Bijdrage Eppo Bruins aan een plenair debat inzake de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen

donderdag 12 september 2019 00:00

Bijdrage Eppo Bruins aan een plenair debat met minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Kamerstuknr. 35050

De heer Bruins (ChristenUnie):
De Kamer, gehoord de beraadslaging, van oordeel dat de voorkeur van ouders niet altijd goed aansluit bij het feitelijke scholenaanbod, verzoekt de regering in 1994 een voorstel aan de Kamer voor te leggen dat aanpassing van het scholenbestand aan veranderende voorkeuren mogelijk maak, en gaat over tot de orde van de dag. Ondertekend door collega's De Cloe, Jorritsma-Lebbink, Versnel-Schmitz en Willems.

Voorzitter. Vandaag praten wij over het wetsvoorstel meer ruimte voor nieuwe scholen, een wetsvoorstel met een lange geschiedenis. De door de PvdA, VVD, D66 en PSP in 1993 ingediende motie, die ik net voorlas, was de start van een lang beleidstraject. Op basis van deze motie kwam de Onderwijsraad in 1996 met het voorstel een systeem van richtingvrije planning in te voeren. Maar de Raad van State schoot dit idee af en begin van deze eeuw was het idee dusdanig bekoeld, dat in 2004 de toenmalige CDA-minister Maria van der Hoeven aankondigde dat er geen wetsontwerp zou worden ingediend. Het had elf jaar geduurd, voordat men concludeerde dat er niets zou gebeuren.

Onder het vorige kabinet is het idee van richtingvrije planning nieuw leven ingeblazen door toenmalig staatssecretaris Sander Dekker. Hij concludeerde dat confessionele partijen te lang hebben willen vasthouden aan hun richtingen bij de stichting van nieuwe scholen. Voor de VVD was dit een uitgelezen kans om ruimte te bieden aan nieuwe onderwijsconcepten. Het wetsvoorstel van Dekker heeft de Kamer echter nooit gehaald. Het onderwerp schoof door naar het huidige kabinet en minister Slob is ermee verdergegaan. En nu dan ligt er na 26 jaar praten, denken en soebatten eindelijk een product en dat product is naar de overtuiging van de ChristenUnie een waardevol en uitgebalanceerd voorstel.

Eerst nog even die richtingvrije planning. De onderwijsvrijheid zoals die in 1917 door de grondwetgever is vastgelegd in artikel 23 heeft nooit de bedoeling gehad om de vrijheid van stichting en het onderhouden van scholen te beperken tot de zuilen zoals die van ouds in ons land bestonden. Artikel 23 had nooit de bedoeling het begrip "richting" te beperken. Met de komst van artikel 23 in 1917 was er richtingvrije planning. Zoals nu de scholen in Nederland verdeeld zijn, toont aan wat je ongeveer krijgt met hoe in die tijd richtingvrije planning bedoeld was.

Een poging van de Liberale Staatspartij om het begrip "richting" in te perken, leidde in 1923 nog tot grondwettelijke bezwaren en pas 60 jaar later, in 1983, toen Nederland zijn zuilen al haast vaarwel had gezegd, werd het begrip "richting" zo omschreven dat er een religieuze of levensbeschouwelijke zuil voor nodig was om als richting voor wat betreft de stichting van scholen erkend te worden. Al tien jaar later, in 1993, was er dan die fameuze motie van PvdA, VVD, D66 en GroenLinks om dat ingeperkte richtingenbegrip alweer ten grave te dragen.

Dat geluid is sindsdien blijven klinken. De traditionele zuilen zijn niet meer van deze tijd, dus er moet meer ruimte zijn voor andere richtingen en concepten. Want hoewel inperking van de onderwijsvrijheid nooit de bedoeling is geweest van het richtingbegrip van artikel 23, had het wel degelijk de consequentie dat uitgangspunten van pedagogische aard hierbuiten vallen. De signatuur van een instelling door de enkele aanduiding "montessori", "dalton" of "jenaplan" wordt dus niet tot "richting" gerekend en op grond van deze signatuur alleen komen dergelijke scholen niet voor overheidsbekostiging in aanmerking. De school zal allereerst moeten uitgaan van de erkende richting en dat is wat de ChristenUnie betreft een smet op de onderwijsvrijheid, zeker in een land dat zich bij meerderheid ziet als niet-religieus.

