Bijdrage debat herstructurering Raad van State

dinsdag 13 februari 2007 10:26

De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik ben de laatste spreker in de rij. In dat opzicht past mij enige terughoudendheid, allereerst omdat er al heel veel is gezegd, tot aan uitermate interessante historische exposés toe. Mij past echter ook terughoudendheid omdat mijn fractie door omstandigheden niet aan de schriftelijke inbreng heeft kunnen deelnemen. Onze excuses daarvoor. Uit het feit dat wij hier aanwezig zijn, blijkt echter ook wel dat wij dit onderwerp zeer hoogachten en dat geldt ook het eeuwenoude instituut waar wij over spreken. Wij willen er graag bij zijn.

Mijn fractie is het in grote lijnen eens met het voorliggende wetsvoorstel. De keuze om de werkzaamheden van de Raad van State te specialiseren en de schijn van partijdigheid te vermijden door de instelling van een Afdeling advisering heeft de steun van mijn fractie. Dat sluit naar onze mening niet uit dat er in de komende jaren nog eens apart verder kan worden gesproken over de derde fase van de herziening van de rechterlijke organisatie. Ik zeg dat ook tegen de heer De Wit, die benieuwd was hoe de verschillende fracties daarover denken. Wij staan daar open voor, zonder dat wij ons nu al willen vastleggen op de verschillende opties die in dat opzicht al de ronde doen.

Wat de dubbellidmaatschappen betreft, willen wij dit debat graag gebruiken om daar voor onszelf nog tot conclusies te komen. Die hebben wij nog niet getrokken. Er is in onze fractie uitvoerig over gesproken. Ons viel wel iets op. Nadat verschillende fracties in de schriftelijke inbreng kritische opmerkingen hadden gemaakt over de mate waarin het scherpere onderscheid tussen de rechtsprekende en de adviserende taken ongedaan wordt gemaakt door de mogelijkheid van een dubbellidmaatschap, is de regering in de nota naar aanleiding van het verslag op zijn zachtst gezegd wat minder luidruchtig over deze mogelijkheid. Dat geeft het wetsvoorstel toch een enigszins dubbel karakter, om het op die manier te verwoorden. Enerzijds voorziet het wetsvoorstel in een scherper onderscheid om de schijn van niet-onafhankelijkheid te vermijden en anderzijds doet de onderbouwing en de toelichting die aanscherping teniet, door het dubbellidmaatschap nadrukkelijk mogelijk te houden. Ergens zagen wij zelfs staan dat men het dubbele lidmaatschap zou willen bevorderen.

Wij vragen de bewindspersonen om morgen wat uitgebreider in te gaan op de verschillende vragen die door mijn collega's hier vanavond zijn gesteld. De risico's zijn mogelijk beperkt; ik denk dan met name aan de wettelijke waarborgen die zijn gecreëerd, maar ze worden toch ook weer niet geheel uitgesloten. De vraag is natuurlijk of wij dat met elkaar zo willen in de toekomst en of wij daarin misschien niet toch iets strakker moeten zijn. Ik vraag de bewindspersonen met name om in te gaan op het amendement van de heer De Wit -- volgens mij is dat het meest vergaande voorstel op dat punt -- maar ook op de suggestie van de heer Wolfsen om over te gaan tot een bevriezing, als ik het zo mag samenvatten. Ik vraag de bewindslieden daarbij ook mee te nemen dat het misschien juist voor het dubbellidmaatschap goed is om bovengrenzen te hanteren. Dat zou een signaal zijn dat de formulering van artikel 42, lid 4 nog een keer krachtig zou ondersteunen en het zou mogelijk een extra waarborg kunnen bieden. Ik vraag de bewindslieden om daar morgen uitgebreid op in te gaan. Dat hebben wij nodig om tot conclusies op dit punt te kunnen komen.

De nota van wijziging die wij hebben ontvangen -- het waren er twee, maar ik doel met name op de eerste -- heeft naar mening van onze fractie duidelijke verbeteringen opgeleverd, onder andere ten aanzien van het verlagen van het aantal leden van de volle raad en het afzien van minimum- en maximumaantallen in de wet. De aanvankelijk gekozen aantallen waren betrekkelijk arbitrair. Toch vraagt het loslaten van aantallen er wel om, de omvang van de Raad van State goed te monitoren. Een te omvangrijke Raad van State lijkt ons niet wenselijk. In dit verband heb ik zojuist de suggestie gedaan om eens na te denken over het hanteren van bovengrenzen bij de dubbellidmaatschappen.

Op het punt van de rechtstreekse advisering aan de Kamer sluit mijn fractie zich aan bij pleidooien die hieromtrent zijn gevoerd. Wij konden zelf geen beter voorbeeld bedenken als dat van de heer Van der Staaij, die het had over de discussie over de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Ik denk dat minister Remkes daarover wel wat herinneringen heeft. Ik vond het een goed voorbeeld, omdat de heer Van der Staaij mijns inziens gelijk heeft als hij zegt dat de manier waarop dit is gegaan, depolitiserend heeft gewerkt op de discussie die wij over dit onderwerp hadden. Dit heeft er uiteindelijk ook toe geleid dat de Kamer samen met de minister tot een afronding van de toch wel heftige behandeling van het voorstel kon komen. Onze fractie vindt wel dat, als de mogelijkheid gecreëerd wordt, de Kamer ook een grote verantwoordelijkheid draagt om daar op een prudente wijze mee om te gaan. Dit kan onder andere worden gewaarborgd door duidelijk af te spreken dat er meerderheden voor nodig zijn om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Een van mijn voorgangers, de heer Schutte, heeft hiervoor in het verleden al eens een pleidooi gehouden. Het is dus al een behoorlijk oude discussie. Mijns inziens past het echter bij het wetsvoorstel over de herstructurering van de Raad van State dat wij nu bespreken, om hierover nog eens indringend met elkaar te spreken.

