Bijdrage Joël Voordewind aan het plenair debat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid inzake het mortierongeval in Mali

dinsdag 03 oktober 2017 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind aan een plenair debat met minister Hennis-Plasschaert van Defensie, Kamerstuknr. 34 775

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Henry Hoving en Kevin Roggeveld waren professionele militairen. Hun werk voor de Nederlandse krijgsmacht bracht risico's met zich mee. Zij waren bereid die risico's te nemen. Hoving en Roggeveld hebben hun leven in dienst gesteld van de veiligheid van anderen: die van de mensen in Mali, maar ook die van ons. Het is de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid ervoor te zorgen dat de risico's zo klein als mogelijk gehouden worden. Dat betekent dat Defensie haar materieel en medische zorg op orde moet hebben. Militairen en hun families moeten daarop kunnen vertrouwen. Het is dan ook buitengewoon tragisch dat nu is gebleken dat Hoving en Roggeveld zijn omgekomen door gebrekkige munitie. Nog tragischer is dat dit niet had hoeven gebeuren, zoals duidelijk blijkt uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Dat maakt het verlies voor de nabestaanden nog moeilijker te dragen.

Voorzitter. Dit incident staat niet op zichzelf. De Rekenkamer gaf het vorig jaar al duidelijk aan: het ambitieniveau is structureel niet in evenwicht met de middelen die Defensie krijgt. Defensie zei nooit nee. Of althans, er werd niet geluisterd naar degenen die nee zeiden. Daar moet echt verandering in komen.

Maar, voorzitter, we moeten ook eerlijk naar onszelf durven kijken, als Kamer. Ook de Kamer moet mogelijk nog meer doorvragen dan eerder is gebeurd, zoals de Onderzoeksraad ook aangeeft. In de tweede termijn zal ik mogelijk een motie indienen met een voorstel daartoe.

Voorzitter. Er ligt een buitengewoon pijnlijk en schokkend rapport van de Onderzoeksraad. Het lerend vermogen is zeer ver te zoeken bij Defensie. Spoed ging voor kwaliteit en veiligheid, zo stelt de Onderzoeksraad. Op papier en in de praktijk zijn er voldoende controlemomenten in de Defensieorganisatie aanwezig, maar in dit geval blijkt Defensie steeds alle rode seinen te hebben genegeerd. Hoe verklaart de minister dit, zonder te verwijzen naar de can-domentaliteit?

Mevrouw Arissen (PvdD):
De voorzitter van de OVV heeft meerdere keren aangegeven dat er ondanks de onderzoeken niet genoeg verbeterd is bij Defensie en dat er tekortkomingen waren met het materieel. Hoe beoordeelt de ChristenUnie in dat geval dat ze keer op keer heeft ingestemd met een missie in Mali?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Daar kunnen wij kritische vragen over stellen als Kamer. Dat heb ik net ook gedaan. Ik denk dat er een ander debat voor nodig is om daar uitgebreider bij stil te staan. Maar juist bij deze missie — dat kan ik me heel goed herinneren, want ik heb de behandeling van de artikel 100-brief zelf gedaan — heeft de Kamer wel degelijk doorgevraagd. Er zijn talloze schriftelijke Kamervragen gesteld. Maar ook in het AO zelf heeft de Kamer uitdrukkelijk gevraagd — daar kom ik straks nog op — of de medische voorzieningen gegarandeerd waren, of het role 2-ziekenhuis gegarandeerd was en of het golden hour, de aanvliegroute binnen een uur, gegarandeerd was. Sterker nog, de Kamer heeft eigenlijk niet ingestemd met de missie totdat die helikopters daadwerkelijk werden toegezegd. Dat was twee, drie maanden nadat we hier de missie hebben behandeld. In dit geval denk ik dat de Kamer er wel degelijk bovenop heeft gezeten. Maar nog stel ik zelf de vraag: kunnen we het beter doen en wat hebben we daarvoor nodig?