Voorzitter. De ChristenUnie gunt eenieder de vrijheid die ook aan christelijke scholen zo lang gegund is: het recht van ouders om een school te kiezen die past bij hun kind en als die school niet bestaat, er zelf een te stichten, want de ChristenUnie ziet een school als een waardegemeenschap. Ouders en leerlingen verdienen onderwijs dat past bij hun identiteit en dit wetsvoorstel biedt gelijke kansen aan alle richtingen en concepten, en tegelijk behoudt het de waardevolle elementen van de afgelopen honderd jaar. Zo vergroot en versterkt dit wetsvoorstel de vrijheid van onderwijs. Daarom steunen wij dit wetsvoorstel.

Maar veel partijen maken zich zorgen over de gevolgen van dit wetsvoorstel voor de segregatie in het onderwijs. Daar gaat het eigenlijk altijd over bij discussies over de vrijheid van onderwijs. Bijzonder onderwijs en met name wat "religieus onderwijs" wordt genoemd, wordt telkens aangewezen als de bron van segregatie. Het toelatingsbeleid van scholen wordt vaak gezien als de heilige graal waarmee die segregatie wordt opgelost, terwijl 95% van de bijzondere scholen gewoon breed toegankelijk is en de oorzaken van segregatie echt niet gevonden kunnen worden in het bestaan van bijzonder onderwijs.

Ook de regering geeft in dit wetsvoorstel terecht aan dat de oplossing voor segregatie niet gezocht moet worden in het beperken van belangrijke verworvenheden van ons onderwijsstelsel of in de inperking van de vrijheid van onderwijs. We moeten veeleer zorgen dat er op elke plek in ons land aantrekkelijke scholen van hoge kwaliteit te vinden zijn en dat er geen financiële belemmeringen zijn, zoals exorbitante ouderbijdragen, zodat kinderen van rijke en arme ouders elkaar ontmoeten. Ik heb daarom dan ook zojuist een amendement ingediend op stuk nr. 28, dat ervoor zorgt dat de vrijwillige ouderbijdrage in de aanvraag wordt vermeld, zodat die extra informatie er is bij de aanvraag voor het stichten van een school. Op die manier pakken we praktische en financiële drempels aan die er kunnen zijn bij het kiezen van een school.

Voor de ChristenUnie is de vrijheid van onderwijs een groot goed. Maar vrijheid brengt ook altijd verantwoordelijkheid met zich mee, want vrijheid kan gemakkelijk onder druk komen te staan. De afgelopen tijd zagen we daar genoeg voorbeelden van. Zo zijn er zorgen over salafistisch onderwijs, over scholen die met de rug naar de samenleving staan. Daarom is het terecht dat met dit wetsvoorstel strengere eisen vooraf worden gesteld aan de stichting van een school. Het wordt lastiger een nieuwe school te stichten. Biedt het wetsvoorstel naar het oordeel van de minister voldoende handvatten om te voorkomen dat er scholen worden gesticht met antidemocratische of onvrije invloeden?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik wil graag een kanttekening zetten bij het betoog van de heer Bruins van de ChristenUnie over segregatie. Het klopt dat een aantal partijen, waaronder mijn partij, bang is dat dit wetsvoorstel de segregatie vergroot, maar ik heb het in mijn bijdrage helemaal niet specifiek gehad over de christelijke scholen. Als specifiek voorbeeld heb ik juist genoemd de bijzondere concepten waar ook de onderwijsinspectie dit voorjaar nog op wees. We zien dat vaak ouders die zelf hebben gestudeerd daar hun kinderen naartoe sturen. Ik zou de heer Bruins van de ChristenUnie willen vragen of hij dat pleidooi toen van de onderwijsinspectie ook heeft gehoord en hoe hij dat ziet in relatie tot dit wetsvoorstel.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb inderdaad de Onderwijsraad toen heel goed beluisterd en zelfs nog een keer de vraag gesteld om een bevestiging te krijgen. Inderdaad zei de Onderwijsraad: de segregatie in Nederland zit niet in de bijzondere scholen op religieuze grondslag; de segregatie zit inderdaad alleen in die ene richting, algemeen bijzonder, als het gaat om pedagogische concepten, waar inderdaad ouders van een zeker opleidingsniveau en met een zekere portemonnee bij voorkeur hun kinderen naartoe sturen. Dat baart me zorgen. Ik was blij met de vragen die mevrouw Westerveld heeft gesteld aan de minister om te bezien hoe je in dit land met zulke concepten wilt omgaan.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik denk dat we hier even geen welles-nietesdiscussie moeten houden over wat nou in de betreffende rondetafel precies is gezegd. Mijn vraag is heel specifiek: deelt de ChristenUnie de zorgen die wij hebben over die bijzondere concepten in het kader van eventuele vergroting van de segregatie?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dat is precies mijn volgende paragraaf. Ik noem ze popcornscholen: modernistische ideeën die opkomen en dan zo weer weg zijn. Daar maak ik me grote zorgen over. Dat komt in mijn volgende paragraaf.