Er zijn veel vragen gesteld; ik ga die niet allemaal herhalen. Ik heb al aangegeven dat de dubbellidmaatschappen voor onze fractie een belangrijk punt zijn. Daarover willen wij graag verder spreken. Ik zeg er direct bij dat wij ons graag laten overtuigen door de regering. Ik vraag de minister daarom, daarop uitgebreid in te gaan. Verder vraag ik hem in te gaan op de verschillende opties die zijn genoemd en op de wettelijke waarborgen die kunnen voorkomen dat wij blijven doorgaan met een situatie waarover de heer Wolfsen zei dat de schijn van partijdigheid nog steeds aanwezig zal blijven. Iemand anders sprak over de Procolaschaduw die over de Raad van State zou blijven hangen. Dat moeten wij niet willen, dus laten wij hierin met elkaar zoeken naar een goede weg. Wij spreken hierover morgen verder.

Tweede termijn, woendag 14-02-2007

De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Zowel gisterenavond als vanmorgen is over de Raad van State gesproken als over een gerespecteerd, eeuwenoud instituut. En zo is het. Ondanks de hoge leeftijd en de gerespecteerdheid van het instituut, hebben wij ook gemerkt -- ik zag het ergens heel treffend omschreven -- dat het geen rustig bezit is. Wij hebben natuurlijk uitvoerig met elkaar besproken welke aanpassingen -- de regering spreekt over herstructureringen -- wij in de toekomst zouden moeten toepassen.

Mijn fractie deelt de noodzaak, die de regering heeft aangegeven in de richting van de Kamer, om tot die herstructurering over te gaan. Ik dank de beide bewindslieden ook voor de open wijze waarop zij het debat met de Kamer over de herstructurering zijn aangegaan. Dat is een heel goed voorbeeld van de manier waarop ik het ook de komende jaren wil zien. Ik plaats er ook de persoonlijke noot bij dat ik het plezierig vind om op een dergelijke manier afscheid te nemen van minister Remkes in zijn huidige hoedanigheid als dienaar van de Kroon. Ik vermoed dat dit het laatste debat is dat ik in elk geval met hem in die hoedanigheid zal voeren.

Wat betreft het verder voeren van de discussie in de derde fase heb ik het huidige kabinet duidelijk horen zeggen dat de deur niet op slot is. Voor ons is dat op dit moment genoeg, want de verdere discussies over het onderwerp zullen wij met een nieuw kabinet moeten gaan voeren. Op een ons gelegen moment kunnen wij het dan weer oppakken en bespreken met de dan verantwoordelijke bewindspersonen. Mijn fractie zal die discussie graag aangaan en ziet het ook echt als een open discussie. Wij willen namelijk niet bij voorbaat sturen op einduitkomsten. Gezien de aard van de discussie lijkt mij dat niet verstandig.

Ook inzake de problematiek van de dubbellidmaatschappen heb ik een open houding gehad. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat wij ons graag laten overtuigen. Ik heb wel gewezen op het toch wel enigszins dubbele karakter van het wetsvoorstel op dit punt. Ik hecht eraan, hier aan te geven dat het spreken over de schijn van niet-onafhankelijkheid niet gerelateerd is aan concrete casussen, maar vooral institutioneel gezien moet worden. Dat is ook de wijze waarop wij in de Kamer erover moeten spreken en waarop er ook over is gesproken. Anders gezegd, een gerespecteerd instituut moet in de toekomst ook gerespecteerd blijven.

Mijn fractie kan zich alles overziend op dat punt vinden in de afwegingen van de regering en ook in wat wij daarover in de eerste termijn van de regering over hebben gehoord. In tegenstelling tot de gekozen bewoordingen in de memorie van toelichting, "het bevorderen van", constateer ik dat er een veel grotere terughoudendheid is. Dat zien wij op dat punt graag.

Ik ben ook content met de gemaakte afspraak met de Kamer dat er periodieke rapportages komen, ook als het hierom gaat. Wij kunnen dan zelf die rapportages gebruiken, misschien in combinatie met de discussies over de derde fase en afhankelijk van de vraag of daarvoor aanleiding is, de discussie weer verder oppakken. Wij vinden dat voor dit moment genoeg en wij zijn overtuigd.

Het is boeiend om de bewegingen van de regering te zien over het onderwerp van rechtstreekse advisering, zeker als je de geschiedenis hiervan kent. Wij zijn blij met de extra ontstane mogelijkheid voor het rechtstreeks vragen van voorlichting. Het is een heel goede zaak dat dit voor beide Kamers beschikbaar komt. Wat het opnieuw bevestigen van de bestaande mogelijkheden betreft hecht ik er voor de zogenaamde U-bochtconstructie aan om aan te geven dat als de Kamer in meerderheid daarom vraagt, het verzoek om advies van de Kamer rond een bepaald onderwerp doorgeleid zal worden. Dat staat niet in de toelichting, maar misschien kan het er nog aan toegevoegd worden, ook omdat wij straks weer met nieuwe mensen te maken krijgen. De Kamer kan dan te zijner tijd dat advies tot zich nemen om tot afwegingen te komen met betrekking tot het onderwerp waar het dan om gaat. Als ik dat zo goed begrepen heb, is mijn fractie zeer tevreden met de wijze waarop het debat verlopen is. Wij kunnen uit volle overtuiging voor dit wetsvoorstel stemmen.

Bron: ongecorrigeerd stenogram
Labels
Arie Slob
Bijdragen

« Terug

Reacties op 'Bijdrage debat herstructurering Raad van State'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.

Archief > 2007 > februari