naar de belangen van de rechtzoekenden? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ik denk ook dat het goed is om de vrees weg te nemen bij sommigen, onder anderen advocaten, dat deze wet eigenlijk vooral vanuit een bezuinigingsmotief wordt doorgevoerd. Wat de ChristenUnie betreft is dat uitgesloten en is dat geen onderdeel van deze wet, maar is de wet echt gericht op het zoeken naar effectievere procedures, die onze rechtspraak beter zullen maken.

Voorzitter. Ik deel de zorgen die door collega's naar voren zijn gebracht over de werkdruk voor rechters. Ik ben zelf met een spreekuurrechter op pad geweest, toen die er nog was in Noord-Nederland. Er was daar groot enthousiasme voor de spreekuurrechter, ook bij de rechters zelf, die er ook het resultaat van zagen in hun rechtspraktijk en bij mensen, maar het moest er eigenlijk wel allemaal bij. Er ging dus tijd in zitten, maar het andere werk bleef ook gewoon liggen. Hoe voorkomen we dat dat met de invoering van nieuwe experimenten op grond van deze wet ook zo zal gaan? Graag een reactie daarop van de minister.

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mevrouw Van der Graaf; ik zag dat de heer Van Nispen een vraag voor u had.

De heer Van Nispen (SP):
Ook dit laatste vond ik weer een terechte vraag. En op het vorige punt hoorde ik mevrouw Van der Graaf ook terecht zeggen dat onder anderen door advocaten de vrees is geuit dat dit wetsvoorstel een verkapte bezuinigingsmaatregel zou kunnen zijn. Zij vroeg hoe de minister die zorg kan wegnemen. Maar ik vind dat wij hier als Tweede Kamer ook de vraag moeten beantwoorden wat wij eraan kunnen bijdragen om die zorg weg te nemen. Ik noem bijvoorbeeld het amendement dat ik heb ingediend om experimenten die leiden tot hogere eigen bijdrages in de rechtsbijstand, lagere vergoedingen in de rechtsbijstand of juist hogere griffierechten, wettelijk te kunnen uitsluiten. Want de minister heeft gezegd dat dat niet de bedoeling is, maar laten we dan ook wettelijk regelen dat we dat niet gaan doen. Dat is een voorstel dat ik heb gedaan, maar kunnen we met elkaar zoeken naar meer maatregelen vanuit de kant van de Kamer om te voorkomen dat deze wet ooit onverhoopt als een verkapte bezuinigingsmaatregel gaat uitpakken?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik denk dat het goed is om daar altijd waakzaam voor te zijn, maar ik hecht er ook aan om te benadrukken dat deze experimentenwet wat de ChristenUnie betreft niet mag worden gezien als een zo'n maatregel. Ik zal dus met belangstelling kijken naar het amendement dat u heeft en de eventuele consequenties daarvan.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):
Dat is mooi, maar we gaan straks een volgende periode in. En dan hebben mevrouw Van der Graaf en de heer Van Nispen en misschien ook wel minister Dekker uitgesproken dat het niet de bedoeling is van deze wet dat die tot bezuinigingen leidt, maar dat zijn dan mooie woorden. Ik denk dus dat we ook moeten zoeken naar bijvoorbeeld aanscherpingen van de wet of bepaalde toezeggingen waar ook een volgende minister aan gehouden is. Wat zou mevrouw Van der Graaf er bijvoorbeeld van vinden om te vragen om per experiment dat bij algemene maatregel van bestuur aan de Kamer wordt voorgelegd, in ieder geval ook een financiële bijlage te voegen? Daarmee bedoel ik gewoon een financiële paragraaf: wat vergt dit nou voor investeringen van de organisaties, welk doel dient het — dat is evident — en wat gaat het mogelijk opleveren? Zou dat ook een vraag kunnen zijn om ervoor te zorgen dat we hier echt goede afspraken over maken?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Daar wil ik wel in meedenken, want het volgende punt dat ik wilde maken, richt zich ook op de financiering. Ik ga even verder met mijn eigen bijdrage; dan hoeft u dat niet als interruptietijd te rekenen, voorzitter.

Op dit moment weten we eigenlijk niet goed wat de financiële impact is van deze wet, omdat we niet helemaal weten welke experimenten er allemaal zullen komen. Natuurlijk kunnen we ons voorstellen dat ook de financiële haalbaarheid een onderdeel kan zijn van de afweging, maar de ChristenUnie acht het ook heel goed voorstelbaar dat een praktijk die op termijn maatschappelijk en financieel effectief kan zijn, dat in de experimenteerfase misschien nog niet helemaal is en tot meer kosten kan leiden. Ik zou graag willen weten hoe de minister daarmee zou willen omgaan. Als het budget voor vernieuwing in de rechtspraak niet voldoende zou blijken te zijn voor dit soort experimenten, terwijl die experimenten op termijn financiële effectiviteit met zich mee zouden kunnen brengen, hoe wil de minister daar dan mee omgaan? Welke afweging maakt hij dan?

De ChristenUnie zou ook wel willen weten hoe de Kamer wordt betrokken bij de afwegingen. Ik kan me zo voorstellen dat er experimenten worden aangedragen. Collega's hebben gevraagd om inzichtelijk te maken hoe dan precies. Ik ga ervan uit dat de minister daarop in zal gaan. Stel nou dat er jaarlijks tien ideeën worden gedropt op het ministerie van Justitie en Veiligheid en dat eentje het haalt, hoe wordt de Kamer dan meegenomen bij wat er zoal ter tafel komt? Welke afwegingen worden er op dat moment gemaakt? Op welke gronden wordt een experiment al dan niet toegelaten? Daar zou de ChristenUnie graag inzicht in willen hebben, met name als er voornamelijk financiële redenen zouden zijn om een experiment doorgang te laten vinden.

Dat was mijn inbreng in de eerste termijn. Uit de reactie kunt u afleiden dat de ChristenUnie dus positief is over dit wetsvoorstel.

Meer informatie

Labels
Bijdragen
Justitie
Stieneke van der Graaf

« Terug

Archief > 2020 > februari