De heer Kwint (SP):
Op dat antwoord van de heer Bruins kom ik misschien in de volgende paragraaf weer bij hem terug. Laat ik even stilstaan bij een ander punt dat hij net aanstipte: de terechte zorgen over scholen die met de rug naar de samenleving toe staan. Ik heb daar zelf ook bij stilgestaan. Ik heb een school specifiek genoemd; er zijn er meerdere te noemen, ben ik bang. Wat is zijn inschatting? Mijn inschatting is: ik zie een verscherpt pakket aan eisen voordat een school opgericht kan worden. Ik juich dat toe. Ik zie niet dat wij een stok in handen hebben om de oprichting tegen te houden van scholen waar van tevoren al brede, brede zorgen over zijn. Ik zie een vog, ik zie een scholenplan. Ziet de heer Bruins die wel? Ik wil op dit punt graag overtuigd worden.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zie dat de minister in dit wetsvoorstel al forse stappen zet en dat er ook andere wetsvoorstellen aankomen die nog bijdragen aan het aanpakken van dit probleem. Heel specifiek in dit wetsvoorstel zie ik dat in de toetsing vooraf op deugdelijkheidseisen. Ik moet wel even tussen haakjes erbij zeggen dat het nog heel spannend wordt om te bezien hoe je vooraf gaat toetsen op iets wat er nog niet is. Dat is best heel spannend in dit land, maar goed. Men moet plannen indienen, men moet uitgebreide documenten indienen en er komt een toetsing vooraf op die plannen. Daar moet onder andere in worden beschreven op welke manier het onderwijsaanbod zal bijdragen aan de basiswaarden van onze democratische rechtsstaat. Hoe wordt er dan met die democratische waarden, met die basiswaarden omgegaan? Ook persoonsvorming en socialisatie zijn onderwijsdoelen die al in de wet staan. Dus men moet dat van tevoren aangeven. Dat staat nog steeds los van het probleem dat je iets moet toetsen dat er nog niet is. Maar ik denk dat de minister bij het vooraf toetsen zijn volle gewicht heeft ingezet om op dat vlak te kunnen toetsen wat wij in dit land kunnen toetsen.

De heer Kwint (SP):
Ik heb die dingen gelezen en ik zie ze inderdaad als verbeteringen ten opzichte van de huidige situatie. Denk de heer Bruins dat wij ook in bijvoorbeeld het specifieke geval van het Haga Lyceum met deze nieuwe wet voldoende middelen in handen zouden hebben? Bij de oprichting van het Haga Lyceum kwamen de signalen echt uit alle hoeken van de samenleving. Men zei: doe dit niet. De voorganger van deze minister en de gemeente Amsterdam zijn uitzonderlijk ver gegaan om te proberen de stichting van die school tegen te houden. Denk de heer Bruins dat we dan nu voldoende middelen in handen gaan hebben om het oprichten van een soortgelijke school tegen te houden?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Als het zo is dat op die school inderdaad de basiswaarden van onze democratische rechtsstaat worden geschonden, en men zou van tevoren hebben opgeschreven op welke manier men van plan was om dat te doen, dan kan men zo'n school natuurlijk tegenhouden. Maar in het geval ze daar mooie woordjes opschrijven, ze de boel misleiden en ze zich vervolgens bij het daadwerkelijk geven van het onderwijs niet houden aan de onderwijsplannen die ze zelf hebben geschreven, heb je volgens mij straks ook meer in handen dan je op dit moment in handen hebt.

De heer Beertema (PVV):
De SP neemt nu eventjes de vragen over het Haga Lyceum van mij over. Dat vind ik ook weleens verfrissend. Maar er is natuurlijk nog iets anders. Daarbij gaat het niet zozeer om die richtingen, maar om pedagogisch-didactische concepten. Had nou ook een concept als bijvoorbeeld Iederwijs, of de iPadschool voorkomen kunnen worden op basis van het toetsingskader vooraf?