Mevrouw Arissen (PvdD):
Er zijn vragen gesteld, maar dat is natuurlijk niet genoeg. Misschien zou de ChristenUnie ook de hand in eigen boezem moeten steken wat dat betreft.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik sta hier om die vraag aan de Kamer en aan onszelf voor te leggen. Ik heb al aangegeven dat we bereid zijn om een motie in te dienen in tweede termijn. Als we het hierover hebben, moeten we inderdaad naar onszelf kijken. Dat geldt niet alleen voor dit rapport van de OVV, maar ook voor de andere rapporten die we eerder hebben gehad van de Rekenkamer, die ook kritisch waren. Dat betreft 2012, 2013, 2014; noem ze maar op. Ook toen zijn er veel vragen gesteld naar aanleiding van die Rekenkamerrapporten. We kunnen vragen stellen en krijgen vervolgens antwoorden, maar mijn vraag is: hoe kunnen wij ervan uitgaan dat die antwoorden daadwerkelijk de reële praktijk voorspiegelen? Daarvoor moeten we ons nogmaals bezinnen en bekijken hoe we, misschien op een stevigere manier, veldrapporten en inspectierapporten naar de Kamer gestuurd kunnen krijgen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ontzettend belangrijk: ik denk dat we met z'n allen die verantwoordelijkheid voelen en dat we met z'n allen heel veel te doen hebben de komende jaren. Maar mijn vraag gaat meer over alle rapporten, discussies en debatten van de afgelopen jaren. Als je die op een rij zet en ook luistert naar de heer Joustra van de OVV en naar de Rekenkamer, dan schetst dat een beeld. Er is bezuinigd, maar het takenpakket bleef hetzelfde. Deelt u mijn mening dat ook daarin wezenlijke keuzes zullen moeten worden gemaakt om te voorkomen dat die defensieorganisatie wordt overvraagd en dat dat, in combinatie met de can-domentaliteit en organisatorische problemen, tot dit soort ongelukken kan leiden?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Daar heeft zoals ik net aanhaalde de Rekenkamer ook de vinger bij gelegd. Dus de capaciteiten van Defensie strookten niet met de ambitie die Defensie had. Ik constateer samen met u dat er de afgelopen jaren, in ieder geval de afgelopen twee kabinetten, flink bezuinigd is op Defensie. Dat betreuren wij. Daarvoor hebben wij ook elke keer als wij de mogelijkheid hadden geprobeerd geld bij te plussen, juist vanwege het garanderen van die veiligheid. Ik constateer alleen dat uw fractie daartoe nooit de steun gaf. Maar ik hoop dat we, naar de toekomst kijkend, juist ook kunnen gaan constateren dat er meer geld bij moet en dat we het beter kunnen gaan doen. Ik constateer ook dat de OVV zegt dat er is bezuinigd op cruciale afdelingen, zoals de inkoop. Dit moeten wij in de toekomst voorkomen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Even om het scherp te krijgen, in antwoord op uw reactie. Mijn fractie heeft jaar in, jaar uit gewaarschuwd dat je niet kunt bezuinigen en doorgaan op de oude voet, namelijk alle missies steunen, de JSF aanschaffen en onderzeeboten aanschaffen. Mijn vraag is cruciaal, in die zin dat ik u vraag hoe u dat in de toekomst voor u ziet. Deelt u met mij dat, gegeven het rapport waarover wij het vandaag hebben, de missiedruk, waarover ook in de rapporten wordt geschreven, in ieder geval moet worden herzien in relatie tot de middelen die wij hebben om de veiligheid voorop te stellen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij constateren in dit rapport met elkaar dat de bezuinigingen hebben geleid tot dit soort structurele fouten, even los van de vraag hoeveel missies je uitvoert. Wij waren dus niet in staat om ons defensieapparaat en onze militairen veilig weg te sturen naar Mali, met goed materieel, met de juiste zorg. Uw vraag is: willen wij het anders in de toekomst? Uiteraard willen wij het anders. Maar ik zeg ook tegen u en uw fractie: bent u daarvoor dan ook bereid om extra middelen uit te trekken?

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik constateer dat dat tot dit moment niet het geval is geweest.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):
Wat ik de heer Voordewind vroeg is of hij mijn mening deelt dat er fundamentele keuzes moeten worden gemaakt. Ik hoor u zeggen dat dat het geval is. Wij maken de fundamentele keuze voor een andere, slankere krijgsmacht door tegen een aantal missies ook nee te zeggen en door een aantal dingen, zoals de JSF en de onderzeeboten, niet aan te schaffen, zodat we niet overvragen. Ik moet constateren dat de ChristenUniefractie ook hier nu vandaag inderdaad zegt: dat fundamentele debat zullen wij moeten voeren. Wij zullen moeten zien of dat dan 8 miljard erbij oplevert en een meerderheid daarvoor, of die andere defensie, die zijn taken gewoon aankan. Maar ik constateer dat ook de ChristenUnie hier zegt: dat fundamentele debat over de toekomst van de krijgsmacht zullen wij moeten voeren.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat klopt. Dat debat moeten we voeren. We constateren dat Defensie het vredesdividend al drie keer heeft uitgegeven. Als we nog serieus willen praten over een defensieapparaat dat niet alleen maar mooie missies uitvoert in Afrika, constateren we ook dat die missies cruciaal zijn voor onze eigen veiligheid: buitenland is binnenland geworden. Ik hoop dat als we dat debat voeren, de SP niet wegloopt voor de gelden die er dan ook voor nodig zijn.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan over de zorg. Het ziekenhuis in Kidal is geaccepteerd voor noodgevallen, ook al voldeed het niet aan alle Nederlandse militaire maatstaven. De Kamer heeft de minister bij het debat over de instemming met de missie in december 2013 nog specifiek gevraagd of het role 2-ziekenhuis en de aanvliegroute voor de medische evacuatie, het zogenaamde "golden hour", gegarandeerd waren voor onze mensen daar. Het antwoord van de minister was: ja, dat is gegarandeerd. Nu blijkt volgens de Onderzoeksraad dat het Togolese ziekenhuis in Kidal niet voldeed aan de Nederlandse maatstaven. Ook in de artikel 100-brief, de verlengingsbrief voor Mali, van 11 september jongstleden, staat er niets over in gebreke blijven of verbeteringen van het ziekenhuis in Kidal. Waarom gaat deze verlengingsbrief daar niet op in, terwijl de minister het OVV-rapport al sinds 26 juni in haar bezit had? Ook het medisch inspectieteam van Defensie — zie pagina 7 — constateert in mei 2016 dat slechts in extreme situaties het ziekenhuis kon worden gebruikt. Hoe verklaart de minister dit alles? Kunnen onze militairen nu in Kidal rekenen op een volwaardige traumazorg als er weer iets vreselijk misgaat? Ik hoor graag de reactie van de minister op dat punt.

Terwijl de minister dit rapport al op 26 juni heeft gezien, belt zij afgelopen weekend pas met de nabestaanden om haar spijt te betuigen. Tevens besloot zij pas gisteren tot een operationele pauze in alle missiegebieden om extra veiligheidscontroles uit te voeren. Waarom heeft het zo lang geduurd om deze maatregel te nemen? Waarom is die niet al in juni genomen? Hoe lang gaan deze extra inspecties duren en wat betekent dit voor de verlenging van de huidige missie in Mali? Wat betekent het voor de militairen? Blijven zij zo lang in de kazernes of gaan ze op missie? Is de veiligheid van hen wel of niet gegarandeerd c.q. zijn de risico's verantwoord, ook nu we de kritiek hebben gezien op het ziekenhuis in Kidal? Ik hoor graag een reactie van de minister op dat punt.

Dan de vragen over de cultuur bij Defensie. Waarom is niet alsnog na de missie in Afghanistan de munitie onderzocht en getest voordat besloten werd deze weder te gebruiken gedurende de missie in Mali? Hoe verklaart de minister dat sommige van de respondenten in dit onderzoek van de OVV zeggen dat het melden van de onveilige situaties weinig zin heeft gehad omdat er toch niks mee werd gedaan? Herkent zij dit? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat er wel iets mee wordt gedaan en dat die kritische geluiden wel gehoord worden binnen het Defensieapparaat?

Voorzitter, ik rond af. Dit debat doet onvoldoende recht aan het grondige onderzoekswerk en de harde conclusies en aanbevelingen van de Onderzoeksraad. Er zal nog uitgebreid een debat gevoerd moeten worden indien er uiteraard een uitgebreide reactie van het kabinet ligt, ook over degenen die alle rode seinen genegeerd hebben, waardoor dit tragische ongeval uiteindelijk heeft kunnen plaatsvinden. Dat verdienen onze militairen, het thuisfront maar bovenal de nabestaanden van Henry Hoving en Kevin Roggeveld.

Dank u wel.

Meer informatie

Labels
Bijdragen
Defensie
Joël Voordewind

« Terug