De voorzitter:
Meneer Bruins.

De heer Beertema (PVV):
En als dat niet zo is, zou dat dan wel moeten?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zie niet direct die mogelijkheid met de wet zoals die er nu ligt, tenzij je echt kunt aantonen dat een pedagogische methode gewoon echt heel slecht is voor kinderen. Dat laatste zal je in de wetenschappelijke literatuur niet heel makkelijk terugvinden. Het is wel een aantrekkelijke gedachte dat je bijvoorbeeld wel laat opschrijven waarom men denkt dat een bepaalde pedagogische methode een goed idee is, en dat men daar inderdaad ook referenties naar wetenschappelijke literatuur bij moeten leveren. Dat zou best een interessante gedachte zijn.

De heer Beertema (PVV):
Nou, dan komen we al een heel eind, denk ik. Zou u er voorstander van zijn dat die wetenschappelijke validering inderdaad ook onderdeel zou worden van het toetsingskader vooraf?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Het moeilijke van gammawetenschappen is natuurlijk dat daar altijd wetenschappelijke scholen zijn die met elkaar blijven discussiëren over de vraag of iets nou wel of niet werkt. Dat is in de gedragswetenschappen echt heel lastig zwart-wit te maken. Wat dat betreft is het makkelijker om aan een atoom te meten dan aan een leerling. Maar het verwijzen naar wetenschappelijke literatuur die aantoont dat iets werkt of een goed idee is, en dat men dat zo mogelijk moet opnemen, is iets waar ik best met een welwillend oog naar zou willen kijken.

De heer Beertema (PVV):
Oké. En dan zeker als we dat kunnen verbinden met resultaten uit het verleden.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Hoe meer resultaten uit het verleden, hoe sterker de wetenschappelijke conclusies die getrokken kunnen worden.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik noemde al de popcornscholen. We moeten oppassen dat de ruimte die geboden wordt, niet gaat leiden tot zogeheten popcornscholen, die gaan experimenteren met kinderen. Dat is precies wat de heer Beertema bedoelt. Er zijn veel modegrillen in ons onderwijsland, en daar verdienen vele consultants en bedrijfjes een goed belegde boterham mee, en te vaak een gesubsidieerde boterham. Als een nieuwe school wordt opgericht, willen we dat dat gebeurt op een stabiele manier, met een goede prognose voor het voortbestaan, en liefst op basis van werkzame methoden. Kan de minister mij ervan overtuigen dat dit wetsvoorstel met voldoende slagkracht het ontstaan van scholen kan voorkomen die eigenlijk geen lang leven beschoren zijn? We willen toch voorkomen dat onze kinderen halverwege hun tijd op de basisschool worden geconfronteerd met een gedwongen overstap naar een andere school omdat het oprichten van hun school bij nader inzien een slecht idee was?

Voorzitter. We zien dus in feite dat dit wetsvoorstel de vrijheid van onderwijs vergroot, maar dat het oprichten van nieuwe scholen tegelijk ook moeilijker wordt omdat de overheid eisen vooraf gaat stellen. De overheid krijgt het recht om voorafgaand aan de oprichting van de school de kwaliteit te toetsen. Het gaat om de kwaliteit van de bestuurders, de governance en de pedagogische plannen. Zoals ik zojuist al aangaf, kan ik me daarin wel inleven, maar het is best spannend, ook vanuit grondwettelijk oogpunt gezien. Er wordt dieper ingegrepen in de onderwijsvrijheid, en de kwaliteit toetsen van iets dat nog niet bestaat, vergt een nieuwe manier van werken en ook van denken, ook van de inspectie. Die manier van werken moet nog ontwikkeld worden. Kan de minister nader duiden welke extra gereedschappen gemeenten, de inspectie en het ministerie nu krijgen om plannen voor het oprichten van nieuwe scholen kritischer te beschouwen? Kan de minister nader onderbouwen dat deze plannen in evenwicht zijn met onze grondrechten en dat ze proportioneel en uitvoerbaar zijn?

Voorzitter, ik dank u wel.

Meer informatie

Labels
Bijdragen
Eppo Bruins
Onderwijs

« Terug

Archief > 2019 > september